Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 05-11-2015, ECLI:NL:CBB:2015:363, 14/602

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 05-11-2015, ECLI:NL:CBB:2015:363, 14/602

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
5 november 2015
Datum publicatie
17 november 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CBB:2015:363
Zaaknummer
14/602
Relevante informatie
Wet tuchtrechtspraak accountants [Tekst geldig vanaf 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

Accountantstucht. Klacht ingediend door het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Het niet doen van een melding van een ongebruikelijke transactie. Het hoger beroep van BFT is gericht tegen het feit dat de accountantskamer, ondanks dat de beide klachtonderdelen gegrond zijn verklaard, aan de betreffende accountant toch geen maatregel heeft opgelegd. De accountant heeft geen hoger beroep ingesteld, maar voert als verweer dat geen sprake was van een ongebruikelijke transactie die hij had dienen te melden. Dat verweer faalt. Het hoger beroep is gegrond. Het College legt alsnog de maatregel van waarschuwing op.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 14/602

20150

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 25 juli 2014, gegeven op een klacht, op 19 december 2013 door appellant ingediend tegen [naam] RA, betrokkene.

Procesverloop in hoger beroep

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 25 juli 2014, met nummer 13/2906 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2014:62).

Betrokkene heeft een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift gegeven.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2015.

Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Betrokkene is eveneens verschenen.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Betrokkene heeft samenstellingsverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen over de boekjaren 2009 en 2010 van een coffeeshop. In de onder verantwoordelijkheid van betrokkene samengestelde jaarstukken over 2010 is een kassaldo van de coffeeshop per 31 december 2009 vermeld van € 504.420,-- en een kassaldo per 31 december 2010 van € 499.750,--.

Uitspraak van de accountantskamer

2.1

De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, houdt het volgende in:

I. Betrokkene is ten onrechte niet overgegaan tot het melden van twee ongebruikelijke transacties bij de “Financial Intelligence Unit Nederland” (FIU-NL) bij een coffeeshop, zulks in strijd met artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT), te weten:

- het aanhouden van een kassaldo van € 504.420,-- per ultimo 2009 zonder onderliggende (sluitende) kasadministratie en overige administratieve bescheiden en

- het aanhouden van een kassaldo van € 499.750,-- per ultimo 2010 zonder onderliggende (sluitende) kasadministratie en overige administratieve bescheiden.

II. Betrokkene heeft, in strijd met NVCOS 4410 en NVCOS 240, bij het samenstellen van de jaarrekeningen van deze coffeeshop over 2009 en 2010 geen nader onderzoek uitgevoerd en/of gegevens opgevraagd met betrekking tot de ontbrekende kasadministratie.

Betrokkene heeft hiermee volgens appellant gehandeld in strijd met de fundamentele

beginselen integriteit, zorgvuldigheid en professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4

onder a, c en e van de Verordening gedragscode Ra’s (VGC).

2.2

Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer klachtonderdeel I gegrond verklaard. Klachtonderdeel II is gedeeltelijk gegrond verklaard, namelijk voor zover het betrekking heeft op het achterwege laten van enige actie als bedoeld onder 14 van de NV COS 4410 ten aanzien van de inkopen, zoals het inwinnen van inlichtingen bij de leiding van de entiteit om de betrouwbaarheid en volledigheid van de verstrekte informatie vast te stellen, het vragen van aanvullende informatie en het eventueel teruggeven van de opdracht.

2.3

De accountantskamer heeft betrokkene geen maatregel opgelegd en hiertoe overwogen dat betrokkene weliswaar in strijd heeft gehandeld met de fundamentele beginselen “professioneel gedrag” en “deskundigheid en zorgvuldigheid”, maar gelet op de aard van het bedrijf van de cliënt (een coffeeshop, waar door de overheid de verkoop van softdrugs wordt gedoogd, terwijl de inkoop en bevoorrading als crimineel handelen worden beschouwd) en de zich daarin voordoende bijzondere omstandigheden, wordt dit betrokkene in dit geval niet te zwaar aangerekend. De accountantskamer heeft er voorts rekening mee gehouden dat betrokkene inmiddels tot het inzicht is gekomen dat het voor een accountant eigenlijk onmogelijk is zijn diensten in de deze branche te verlenen, zonder daarbij op gespannen voet te geraken met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels en dat betrokkene sinds 2012 niet meer voor coffeeshops werkt.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing