Gerechtshof Amsterdam, 27-03-2000, AA7990, 98/01991
Gerechtshof Amsterdam, 27-03-2000, AA7990, 98/01991
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 27 maart 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2000:AA7990
- Zaaknummer
- 98/01991
Inhoudsindicatie
Artikel II, eerste lid, van de Wet houdende wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (de wijzigingswet)/Is het overschrijven van het kenteken in het kentekenregister een vervreemding in de zin van de wijzigingswet/Niet in alle gevallen van wijziging van de tenaamstelling in het kentekenregister is sprake van een vervreemding van het motorrijtuig/ Aan een dergelijke wijziging in het kentekenregister kan slechts een vermoeden worden ontleend dat voor tegenbewijs vatbaar is.
Uitspraak
98/01991
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tweede Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Douane district Y, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 4 mei 1998, ingediend door A. Te B, directeur van belanghebbende, en aangevuld bij brief van 3 augustus 1998. Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 27 maart 1998, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, gedagtekend 18 februari 1998. De naheffingsaanslag werd opgelegd tot een beloop van f 7.336. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot f 733.
Verweerder heeft een vertoogschrift ingediend. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
Ter zitting van 20 januari 2000 zijn verschenen en gehoord A, namens belanghebbende, alsmede verweerder.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende oefent een automobiel- en garagebedrijf uit. De aandelen in belanghebbende en D. B.V. zijn in handen van C. B.V. Belanghebbende was eigenaar van een motorvoertuig van het merk Mercedes-Benz, type 250 TD 69Kw (hierna: de auto). Voor deze auto was op 25 oktober 1991 het (grijze) kenteken 00-00-00 afgegeven.
2.2 Bij beschikking van 11 mei 1994 heeft de Belastingdienst/Douane post Y aan belanghebbende ter zake van de auto een "verklaring omtrent ombouw" afgegeven, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Op 11 mei 1994 is aan mij getoond het vervoermiddel Mercedes-Benz, (...) voorzien van het kenteken 00-00-00, (...).
Dit vervoermiddel is op grond van de wet B.P.M. die van toepassing was tot en met 31 december 1993 niet aan te merken als een personenauto en was derhalve niet B.P.M.-plichtig.
Op grond van de wetswijziging zoals deze bekend is gemaakt op 23 december 1993, staatsblad 1993 nr. 673 moet dit vervoermiddel thans worden aangemerkt als personenauto.
Als gevolg van de overgangsmaatregel als bedoeld in artikel II van de wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen 1992 i.v.m. de verruiming van het begrip personenauto (...) is voor deze personenauto geen B.P.M. verschuldigd indien de ombouw, (i.c. het aanbrengen van zitplaatsen en/of zijruiten in de laadruimte) binnen de periode 1 januari 1994 tot 2 juli 1994 heeft plaatsgevonden, en vanaf het moment van ombouw de motorrijtuigenbelasting, naar het tarief dat geldt voor personenauto’s, is betaald.
Heden is vastgesteld dat voor bovengenoemde personenauto aan deze voorwaarden is voldaan.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bij vervreemding van deze personenauto na 1 juli 1994 de B.P.M. alsnog verschuldigd is en wel door degeen op wiens naam de personenauto onmiddellijk voor of op het tijdstip van vervreemding is geregistreerd. Deze verklaring kan bij vervreemding voor 2 juli 1994 aan de nieuwe eigenaar worden overgedragen; deze verklaring wordt slechts eenmaal verstrekt én omtrent afgifte hiervan wordt aantekening gesteld in het kentekenregister van de R.D.W."
2.3 De Rijksdienst voor het wegverkeer heeft voor de auto een op naam van belanghebbende gesteld (geel) kenteken 11-11-11 afgegeven.
2.4 Sinds 11 september 1997 staat het kenteken van de auto geregistreerd ten name van D B.V. (hierna: D B.V.).
2.5 Op 6 november 1997 berichtte de Belastingdienst Douane post E aan de Douane district Y, voor zover hier van belang:
"Toepassing van de overgangsmaatregel als bedoeld in artikel II, tweede lid van de wijzigingswet BPM ten aanzien van een motorrijtuig;
Merk : Mercedes-Benz
(...)
Kenteken :
De hiervoor bedoelde vrijstelling werd verleend aan:
X BV
(...)
Blijkens mededeling van de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam, werd het voor bedoeld motorrijtuig afgegeven kentekenbewijs op 11-09-97 overgeschreven op een andere naam.
Mocht het onderhavige motorrijtuig daadwerkelijk zijn vervreemd, wordt verzocht passende maatregelen te treffen."
2.6 Op 14 januari 1998 berichtte de Douane post Y aan belanghebbende, voor zover hier van belang:
"U had een motorrijtuig met de volgende gegevens tot u beschikking:
Merk : Mercedes Benz
(...)
Kenteken :
Voor dit motorrijtuig is een verklaring omtrent ombouw afgegeven. De belastingdienst heeft vastgesteld dat dit motorrijtuig op 11-09-97 is overgegaan in iemand anders bezit (vervreemding). Er kan daarom aanleiding bestaan u een naheffingsaanslag BPM op te leggen. Deze naheffingsaanslag kunt u, in voorkomend geval, vanaf twee weken na heden verwachten.
Indien u van mening bent dat u ten onrechte een naheffingsaanslag BPM zal worden opgelegd, omdat u:
- op 1 juli 1994 geen houder was van bovengenoemd motorrijtuig; of
- u de BPM aan de belastingdienst reeds heeft betaald;
dan kunt u dit schriftelijk mededelen aan bovenstaand adres.
U wordt er echter op gewezen dat het niet betalen van belasting door schriftelijke bewijsstukken dient te worden gestaafd, waarop desgewenst controle kan plaatsvinden. Indien u dit tijdig (...) doet en er wordt vastgesteld dat u geen belastingplichtige bent, dan zal de naheffingsaanslag niet worden opgemaakt.
Bent u niet tijdig en is de aanslag al opgemaakt en verzonden, dan kunt u hiertegen in bezwaar komen. Op de naheffingsaanslag vindt u een nadere toelichting."
2.7 Met dagtekening 18 februari 1998 is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Op de naheffingsaanslag is onder meer het volgende vermeld:
"reden naheffingsaanslag
U had een motorrijtuig ter beschikking waarvoor een verklaring omtrent ombouw is afgegeven. De belastingdienst heeft vastgesteld dat dit motorrijtuig overgegaan is in iemand anders bezit (vervreemding). U bent daarom BPM verschuldigd.
Toelichting
De vervreemding van deze personenauto heeft plaatsgevonden na 1 juli 1994. Op grond van artikel II, tweede lid, van de Wijziging Wet op de Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen 1992, wet van 16 december 1993 (Stb. 1993/673) bent U, vanwege het feit dat op uw naam de personenauto onmiddellijk vóór het tijdstip van die vervreemding stond geregistreerd, de belasting verschuldigd.
Gegevens vervreemding
Datum: 11-09-97
Kenteken: ".
3. Geschil
In geschil is of de onderhavige personenauto is vervreemd en zo ja, of dan aan belanghebbende terecht een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen is opgelegd.
4. Standpunten van partijen
4.1 Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
4.2 Belanghebbende heeft ter zitting het volgende aan haar stellingen doen toevoegen.
In 1997 waren er ongeveer 40 lease-auto’s. Tegenwoordig staan alle lease-auto’s op naam van D B.V.. De onderhavige auto is een wat ouder model en stond nog op naam van X BV. D B.V. is in 1992 opgericht ten behoeve van de lease-activiteiten in het concern. In verband daarmee is in 1992 de economische eigendom van de auto aan D B.V. overgedragen. D B.V. heeft hiervoor een vergoeding betaald aan belanghebbende. De economische eigendomsoverdracht kan worden aangetoond door middel van de balans van belanghebbende uit 1992. Desgewenst wil belanghebbende deze ter inzage verstrekken. D B.V. heeft voor de verkrijging van de juridische eigendom geen vergoeding betaald. In de beleving van belanghebbende was dat ook niet nodig omdat D B.V. reeds over de eigendom beschikte.
De B.V.’s vormen voor de omzetbelasting een fiscale eenheid.
4.3 Verweerder heeft ter zitting het volgende aan zijn stellingen toegevoegd. In de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (de Wet) staat registratie in het kentekenregister centraal. Van vervreemding in de zin van de Wet van 23 december 1993 is ook sprake in geval van kentekenoverschrijving. Indien een wijziging in de tenaamstelling plaatsvindt, houdt dit een vervreemding in in de zin van de Wet. Een wijziging van de tenaamstelling in het kentekenregister hoeft niet altijd samen te vallen met de feitelijke overdracht. De ombouwverklaring is op naam van belanghebbende gesteld omdat zij ten tijde van het afgeven van die verklaring als eigenaar stond geregistreerd.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Artikel II, eerste lid, van de Wet houdende wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (de wijzigingswet), houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: indien vóór 1 januari 1994 een geregistreerd motorrijtuig als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Wet BPM, zoals dat artikel luidde op 31 december 1993, in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto wordt in de zin van artikel 3 van de Wet BPM zoals dat luidde op 31 december 1993, is belasting van personenauto’s en motorrijwielen verschuldigd door degene op wiens naam het motorrijtuig is geregistreerd. Artikel II, tweede lid, van de wijzigingswet bepaalt in afwijking in zoverre van het eerste lid, dat voor motorrijtuigen die vóór 1 januari 1993 zijn geregistreerd en die uiterlijk op 1 juli 1994 door het aanbrengen van zijruiten of zitplaatsen in de laadruimte in een zodanige staat zijn gebracht dat deze een personenauto zijn, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen verschuldigd is bij de vervreemding van de personenauto na 1 juli 1994, mits vanaf het tijdstip waarop het motorrijtuig een personenauto is geworden, de motorrijtuigenbelasting is betaald naar het tarief voor personenauto’s. De belasting is in die gevallen verschuldigd door degene op wiens naam de personenauto onmiddellijk vóór het tijdstip van de vervreemding is geregistreerd.
5.2 Verweerder verdedigt de opvatting dat het overschrijven van het kenteken op naam van D B.V. op 11 september 1997 een vervreemding is in de zin van de wijzigingswet. In de kern komt de opvatting van verweerder erop neer dat van vervreemding reeds dan sprake is, indien de tenaamstelling het kentekenregister wordt gewijzigd. Het Hof kan verweerder hierin niet volgen. In de regel zal degene op wiens naam het kenteken staat geregistreerd, degene zijn die eigenaar is van het motorrijtuig. Dit brengt echter niet mee dat in alle gevallen van wijziging van de tenaamstelling in het kentekenregister sprake is van een vervreemding van het motorrijtuig. Aan een dergelijke wijziging kan weliswaar een vermoeden van vervreemding worden ontleend, doch dit vermoeden is voor tegenbewijs vatbaar.
5.3 Belanghebbende heeft ter zitting, door verweerder niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, gesteld dat de economische eigendom van de auto in 1992 aan D B.V. is overgedragen, dat D B.V. hiervoor een vergoeding heeft betaald aan belanghebbende en dat de eigendomsoverdracht in de jaarstukken 1992 van belanghebbende is verwerkt. Daarvan uitgaande heeft de vervreemding van het motorrijtuig door belanghebbende aan D B.V. plaatsgevonden in 1992 en kan de overdracht van de juridische eigendom, gepaard gaande met een wijziging in de registratie in het kentekenregister op 17 september 1997 niet opnieuw als een vervreemding van het motorrijtuig worden aangemerkt.
5.4 Uit al het vorenoverwogene volgt dat belanghebbende geen belasting van personenauto’s en motorrijwielen verschuldigd is geworden. Dit houdt in dat naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en dient te worden vernietigd.
6. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Voor vergoeding komen in aanmerking reiskosten tot een bedrag van f 50. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is het Hof niet gebleken.
7. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak en de naheffingsaanslag,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van f 50 en gelast dat de Staat die kosten aan belanghebbende vergoedt, en
- gelast dat verweerder het voor dit beroep betaalde griffierecht ad f 80 aan belanghebbende vergoedt.
De uitspraak is gedaan op 27 maart 2000 door mr. Bijl, voorzitter, mrs. Boersma en Possen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Van Aalst als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.