Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-06-2001, AB2349, 00/03427

Gerechtshof Amsterdam, 21-06-2001, AB2349, 00/03427

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 juni 2001
Datum publicatie
6 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2001:AB2349
Zaaknummer
00/03427

Inhoudsindicatie

Verkoop van kampeerauto met mogelijkheid voor koper tot terugverkoop tegen afgesproken koopsom is geen bedrijfsmatige verhuur van deze kampeerauto.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Centraal bureau motorrijtuigenbelasting Apeldoorn, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Belanghebbende heeft op 22 september 2000 bij het Gerechtshof te Arnhem beroep ingesteld tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 22 september 2000, betreffende een aantal op 21 augustus 2000 gedagtekende beschikkingen als bedoeld in artikel 6, lid 8, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994. Na doorzending is het beroepschrift op 3 oktober 2000 ontvangen op de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam.

Bij de in geschil zijnde beschikkingen heeft de inspecteur onder meer ten aanzien van twaalf kampeerauto's op naam van belanghebbende beslist dat deze bedrijfsmatig zouden worden verhuurd en derhalve vallen onder het dubbele drie-maands-tarief, opgenomen in artikel 30, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb). Het betrof onder meer de kampeerauto's met het kenteken XX-00-XX (enz. enz). Blijkens de tekst van de in geschil zijnde beschikkingen heeft de inspecteur zijn (kennelijk) eerder genomen beschikkingen met betrekking tot deze kampeerauto's ingetrokken.

Ten aanzien van deze elf kampeerauto's heeft belanghebbende bezwaar gemaakt in een op 18 augustus 2000 gedateerd stuk. Bij de in geschil zijnde uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar voor al deze kampeerauto's afgewezen.

Belanghebbende concludeert in zijn beroepschrift dat de beschikkingen moeten worden vernietigd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en hierin concludeert hij tot bevestiging van de uitspraak.

Ter zitting van 11 april 2001 is verschenen A, manager van belanghebbende en gevolmachtigde, alsmede de inspecteur. A heeft een aantal stukken overgelegd waarvan de inspecteur kennis heeft kunnen nemen en waarover hij zich heeft kunnen uitlaten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende verhuurt kampeerauto's zowel gedurende korte periodes als gedurende langere periodes van omstreeks 9 maanden. In een aantal gevallen, met name bij te verwachten langdurig gebruik door niet-ingezetenen, sluit belanghebbende niet een standaard-huurovereenkomst maar verkoopt hij de kampeerauto voor de werkelijke waarde aan de aanstaande gebruiker tegen contante betaling. De te betalen koopsom verhoogt belanghebbende in dat geval met de verzekeringspremie en de motorrijtuigenbelasting die verschuldigd is over de periode waarin de gebruiker van de kampeerauto naar verwachting gebruik zal maken van de kampeerauto.

2.2. Bij een dergelijke verkoop aan de aanstaande gebruiker blijft de kampeerauto op naam van belanghebbende in het kentekenregister staan terwijl ook de verzekering op naam van belanghebbende doorloopt. De koper krijgt alle kentekenbewijzen mee.

Volgens de overeenkomst tussen belanghebbende en de gebruiker is deze laatste aansprakelijk voor alle boetes, staat het hem vrij de kampeerauto op wat voor manier dan ook te gebruiken, te verkopen of te exporteren. Wanneer een maand na het verstrijken van de verwachte gebruiksduur de kampeerauto niet terug is bij belanghebbende wordt, behoudens overeengekomen verlenging van de verwachte gebruiksperiode, de tenaamstelling van belanghebbende in het kentekenregister doorgehaald en dit gebeurt ook bij bewijs van export van de kampeerauto.

2.3. In een brief van 5 september 1995 aan belanghebbende heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zich uitgesproken over een zogenaamde "export-achteraf-procedure". Zulks hield verband met het feit dat een niet-ingezetene geen motorvoertuig op zijn naam kan laten registreren

2.4. In een brief aan de Belastingdienst naar aanleiding van een onderzoek heeft belanghebbende aangegeven dat voor niet-ingezetenen een reguliere huur gedurende langere termijn onbetaalbaar is en dat het kopen van een kampeerauto voor hen niet goed mogelijk is gelet op de voor de buitenlandse klant "vreemde" regels. De in die brief geschetste handelwijze zou er toe leiden "dat er op auto's die lijken verkocht te zijn toch afgeschreven wordt" nu ze nog wel in bezit zijn van belanghebbende.

2.5. De inspecteur heeft na overleg binnen de Belastingdienst het standpunt ingenomen dat de geschetste handelwijze van belanghebbende is aan te merken als bedrijfsmatige verhuur.

2.6. Belanghebbende was blijkens het kentekenregister houder van de kampeerauto's waarvan onder 1 de kentekens zijn vermeld.

3. Geschil

In geschil is de vraag of de onder 1 aangeduide kampeerauto's bedrijfsmatig worden verhuurd.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten wordt verwezen naar de gedingstukken.

Ter zitting heeft A nog verklaard dat het beroep alleen betrekking heeft op de ten aanzien van X BV (fiscaal nummer 000.00.000) genomen beschikkingen en niet op die van XY Rentals BV en VOF X; dat belanghebbende geen eigenaar meer is van de auto's die hij verkocht heeft; dat op de verkochte auto's niet wordt afgeschreven maar dat zij bij terugkoop opnieuw geactiveerd worden; dat dit ook blijkt uit de overgelegde stukken, waarbij hij (ter illustratie) wijst op de boekingen met betrekking tot de Ford Rimo Camper, kenteken YY-00-YY; dat de koper van een kampeerauto deze aan een willekeurige andere persoon mag doorverkopen; dat ook CD in P op deze manier werkt; dat hij bij verkoop aan een klant bereid is de verkochte kampeerauto terug te kopen tegen vaste percentages van de verkoopsom: 75% na 3 maanden, 65% na zes maanden en 60% na een jaar; dat op dit standaardpercentage eventuele schades in mindering komen; dat de kopers drie maanden (tot een maximum van 10.000 kilometer) garantie hebben op de auto maar dan wel in de eigen werkplaats van belanghebbende; dat bij pech in het buitenland de kopers zelf herstel moeten regelen; dat veelal hulp gegeven wordt op basis van het bedrijfslidmaatschap van belanghebbende bij de ANWB; dat het hem, anders dan de inspecteur in het verweerschrift suggereert, niet gaat om belastingvrijdom voor de onder 1 genoemde kampeerauto's maar om toepassing van het enkelvoudige drie-maands-tarief; dat hij dus niet betwist dat hij als houder belastingplichtig is.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Op grond van het bepaalde in artikel 30, eerste lid, van de Wet Mrb is voor kampeerauto's de belasting over vier tijdvakken van drie maanden, gelijk aan de belasting die normaliter voor een personenauto verschuldigd is over een tijdvak van drie maanden. Bij bedrijfsmatige verhuur bedraagt, zulks op grond van het tweede lid van dit artikel, de verschuldigde belasting tweemaal het bedrag overeenkomstig de bepaling van het eerste lid. Het vierde lid bepaalt nog dat ten aanzien van kampeerauto's geen beperkingen gelden met betrekking tot het gebruik van de weg. Niet in geschil is dat belanghebbende bedrijfsmatig bezig is met kampeerauto's.

5.2. Huur en verhuur strekt ertoe het genot van een zaak gedurende een bepaalde tijd en tegen een bepaalde prijs te verstrekken aan de huurder. De tussen belanghebbende en de klant gesloten overeenkomst, beschreven onder 2.1 en 2.2, behelst onder meer dat de klant gebruik kan maken van de kampeerauto, dat de klant het voertuig dient te onderhouden, mag vervreemden en het recht (doch niet de plicht) heeft het voertuig terug te brengen bij belanghebbende tegen ontvangst van een overeengekomen terugkoopsom.

Belanghebbende heeft niet de verplichting het voertuig in goede staat van onderhoud te houden, hij hoeft na de garantieperiode niet in te staan voor gebreken aan het voertuig, hij heeft geen verplichting bij het tenietgaan van het voertuig en evenmin enig recht op terugontvangst van het voertuig. De overeengekomen terugkoopsom is ook niet dermate hoog dat op voorhand aangenomen moet worden dat de gebruiker van het voertuig de kampeerauto terug zal verkopen aan belanghebbende.

5.3. Gelet op de hiervoor weergegeven strekking van de overeenkomst tussen belanghebbende en de klant is het Hof van oordeel dat deze overeenkomst niet valt aan te merken als een overeenkomst van huur en verhuur en feitelijk en maatschappelijk ook niet hiermee overeenkomt. Derhalve kan er ook geen sprake zijn van bedrijfsmatige verhuur tussen belanghebbende en de klant zodat de aanvullende regeling van het tweede lid van artikel 30 van de Wet Mrb niet van toepassing is op de onderhavige situatie. Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur dan ook ten onrechte de eerder verleende beschikkingen ingetrokken.

5.4. Gelet op de data waarop sommige kampeerauto's op naam van belanghebbende zijn geregistreerd acht het Hof het denkbaar dat ter zake geen intrekkingsbeschikking kan zijn genomen. Met betrekking tot deze motorrijtuigen zal de inspecteur op verzoek een beschikking als bedoeld in het zevende lid van artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 moeten geven.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij acht het Hof van belang dat er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand terwijl belanghebbende niet heeft gesteld dat er anderszins sprake is geweest van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

7. Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;

- vernietigt de ten aanzien van belanghebbende genomen beschikkingen gedagtekend 21 augustus 2000 met betrekking tot de onder 1 nader aangeduide kampeerauto's;

- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van het griffierecht ad f 450,- aan belanghebbende, te betalen door de Staat.

Deze uitspraak is gedaan op 21 juni 2001 door mr. Boersma, in tegenwoordigheid van Wessel als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Het hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat tenminste:

a- de naam en het adres van de indiener;

b- een dagtekening;

c- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d- de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.