College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29-05-2015, ECLI:NL:CBB:2015:185, AWB 13/823
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29-05-2015, ECLI:NL:CBB:2015:185, AWB 13/823
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 29 mei 2015
- Datum publicatie
- 24 juni 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2015:185
- Zaaknummer
- AWB 13/823
- Relevante informatie
- Wet tuchtrechtspraak accountants [Tekst geldig vanaf 01-01-2020 tot 01-07-2023]
Inhoudsindicatie
Accountantstucht
Driejaarstermijn artikel 22 Wtra (oud). Constatering in de zin van artikel 22, eerste lid, Wtra.
De accountantskamer is terecht tot het oordeel gekomen dat betrokkene voortvarend heeft gehandeld en hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
De klacht is deels terecht niet-ontvankelijk en deels terecht ongegrond verklaard.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 13/823
20150
de maatschap [naam 1] & [naam 2], te [plaats], appellante, tegen de uitspraak van de accountantskamer van 14 oktober 2013 gegeven op een klacht, op 2 mei 2013 door appellante ingediend tegen [naam 3] RA (betrokkene).
Procesverloop in hoger beroep
[naam 2] ([naam 2]) heeft, naar het College begrijpt, namens appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 14 oktober 2013, met nummer 13/945 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2013:50).
Betrokkene heeft een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift gegeven.
Appellante heeft bij brieven van 31 maart 2015 en 4 april 2015 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2015. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2]. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn kantoorgenoot [naam 4].
Grondslag van het geschil
1. Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd.
Uitspraak van de accountantskamer
De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, houdt het volgende in:
“a. betrokkene heeft de overdracht van het pand onzorgvuldig verwerkt in de jaarrekening 2007 van de maatschap en nadien geweigerd die onjuiste verwerking te corrigeren;
b. betrokkene is in de jaarstukken uitgegaan van een onjuist berekende fiscale bijtelling in verband met een in 2004 gekochte auto, door ten onrechte uit te gaan van de factuurwaarde in plaats van de nieuwwaarde en betrokkene heeft nadien geweigerd die onjuiste berekening te corrigeren;
c. betrokkene heeft in augustus 2012 een factuur gezonden zonder dat daarvoor een grond duidelijk werd gemaakt en zonder dat die nota werd gespecificeerd;
d. betrokkene heeft zijn medewerking aan de overdracht van de werkzaamheden en het verschaffen van inlichtingen aan een opvolgend accountantskantoor afhankelijk gesteld van betaling van de factuur van 6 augustus 2012;
e. betrokkene is bij de verwerking van de kapitaalstanden in de jaarrekeningen ten onrechte steeds uitgegaan van een vast rentepercentage per jaar in plaats van een actueel rentepercentage per kwartaal.”
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht voor zover deze ziet op klachtonderdeel a gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond verklaard, voor zover deze ziet op klachtonderdelen b en e niet-ontvankelijk verklaard en voor zover deze ziet op de klachtonderdelen c en d ongegrond verklaard.