Centrale Raad van Beroep, 06-06-2008, BD3740, 07-2378 WAO
Centrale Raad van Beroep, 06-06-2008, BD3740, 07-2378 WAO
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 6 juni 2008
- Datum publicatie
- 12 juni 2008
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2008:BD3740
- Zaaknummer
- 07-2378 WAO
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek om herziening op grond van evidente onjuistheid, foutieve uitleg van de eigen jurisprudentie. Geen nieuwe feiten en omstandigheden.
Uitspraak
07/2378 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 maart 2007, 04/4506 WAO, in het geding tussen:
[Verzoekster] (hierna: verzoekster)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 6 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, heeft namens verzoekster verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 16 maart 2007, 04/4506 WAO.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en daarbij verzocht verzoekster wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht te veroordelen in de proceskosten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2008.
Mr. De Jonge is verschenen voor verzoekster.
Het Uwv was vertegenwoordigd door drs. J. Hut.
II. OVERWEGINGEN
1. Verzoekster heeft verzocht om "herziening op grond van evidente onjuistheid, foutieve uitleg van de eigen jurisprudentie en op grond van nieuwe feiten en omstandigheden". Verzoekster is van mening dat haar aanspraken bij de bestreden uitspraak die uitsluitend handelt over de kwestie van de vergoeding van de rapporten van mevrouw Verhage niet naar behoren zijn erkend. De gronden van het verzoek zijn uiteengezet in het aanvullende verzoekschrift van 28 juni 2007.
2.1. De Raad overweegt dat de door de gemachtigde van verzoekster gewenste hernieuwde discussie over de deskundigheid van mevrouw Verhage en de juistheid van het in de bestreden uitspraak neergelegde oordeel dat de rapporten van mevrouw Verhage niet voor vergoeding in aanmerking komen, niet kan worden gevoerd, tenzij sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2. De Raad heeft echter in het aanvullende verzoekschrift geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb kunnen ontwaren. Daarom dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
3. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 20 februari 2008, LJN BC5177, overweegt de Raad dat er termen aanwezig zijn om verzoekster te veroordelen in de door het Uwv gemaakte proceskosten. Het te vergoeden bedrag wordt met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 16,50 ter zake van de door de gemachtigde van het Uwv gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting van de Raad.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af;
Veroordeelt verzoekster in de proceskosten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot een bedrag van € 16,50.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
SSw