Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2001, AB8122 AV6104, 00/4006

Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2001, AB8122 AV6104, 00/4006

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 juli 2001
Datum publicatie
21 augustus 2001
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2001:AB8122
Zaaknummer
00/4006

Inhoudsindicatie

Sprake van absorptie van loon uit dienstbetrekking door winst uit onderneming? Belanghebbende is ondernemer en werknemer. Belanghebbende mag zijn voordelen uit dienstbetrekking tot zijn winst uit de onderneming rekenen indien het behalen van de inkomsten uit de dienstbetrekking slechts mogelijk is geweest doordat belanghebbende gebruik kon maken van zijn kennis, capaciteiten, reputatie en/of relaties als ondernemer. Dat heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van [belanghebbende] te [woonplaats], belanghebbende,

tegen

de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Amsterdam 1, de inspecteur, gedagtekend 9 november 2000, betreffende de ten name van belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998.

Het beroep is behandeld ter zitting van 12 juli 2001. Het is, met instemming van de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur, gelijktijdig behandeld met het beroep van [naam] te [plaats] dat bij het Hof is geadministreerd onder nummer 00/4008.

Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 35.681;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 1.420, te vergoeden door de Staat; en

- gelast de inspecteur het griffierecht ad ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende, geboren 3 december 1958 en gehuwd, heeft aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 1998 gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 18.328. De door hem aangegeven winst uit onderneming bedraagt ƒ 42.219. Inkomsten die onder de loonbelasting vallen heeft hij niet aangegeven, wel een bedrag ad ƒ 11.204 aan loonheffing. Ter zake van de zelfstandigenaftrek heeft hij ƒ 11.085 in aftrek gebracht. Met dagtekening 4 oktober 2000 heeft de inspecteur de aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 35.762 opgelegd. Het vastgestelde inkomen bevat onder meer de componenten Winst uit onderneming (ƒ 5.150), Loon (ƒ 49.566) en Beroepskosten (-/- ƒ 3.108). De inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

2. Tussen belanghebbende en [werkgever] B.V. (hierna: de BV) bestaat een arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week voor een onbepaalde periode (hierna: de arbeidsovereenkomst). De BV heeft de arbeidsovereenkomst op 25 juni 1997 van de Stichting [naam stichting] te [vestigingsplaats] (hierna: de stichting) overgenomen. Volgens bijlage B bij de arbeidsovereenkomst omvatten de taken van belanghebbende, een golfprofessional, in ieder geval het geven van golflessen aan individuele personen en groepen, het adviseren over inrichting en assortimentsamenstelling in de golfshop, het op verzoek (doen) verrichten van reparaties aan golfuitrustingen, het bevorderen van het gebruik van de driving range en de overige faciliteiten van [werkgever], het stimuleren van het lidmaatschap van [werkgever] en het adviseren van de baanmanager inzake golftechnische zaken en baanmanagementzaken. Voor zijn werkzaamheden uit dienstbetrekking heeft belanghebbende in 1998 ƒ 49.655 ontvangen.

3. Tussen [naam] te [woonplaats] (hierna: [naam]) en de BV is een nagenoeg identiek arbeidscontract gesloten als tussen belanghebbende en de BV.

4. Bij de aangifte is als bijlage de balans per 31 december 1998 van "v.o.f. [VOF]" te [plaats] (hierna: [VOF]), een samenwerkingsverband tussen belanghebbende en [naam], en de winst- en verliesrekening 1998 van [VOF] gevoegd. Volgens de winst- en verliesrekening is het batig saldo van [VOF] ƒ 15.379, waarvan ƒ 10.229 aan [naam] en ƒ 5.150 aan belanghebbende toekomt. Andere winstgerechtigden zijn er niet.

5. Belanghebbende heeft primair gesteld dat zijn loon uit de arbeidsovereenkomst tot de winst van [VOF] moet worden gerekend omdat er een nauwe samenhang bestaat tussen de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en de werkzaamheden die als ondernemer worden verricht. De aanslag zou zijns inziens naar een belastbaar inkomen van ƒ 18.328 vastgesteld dienen te worden. Subsidiair heeft belanghebbende gesteld dat de beroepskosten in ieder geval ƒ 4.389 (exclusief autokosten) bedragen.

6. Volgens de inspecteur komen de activiteiten van [VOF] niet overeen met belanghebbendes werkzaamheden in het kader van de arbeidsovereenkomst. De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende inkomsten uit een zelfstandige dienstbetrekking heeft genoten en daarnaast winst uit [VOF] heeft genoten. De inspecteur heeft de aangifte bij het regelen van de aanslag dienovereenkomstig gecorrigeerd.

7. In de gedingstukken worden weinig voor het geschil relevante feiten genoemd. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:

Er bestaat geen schriftelijke vennootschap onder firma-overeenkomst met betrekking tot [VOF], noch een ander schriftelijk stuk met betrekking tot de samenwerking tussen belanghebbende en [naam].

Ik ontken niet dat tussen belanghebbende en de BV een arbeidsovereenkomst bestaat.

De activiteiten van [VOF] bestaan uit de verkoop van golfartikelen en de reparatie van golfclubs voor particulieren en winkeliers. Hoewel in strijd met de arbeidsovereenkomst, verkoopt [VOF] met name aan personen waaraan belanghebbende en [naam] lesgeven. Ook de reparaties betroffen met name golfartikelen van die categorie van personen. [VOF] heeft een werkplaats in de woning van [naam]. [VOF] beschikt niet over een vitrine of iets dergelijks. De omzet over 1998, ruim ƒ 9.600, bestaat voor ongeveer 20% uit verkoop en voor ongeveer 80% uit reparaties. Belanghebbende en [naam] werken als referee bij officiële wedstrijden van de NPGA. Daarnaast verzorgen zij clinics. Een clinic is een soort uitleg over of demonstratie van golf. Op uitnodiging van een golfvereniging of een bedrijf wordt bijvoorbeeld een personeelsdag verzorgd. Het betreft losse activiteiten. Het verzorgen van een clinic is iets anders dan lesgeven.

De verdeling van de winst van [VOF] tussen belanghebbende en [naam] is in beginsel fifty-fifty. Omdat [naam] in 1998 veel meer gescheidsrechterd heeft dan belanghebbende, zijn de referee-inkomsten van [VOF] voornamelijk aan [naam] toe te rekenen, vandaar de verhouding 2:1 (zie 4.) in het onderhavige jaar.

Vóór 1995 werkte belanghebbende als zelfstandige op de driving range in [...]. Daarna is hij professional en golfleraar geworden. Het contract met de stichting is in 1995 gesloten. Dat contract is belanghebbende aangeboden op basis van zijn kwaliteiten als golfer en als leraar. [naam] en belanghebbende zijn in 1995 bij de stichting in dienst getreden. Zij hadden eigenlijk geen keus. Als ze dat niet hadden gedaan, hadden ze niet als golfleraar kunnen blijven werken. Belanghebbende heeft in 1996/1997 een opleiding tot golfleraar gevolgd.

De verkoop- en reparatieactiviteiten van [VOF] zijn in 1994, de activiteiten als referee zijn later begonnen. De referee-inkomsten horen eigenlijk niet in [VOF] thuis.

Belanghebbende en [naam] hebben nooit prijzen(geld) gewonnen. Ze behoren niet tot de topgolfers van Nederland.

8. Nu de inspecteur de ondernemersstatus voor wat betreft belanghebbendes [VOF]-activiteiten niet in twijfel trekt, staat vast dat belanghebbende in 1998 ondernemer en werknemer is. Naar het oordeel van het Hof mag in een dergelijke situatie een belanghebbende zijn voordelen uit de dienstbetrekking tot zijn winst uit de onderneming rekenen indien het behalen van de inkomsten uit de dienstbetrekking slechts mogelijk is geweest doordat belanghebbende gebruik kon maken van zijn kennis, capaciteiten, reputatie en/of relaties als ondernemer. Op belanghebbende rust de last te bewijzen dat dit verband aanwezig is.

9. Naar vaststaat heeft belanghebbende de arbeidsovereenkomst kunnen aangaan dankzij zijn kwaliteiten als golfer en als leraar. Het is niet aannemelijk dat zijn didactische kwaliteiten een gevolg zijn van belanghebbendes ondernemingsactiviteiten. Belanghebbendes inkomsten uit dienstbetrekking overtreffen verre de winst die hij middels [VOF] gemaakt heeft. Voorts maakt het Hof uit de gedingstukken en uit hetgeen de gemachtigde ter zitting verklaard heeft op dat de werkzaamheden die belanghebbende in dienstbetrekking heeft verricht hooguit slechts in geringe mate overeenkwamen met de activiteiten ten behoeve van [VOF]. Tot slot acht het Hof van belang dat de klanten van [VOF] voor een belangrijk deel bestaan uit personen aan wie belanghebbende in het kader van de arbeidsovereenkomst lesgeeft. Mitsdien is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn inkomsten uit de arbeidsovereenkomst slechts heeft kunnen behalen doordat hij gebruik kon maken van zijn kennis, capaciteiten, reputatie en/of relaties die hij in het kader van zijn activiteiten ten behoeve van [VOF] heeft verworven. Het Hof acht daarentegen veeleer aannemelijk dat juist de dienstbetrekking belanghebbende in staat stelde tot het behalen van voordelen uit [VOF].

10. Op grond van artikel 44m van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 heeft belanghebbende in zijn aangifte een aftrek van ƒ 11.085 geclaimd. In de bezwaarfase, in zijn brief van 25 juli 2000 aan de gemachtigde, heeft de inspecteur aangegeven de zelfstandigenaftrek niet toe te kennen. Aangezien belanghebbende in 1998 voor 24 uren per week bij de BV in dienstbetrekking was, acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende in 1998 ten minste 1.225 uren aan de activiteiten van [VOF] heeft besteed. Belanghebbende, op wie ter zake de bewijslast rust, heeft zelf op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij voor de faciliteit in aanmerking komt.

11. Uit de verklaringen ter zitting van partijen is komen vast te staan dat de beroepskosten ƒ 4.389 bedragen. Wat de beroepskosten betreft, is slechts nog in geschil of de van de BV ontvangen 'kostenvergoeding' ad ƒ 1.200 op de beroepskosten ad ƒ 4.389 in mindering moet worden gebracht. De gemachtigde heeft verklaard dat de onkostenvergoeding op -niet in de aangifte opgevoerde- verblijfskosten ziet. De inspecteur heeft gesteld dat het een algemene onkostenvergoeding is, die van de betaalde beroepskosten moet worden afgetrokken. Omdat belanghebbende geen enkel bewijs heeft bijgebracht voor zijn standpunt dat de onkostenvergoeding dient ter dekking van zijn verblijfkosten, is het Hof van oordeel dat de ontvangen vergoeding een algemene onkostenvergoeding is, die op de aftrekbare beroepskosten in mindering moet worden gebracht. Het bedrag van de aftrekbare beroepskosten is derhalve (ƒ 4.389 minus ƒ 1.200 =) ƒ 3.189.

12. Gelet op het vorenoverwogene vermindert het Hof het belastbaar inkomen met (ƒ 3.189 minus ƒ 3.108 =) ƒ 81 tot ƒ 35.681.

13. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof het bedrag van de kosten vast op (2 x ƒ 710 x 1 x 1 =) ƒ 1.420.

De uitspraak is gedaan op 20 juli 2001 door mr. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.