Home

Centrale Raad van Beroep, 02-03-2006, AV5221, 05/389 CSV

Centrale Raad van Beroep, 02-03-2006, AV5221, 05/389 CSV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 maart 2006
Datum publicatie
16 maart 2006
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2006:AV5221
Formele relaties
Zaaknummer
05/389 CSV
Relevante informatie
Coördinatiewet Sociale Verzekering [Tekst geldig vanaf 01-01-2006] [Regeling ingetrokken per 2006-01-01]

Inhoudsindicatie

Looncontrole. Correctienota. Eigen bijdrage computerapparatuur niet volgens voorwaarden PC-privé-regelingen CVS. Gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

05/389 CSV

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Namens appellante heeft G.Z. van Elten FB, verbonden aan Schuiteman Accountants .

& Adviseurs te Voorthuizen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 december 2004 met kenmerk 04/1195.

Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is behandeld ter zitting van 19 januari 2006, waar voor appellante zijn verschenen G.Z. van Elten en zijn kantoorgenoot mr. T. Tanghe, en waar gedaagde zich met voorafgaand bericht niet heeft doen vertegenwoordigen.

II. MOTIVERING

Bij appellante is op 24 september 2003 een looncontrole uitgevoerd. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van 2 oktober 2003 en - naar aanleiding van de reactie van appellante op dat rapport - een aanvullend rapport van 17 november 2003. Op 17 december 2003 heeft gedaagde aan appellante correctienota’s opgelegd over de jaren 2000 tot en met 2003. Volgens gedaagde voldoet de brutoloonverlaging van de werknemers van appellante die via een inhouding op hun brutoloon een eigen bijdrage leverden voor de aan hen verstrekte computerapparatuur niet aan de gestelde voorwaarden, zodat de ingehouden bedragen als premieloon moeten worden aangemerkt. De door appellante tegen deze nota’s gemaakte bezwaren zijn bij besluit van 22 april 2004 gegrond verklaard voorzover het de hoogte van de correctie over het jaar 2000 betreft, en voor het overige ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het namens appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Zij oordeelde dat gedaagde in het onderhavige geval de voorwaarde mocht stellen dat de verlaging van het brutoloon invloed op de hieraan gerelateerde loonbestanddelen dient te hebben. Nu de verlaging van het brutoloon geen gevolg heeft gehad voor de vakantiegelduitkering, de overwerktoeslag en de jaarlijkse procentuele loonsverhoging is gedaagde niet gehouden de eigen bijdrage niet als loon aan te merken. De rechtbank heeft voorts het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen.

In hoger beroep heeft appellante het oordeel van de rechtbank gemotiveerd bestreden. Appellante meent dat sprake is geweest van een reële verlaging van het brutoloon welke op een correcte wijze op de loonstrook is gepresenteerd. Voorts houdt appellante staande dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat het op grond van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 23 september 2000, nr. CPP2003/1025M, wel is toegestaan de regeling van de arbeidsvoorwaarden zodanig aan te passen dat een verlaging van het brutoloon geen invloed heeft op het uurloon op grond waarvan een overwerk- of onregelmatigheidstoeslag wordt berekend. Tot slot heeft appellante betoogd dat gedaagde in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel handelt door de over het begrip contractloon ontwikkelde beleidsregels, waaraan appellante het vertrouwen ontleende dat zij juist handelde, op grond van voortschrijdend inzicht steeds aan te vullen met beleidsregels waarin dit begrip nader wordt uitgelegd.

De Raad overweegt het volgende.

Met betrekking tot PC privé-regelingen die niet onder het toepassingsbereik van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k (oud), van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) vallen heeft (de rechtsvoorganger van) gedaagde in het Besluit PC privé van 30 september 1998 (Stcrt. 1998, 196) beleid neergelegd. In dat besluit is bepaald dat de eigen bijdrage van de werknemer in de vorm van een verlaging van het contractloon in het kader van een verstrekking van een personal computer en toebehoren door de werkgever niet als loon wordt aangemerkt, waarbij het contractloon is gedefinieerd als in een arbeidsovereenkomst vastgelegd loon. Nadien heeft gedaagde zich aangesloten bij het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 29 juli 1999, DB 99/2355, waarin een drietal voorbeelden van PC-regelingen is gepubliceerd welke zowel voor de loonbelasting/premieheffing als voor de premieheffing werknemersverzekeringen aanvaardbaar zijn, en zijn beleid nader uitgewerkt in onder meer de Mededeling van het Lisv met kenmerk M 00.028 van 15 maart 2000 over het zogenoemde cafetariasysteem.

Naar vaste rechtspraak van de Raad kon gedaagde op basis van de hiervoor vermelde beleidsregels met het oog op de realiteitswaarde van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto loonsverlaging de voorwaarde stellen dat die loonsverlaging doorwerkt in die zin dat ook de grondslag van de daarvan afhankelijke looncomponenten zoals de vakantietoeslag wordt verlaagd.

Ofschoon schriftelijke aanvullende arbeidsovereenkomsten waarin deze afspraken zijn neergelegd ontbreken, acht de Raad op grond van de gedingstukken voldoende aannemelijk dat appellante in 2000 met een aantal van haar werknemers is overeengekomen dat zij als tegenprestatie voor aan hen te verstrekken computerapparatuur een eigen bijdrage verschuldigd zijn en dat zij ermee hebben ingestemd dat hun brutoloon gedurende 24 maanden wordt verlaagd met gevolgen voor een aantal aan dat loon gerelateerde looncomponenten en uitkeringen. Echter, uit de loonstroken blijkt dat er geen sprake is geweest van een reële verlaging van het brutoloon. Op het ongewijzigde brutoloon is immers een bedrag ingehouden bij wijze van eigen bijdrage van de werknemer, terwijl alle aan het brutoloon gerelateerde looncomponenten zijn afgeleid van het - niet verlaagde - brutoloon en bijgevolg ook de grondslag van de vakantietoeslag niet is verlaagd.

Het voorgaande leidt de Raad tot het oordeel dat in het geval van appellante niet is voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarde, zodat terecht tot navordering van premie is overgegaan.

Het beroep van appellante op het rechtszekerheidsbeginsel slaagt niet. Daartoe overweegt de Raad in de eerste plaats dat hij evenals de rechtbank geen grond ziet voor de opvatting van appellante dat gedaagde het in het Besluit PC Privé neergelegde beleid met de hiervoor vermelde Mededeling van 15 maart 2000 heeft aangescherpt. Gelet op de tekst van deze mededeling behelst deze ook naar het oordeel van de Raad slechts een verduidelijking van de door gedaagde bij de toepassing van artikel 4 en volgende van de CSV gevolgde gedragslijn, waarbij de inhoud van het begrip contractloon geen wijziging heeft ondergaan. Daarbij tekent de Raad aan dat de gedingstukken geen steun bieden aan de door appellante gegeven uitleg aan het begrip contractloon.

Het betoog van appellante dat ingaande 1 januari 2006 een verruiming van het beleid heeft plaatsgevonden welke gevolgen dient te hebben voor de in het geding zijnde premiecorrecties gaat eraan voorbij dat vanaf die datum de Belastingdienst bevoegd is met betrekking tot de premieheffing werknemersverzekeringen.

Met betrekking tot het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel volstaat de Raad met een verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank op dit onderdeel, welke hij volledig onderschrijft.

Gezien het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.

De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus gewezen door mr. R.C. Schoemaker als voorzitter en mr. G. van der Wiel en

mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als leden, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2006.

(get.) R.C. Schoemaker.

(get.) R.E. Lysen

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending

beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van het begrip loon in de artikelen 4 tot en met 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.