College van Beroep voor het bedrijfsleven, 18-12-2014, ECLI:NL:CBB:2014:504, AWB 13/10
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 18-12-2014, ECLI:NL:CBB:2014:504, AWB 13/10
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 18 december 2014
- Datum publicatie
- 11 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2014:504
- Zaaknummer
- AWB 13/10
Inhoudsindicatie
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen
Uitspraak
uitspraak
zaaknummers: 13/10
(gemachtigde: mr. drs. S. van den Elst),
en
(gemachtigde: mr. C. Cromheecke.).
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de bij beschikkingen van 27 januari 2010 en 30 juli 2010 afgegeven S&O-verklaringen voor het jaar 2010 gecorrigeerd tot nihil.
Bij besluit van 30 januari 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2014.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens is voor appellante [naam 1] verschenen.
Overwegingen
1. De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: Wva) bepaalde, ten tijde en voor zover hier van belang, het volgende:
"Arikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
n.speur-en ontwikkelingswerk: door een S&O-inhoudingsplichtige, dan wel een S&O-belastingplichtige. Systematisch georganiseerde en in een lidstaat van de Europese Unie verrichte werkzaamheden, direct en uitsluitend gericht op:
(…)
1. technisch wetenschappelijk onderzoek;
2. de ontwikkeling van voor de S&O-inhoudingsplichtige of S&O-belastingplichtige technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, (onderdelen van) fysieke productieprocessen, of onderdelen van programmatuur ;
(…)
Artikel 24
1. De S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven, houdt over de periode vermeld in de verklaring een overeenkomstig bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen regels ingerichte administratie bij omtrent de aard, de inhoud, de omvang en de voortgang van het werk dat in de verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk.
(…)
Artikel 25
(…)
3. Onze Minister van Economische Zaken kan, indien blijkt dat de in artikel 24, eerste lid, bedoelde administratie niet voldoet aan het bij of krachtens dat artikel bepaalde aan de S&O-inhoudingsplichtige een correctie-S&O-verklaring afgeven tot een omvang waarvan onvoldoende aannemelijk is dat speur- en ontwikkelingswerk zoals opgenomen in de S&O-verklaring, is verricht.
(... ) "
De Uitvoeringsregeling S&O-afdrachtvermindering 2006 (Stcrt. 2005, 250, nadien gewijzigd, hierna: Uitvoeringsregeling) bepaalt voor zover hier van belang:
" Artikel 2
1. De S&O-inhoudingsplichtige of de S&O-belastingplichtige die speur- en ontwikkelingswerk verricht waarvoor hij beschikt over een S&O-verklaring voert gedurende de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft een zodanige administratie dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze zijn af te leiden: a. de aard en inhoud van het verrichte speur- en ontwikkelingswerk;
b. op welke dagen door een werknemer van de S&O-inhoudingsplichtige of door de S&O-belastingplichtige speur- en ontwikkelingswerk is verricht, en om hoeveel uur het per dag ging;
c. de voortgang van het verrichte speur- en onwikkelingswerk.
2. De S&O-inhoudingsplichtige of de S&O-belastingplichtige houdt de administratie zodanig bij dat deze binnen twee maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het speur- en ontwikkelingswerk is verricht, beschikbaar is voor controle.(…)"
2. Appellante heeft voor het jaar 2010 S&O-verklaringen aangevraagd voor een vijftal projecten: SAV050201 “Ontwikkeling technisch nieuwe vaatwaslijn voor grootkeukens”, 2009-01-02 “Ontwikkeling nieuwe dispenser voor sanitaire disposables”, 2009-01-03 “Ontwikkeling van een reinigingsinstallatie voor groot keukens”2009-02-01 “Ontwikkeling Whizzo” en 2010-1-1 “Ontwikkeling nieuwe oplaadbare batterij”.
3. Bij beschikkingen van 27 januari 2010 (periode 1) en 20 juli 2010 (periode 2) is aan appellante een S&O-verklaring voor 2010 afgegeven waarbij – in totaal – voor de onder 2 genoemde projecten de aangevraagde 8000 uren zijn toegekend.
Op 4 mei 2012 heeft een controlebezoek bij appellante plaatsgevonden. De bevindingen van dit bezoek zijn neergelegd in Rapport Controle WBSO van 23 mei 2012. Naar aanleiding van deze rapportage heeft verweerder de afgegeven S&O-verklaringen 2010 gecorrigeerd tot nihil voor wat betreft de projecten SAV050201 “Ontwikkeling technisch nieuwe vaatwaslijn voor grootkeukens” en 2010-1-1“Ontwikkeling nieuwe oplaadbare batterij”. Appellante is opgekomen tegen de correctie tot nihil van het project SAV050201.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de S&O-administratie van appellante is gebleken dat de door appellante uitgevoerde werkzaamheden niet overeenkomen met de werkzaamheden waarvoor de S&O-verklaringen zijn afgegeven. Het project SAV050201 ziet – blijkens de aanvraag – op het ontwikkelen van een nieuwe vaatwaslijn voor grootkeukens. Appellante heeft de uren evenwel volledig besteed aan de ontwikkeling van een reinigingsmiddel. Nu de uitgevoerde werkzaamheden geen onderdeel uitmaakten van de aanvraag, kunnen deze uren volgens verweerder niet worden aangemerkt als S&O-uren waarvoor de verklaring is afgegeven. Om die reden is de S&O-verklaring voor dit project gecorrigeerd tot nihil. Dat werkzaamheden ter ontwikkeling van een reinigingsmiddel mogelijkerwijs op zichzelf als S&O werkzaamheden aangemerkt zouden kunnen worden, is volgens verweerde niet relevant, reeds omdat deze werkzaamheden niet als zodanig in het kader van de aanvraag S&O van het project SAV050201 zijn vermeld.
5. Appellante stelt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat het ontwikkelen van de reinigingsmiddelen geen onderdeel uitmaakt van de door haar ingediende aanvraag van het project SAV050201 en dat daarom de hieraan bestede uren niet worden aangemerkt als S&O-uren. Het ontwikkelen van de reinigingsmiddelen vormt volgens appellante een onlosmakelijk onderdeel van de ontwikkeling van de nieuwe vaatwaslijn. In een rapport van een bedrijfscontrole uit 2007 heeft verweerder, volgens appellante, dat ook opgenomen. Dat appellante in 2010 meer uren heeft besteed aan de reinigingsmiddelen dan aan de ontwikkeling van de vaatwaslijn komt door het voortschrijdend inzicht bij appellante gedurende de ontwikkeling. Daarnaast is bij het bedrijfsbezoek door de heer [naam 2] aangegeven dat de administratie van appellante in orde was, aldus appellante. Tevens acht appellante het onbegrijpelijk dat haar S&O verklaring tot nihil wordt gecorrigeerd terwijl V-Max BV, waar appellante een dochtermaatschappij van is, voor hetzelfde project een correctie heeft gekregen van 75% van haar S&O verklaring, en derhalve 25% van de gewerkte uren wel zijn geaccepteerd als S&O in het kader van hetzelfde project. Nu beide bedrijven zeer met elkaar verbonden zijn, eenzelfde administratie voeren en nauw hebben samengewerkt in het kader van dit project valt – in de visie van appellante – niet in te zien waarom bij haar ook niet 25% van de uren als S&O werkzaamheden worden geaccepteerd. Er zijn S&O-werkzaamheden verricht, er is een innovatief product opgeleverd, maar daar gaat verweerder aan voorbij. Dat het innovatief is blijkt ook wel uit de octrooiaanvraag die zal worden toegekend. De S&O-verklaring is dan ook ten onrechte tot nihil gecorrigeerd. Voorts heeft appellante betoogd dat verweerder haar heeft tegengewerkt.
Gelet op het bestreden besluit en hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en aangevoerd is in de eerste plaats in geschil of de werkzaamheden voor wat betreft het ontwikkelen van de reinigingsmiddelen onderdeel uitmaken van de door appellante ingediende aanvraag “Ontwikkeling technisch nieuwe vaatwaslijn voor grootkeukens”, op basis waarvan de S&O-verklaring is afgegeven. Niet in geschil is dat appellante geen andere werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van project SAV050201.
Het College overweegt het volgende.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de vraag of de werkzaamheden die appellante heeft verricht, kunnen worden begrepen onder de werkzaamheden waarvoor de S&O-verklaringen zijn afgegeven, moet worden beoordeeld aan de hand van de omschrijving van het project in de aanvraag en de toelichtingen daarop.
In de aanvraag van appellante staat vermeld bij het in geschil zijnde project (de tekst van de aanvragen voor 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 en die van 1 juli 2010 tot en met 31 december 2010 is gelijkluidend):
“Omschrijving:
Dit project richt zich op het ontw van een nieuwe eigen vaatwaslijn voor
grootkeukens. Bij vaatwasmachines worden normaal tabletten toegepast, weke bestaan uit de volgende bestandsdelen, onthardingsmiddel, naspoelmiddel, chloor
en verschillende alkalische stoffen. Echter zijn de tabletten overgedoseerd waardoor een grote hoeveelheid bestanddelen onnodig in het afvoerwater terecht komt. De bestanddelen worden uit elkaar getrokken en een unit wordt ontw waar bestanddelen gescheiden en gedoseerd in de vaatwasser gespoten kunnen worden.
De unit zal dmv te ontw pompsysteem de juiste dosering van bestanddelen toevoegen. Dit absoluut nieuw proces zal geheel automatisch worden aangestuurd. Hierdoor kan op een bepaald moment afhankelijk van gemeten parameters een bepaalde dosering gegeven worden. In grootkeukens is er op een vast tijdstip een bepaald produkt wat afgewassen moet worden. ‘s ochtends eerst ontbijtborden en bestek, rond 11.00 uur koffiekopjes en om 18.00 borden van diner. Elk product heeft zijn eigen behandeling nodig. Er zal een unit ontw moeten worden welke klatspecifiek kan worden aangepast. Dit is niet mogelijk met de bestaande
units. De unit moet tevens aan te sturen zijn via internet. Indien er problemen
zijn met het systeem kan op afstand de dosering, aansturing of tijdstip worden
aangepast. Het gehele systeem zal voor een lagere milieubelasting zorgen.