Gerechtshof Amsterdam, 17-08-2001, AD5070, 00/00315
Gerechtshof Amsterdam, 17-08-2001, AD5070, 00/00315
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2001
- Datum publicatie
- 5 november 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2001:AD5070
- Zaaknummer
- 00/00315
Inhoudsindicatie
Onder verwijzing naar de ontstaansgeschiedenis van de Waterschapswet waaruit blijkt dat bij de ingezetenenomslag het algemene belang van iedere ingezetene van een waterschap bij het wonen, werken en leven in het waterschapsgebied voorop staat, oordeelt het Hof dat aan X, inwoner van de gemeente Z welke gemeente is gelegen in het gebied van het waterschap dat onder meer als neventaak wegenbeheer heeft, een aanslag in de ingezetenenomslag van het waterschap kan worden opgelegd waarin een bedrag is opgenomen ter zake van wegenbeheer, ondanks het feit dat het wegenbeheer op grond van de Wet Herverdeling Wegenbeheer bij de gemeente Z is gebleven, omdat het wegenbeheer als een zodanig algemeen belang dient te worden aangemerkt met name omdat het bijdraagt aan de algemene mobiliteit in het waterschapsgebied.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de ambtenaar, belast met de heffing van de waterschapsbelastingen van het waterschap te P, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is op 27 januari 2000 ter griffie van het Gerechtshof een beroepschrift ontvangen, gericht tegen de uitspraak van verweerder met dagtekening 6 januari 2000 betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de ingezetenenomslag van het waterschap voor het jaar 1995. De aanslag bedraagt f. 57,85, waarvan f. 20,73 betrekking heeft op de taak wegenbeheer. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vermindering van de aanslag met f 20,73.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Het beroep is behandeld ter zitting van de Eerste Enkelvoudige Belastingkamer van het Gerechtshof van 6 maart 2001. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan partijen is gezonden. Het Hof rekent de tijdens deze zitting overgelegde pleitnota's tot de gedingstukken. Na de zitting is de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de Meervoudige Kamer.
Ter zitting van de Vierde Meervoudige Belastingkamer van 1 juni 2001 zijn verschenen A als gemachtigde van belanghebbende, tot zijn bijstand vergezeld van B, en C en D namens verweerder. Ieder van de partijen heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen. Verweerder heeft aan het Gerechtshof het Reglement van bestuur voor het waterschap overgelegd zoals dat gold ingaande 1 januari 1995 respectievelijk 1 januari 1997. Verweerder heeft voorts een kaart van het waterschapsgebied getoond, waarop onder meer de taakgebieden van het waterschap zijn aangegeven.
De pleitnota's worden hier als ingelast beschouwd en tot de gedingstukken gerekend.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Belanghebbende is inwoner van een gedeelte van de gemeente Z (Z-Oost) dat is gelegen in het gebied van het waterschap zoals dat is aangegeven op de bij het voor 1995 geldende Reglement van Bestuur voor het waterschap behorende kaart 1. Ingevolge artikel 2, tweede lid van vorenbedoeld Reglement heeft het waterschap onder meer als neventaak wegenbeheer. Op grond van de Wet Herverdeling Wegenbeheer (Stb. 1992, 563) is het wegenbeheer in Z-Oost bij de gemeente Z gebleven, althans niet overgedragen aan het waterschap. In de voor het jaar 1995 aan belanghebbende opgelegde aanslag in de ingezetenenomslag van het waterschap is ter zake van wegenbeheer een bedrag opgenomen van f. 20,73.
3. Geschil
In geschil is of het waterschap terecht in de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de ingezetenenomslag voor het jaar 1995 een bedrag heeft begrepen ter zake van wegenbeheer, zoals verweerder stelt en belanghebbende bestrijdt.
4. Standpunten van partijen
Voor het standpunt van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Ter zitting van 1 juni 2001 hebben partijen daar zakelijk samengevat het volgende aan toegevoegd:
De gemachtigde:
De Provincie heeft het taakgebied van het waterschap ingaande 1995 niet juist omschreven. Het is daar niet goed gegaan. Pas ingaande 1997 is dat hersteld, alle eerdere protesten ten spijt. Dat het waterschap heeft gehandeld als het heeft gedaan is hem niet te verwijten. Het waterschap kon niet anders, het heeft zich gehouden aan het Reglement. De ingezetenenomslag kent helaas geen classificatie.
Belanghebbende had in 1995 een praktijk voor huisdieren en vee die zich behalve tot Z ook uitstrekte tot het waterschapsgebied, onder meer tot aan Q.
Verweerder:
Het taakgebied wegenbeheer omvatte in 1995 het gehele gebied van het waterschap. Pas ingaande 1997 is er in het Reglement van Bestuur een taakgrens vastgelegd. De thans overgelegde pleitnota is inhoudelijk gelijk aan die voor de eerste zitting want nieuwe feiten vallen niet te vermelden. Het waterschap had vanaf de jaren '60 te veel taken, zodat er een bredere financiële basis moest komen. De ingezetenenomslag dient te worden betaald omdat iedere ingezetene belang heeft bij recreëren, wonen en werken. Het is een forfaitaire heffing. De Provincie wilde niet dat bepaalde groepen ingezetenen werden vrijgesteld. De vraag of de kosten van het wegenbeheer ook alleen via de omslagen gebouwd en ongebouwd hadden kunnen worden toegerekend is niet aan de orde geweest. De vraag of bij de ingezetenenomslag differentiatie mogelijk is al naar gelang het taakgebied van het waterschap is thans aanhangig bij de Hoge Raad.
In ieder geval heeft het waterschap vanaf 1 januari 1997 in de aan de ingezetenen van Z-Oost opgelegde ingezetenenomslag geen aandeel wegenbeheer meer opgenomen.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Het standpunt van verweerder houdt in dat nu op grond van het voor het waterschap voor het jaar 1995 geldend Reglement van Bestuur het gebied van het waterschap en zijn taken - waaronder wegenbeheer zonder enige nadere gebieds-afbakening - zijn vastgesteld, de taak wegenbeheer betrekking heeft op het gehele waterschapsgebied, derhalve ook op het deel van dat gebied dat behoort tot het grondgebied van de gemeente Z (Z-Oost), en dat zulks meebrengt dat het waterschap terecht in de aan de ingezetenen, óók de ingezetenen die woonachtig zijn in Z-Oost, opgelegde ingezetenenomslag 1995 een aandeel wegenbeheer heeft opgenomen.
5.2. Het standpunt van verweerder is in zoverre juist dat aangezien in vorenbedoeld Reglement bij de taak wegenbeheer niet is aangegeven dat deze slechts voor een bepaald gedeelte van het waterschapsgebied gold, reglementair het taakgebied wegenbeheer geacht moet worden het gehele gebied van het waterschap te omvatten. Nu echter op grond van de Wet herverdeling wegenbeheer de gemeente Z het wegenbeheer in Z-Oost heeft behouden althans niet heeft overgedragen aan het waterschap, kan het ontbreken in het - door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgestelde - Reglement van een gebiedsbeperking er naar 's Hofs oordeel niet toe leiden dat de taak wegenbeheer van het waterschap zich in 1995 ook uitstrekte tot het gebied Z-Oost. In zoverre is hetgeen het waterschap heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt inzake de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de ingezetenenomslag 1995 onjuist.
5.3. Het onder 5.2 overwogene brengt echter niet mee dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd. Blijkens de ontstaansgeschiedenis van de Waterschapswet staat bij de ingezetenenomslag het algemene belang van iedere ingezetene van een waterschap bij het wonen, werken en leven in het waterschapsgebied voorop. Het wegenbeheer dient als een zodanig algemeen belang te worden aangemerkt, met name omdat het bijdraagt aan de algemene mobiliteit in het waterschapsgebied. Daarbij is niet van belang dat de taak wegenbeheer zich niet uitstrekt over het gehele waterschapsgebied, ook niet als die taak niet wordt uitgeoefend in de gemeente waarin de ingezetene woonachtig is, en evenmin dat het wegenbeheer mede van specifiek belang is voor belanghebbenden in de categorieën gebouwd en ongebouwd. In dit verband verwijst het Hof nog naar de ter zitting namens belanghebbende, die dierenarts is, gedane mededeling dat hij in de uitoefening van zijn beroep althans in 1995 ook plaatsen in het waterschapsgebied buiten Z-Oost bezocht.
Aan het vorenstaande doet niet af dat belanghebbende ook via de door de gemeente Z vastgestelde heffingen voor 1995 bijdroeg aan de kosten van wegenbeheer in die gemeente.
5.4. Een differentiatie in de hoogte van de ingezetenenomslag als door belanghebbende kennelijk bepleit, is ook overigens niet in overeenstemming met de Waterschapswet, nu artikel 121 van deze wet bepaalt dat de ingezetenenomslag wordt vastgesteld op een gelijk bedrag per woonruimte.
5.5. Aangezien overigens noch gesteld noch gebleken is dat het in de ingezetenenomslag 1995 betrokken aandeel in de kosten van het wegenbeheer van het waterschap berust op een willekeurige en onredelijke kostentoedeling althans tot een willekeurige en onredelijke heffing heeft geleid, dient te worden geoordeeld dat het waterschap terecht in de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de ingezetenenomslag voor het jaar 1995 een bedrag van f. 20,73 ter zake van de taak wegenbeheer van het waterschap heeft opgenomen.
5.6. Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 17 augustus 2001 door mrs. Onnes, Van Loon en Rijkels in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof
(zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.