Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-02-2002, AD9764, 01/00280

Gerechtshof Amsterdam, 15-02-2002, AD9764, 01/00280

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 februari 2002
Datum publicatie
4 maart 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AD9764
Zaaknummer
01/00280

Inhoudsindicatie

Schadeloosstelling die haar oorzaak vindt in het ontslag van belanghebbende en dient ter compensatie van de daardoor eventueel ontstane inkomensschade kan niet worden aangemerkt als rechtstreekse beloning voor bepaalde, al dan niet in Nederland verrichte arbeid. Omstandigheid dat ter berekening van de hoogte van de ontslaguitkering mede gewicht is toegekend aan vroegere in Zuid-Afrika en België uitgeoefende dienstbetrekkingen in het concern, is van onvoldoende gewicht om deze uitkering aan te merken als te zijn verkregen ter zake van het in het buitenland uitoefenen van deze dienstbetrekkingen: geen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting uit hoofde van belastingverdragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, China, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 16 januari 2001, ingediend door mr. A te B als zijn gemachtigde en aangevuld bij brief van 19 maart 2001. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 6 december 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomsten-belasting/pre-mie volksverzekeringen voor het jaar 1997.

1.2. Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 738.743, waarvan ƒ 552.500 is belast naar het bijzondere tarief van 45%. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot het verlenen van een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor een bedrag van

¦ 368.468 (2741/4110 maal ¦ 552.500) en een hiermee overeenstemmende vermindering van de aanslag. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

1.3. De gemachtigde heeft een conclusie van repliek ingediend. Van de inspecteur is een conclusie van dupliek ontvangen. De gemachtigde heeft bij brief van 21 december 2001 een als pleitnota aangeduid stuk aan het Hof en de inspecteur toegezonden.

1.4. Voor de behandeling ter zitting van 4 januari 2002 wordt verwezen naar het aangehechte proces-verbaal.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende, geboren op 18 september 1945, is gehuwd en heeft de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Belanghebbende is van 1 april 1986 tot 1 januari 1993 werkzaam geweest in Zuid-Afrika voor het aldaar gevestigde M (hierna: het M-concern). M houdt zich bedrijfsmatig bezig met abonneetelevisie. Na deze periode is belanghebbende gedurende de periode 1 januari 1993 tot en met 31 augustus 1993 werkzaam geweest in België voor de aldaar gevestigde vennootschap F N.V. die deel uitmaakte van het M-concern. Van 1 september 1993 tot 1 juni 1997 is belanghebbende werkzaam en woonachtig geweest in Nederland. Belanghebbende was in deze periode tot 1 augustus 1996 in dienst van G B.V. en daarna in dienst van H B.V. (hierna ook: de vennootschap), beide deel uitmakende van het M-concern. Belanghebbende heeft in Nederland gebruik gemaakt van de zogenoemde 35%-regeling.

2.2. In 1997 zijn de aandelen in de vennootschap overgenomen door C. Ter gelegenheid van een hiermee verband houdende reorganisatie zijn op besluit van de concernleiding van het M-concern alle werknemers van de vennootschap per 31 mei 1997 ontslagen. Uit hoofde van een in verband daarmee opgesteld Sociaal Plan zijn door de vennootschap schadeloosstellingen aan de ontslagen werknemers betaald.

2.3. In het Sociaal Plan is het volgende ter zake van de schadeloosstellingen bepaald:

"1. Introduction.

The purpose of this Social Plan is to provide for a support framework for employees whose employment with the company will be terminated due to the reorganisation of the company, which has been communicated to the employees in February 1997.

2. Reference.

When in this Social Plan reference is made to "the company", we mean the group of H companies based in O.

(...)

5. The separation payment.

In the final payroll month of the employee, who has been made redundant, the employer will pay a separation payment to (partly) compensate for the anticipated loss in income, applying the following formula:

6. Calculation method.

In calculating the above redundancy payment the following rules will be applied:

(...)

6.2 Years of service calculation.

The calculation of the employee's years of service will be done in the following way:

6.2.1 The original employment date of the employee is the date that he or she was hired into one of the H companies, including any M companies if the employee was employed by one of these companies preceding employment by H.(...)"

2.4. In verband met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met de vennootschap heeft belanghebbende uit hoofde van het Sociaal Plan van deze vennootschap een bruto bedrag van ¦ 850.000 ontvangen, na toepassing van de 35%-regeling resterende in een belastbare uitkering van ¦ 552.500.

2.5. Belanghebbende is ten tijde van de reorganisatie van de vennootschap met het M-concern overeengekomen dat hij per 1 juni 1997 in dienst zou treden bij de van het M-concern deel uitmakende vennootschap M B.V. te O. Hij is in het kader van dit dienstverband per 1 juni 1997 uitgezonden naar Thailand en vervolgens China.

3. Geschil

In geschil is of belanghebbende op basis van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek van Zuid-Afrika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met protocol, gesloten te Kaapstad op 15 maart 1971, (hierna: het Belastingverdrag Nederland-Zuid-Afrika 1971) en de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, gesloten te Brussel op 19 oktober 1970 (hierna het Belastingverdrag Nederland-België 1970) recht heeft op een vermindering in verband met voorkoming van dubbele belasting ter zake van een gedeelte van het uitgekeerde bedrag groot ¦ 368.468.

4. Standpunten van partijen

4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

4.2. Voor hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het aangehechte proces-verbaal.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Gelet op hetgeen partijen hebben gesteld neemt het Hof als vaststaand aan dat de schadeloosstelling aan belanghebbende is toegekend wegens de beëindiging van zijn in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking bij H B.V. naar aanleiding van de overname van deze vennootschap door C en dat deze schadeloosstelling ten laste van H B.V. is gekomen en gebleven.

5.2. Artikel 16 van het Belastingverdrag Nederland-Zuid-Afrika 1971 luidt voor zover hier van belang:

"Artikel 16. Niet-zelfstandige arbeid

1. Onder voorbehoud van (...) zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast."

5.3. Artikel 15 van het Belastingverdrag Nederland-België 1970 luidt voor zover hier van belang:

"Artikel 15. Niet-zelfstandige arbeid

1. Salarissen, lonen en andere, soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast."

5.4. Gelet op de omstandigheid dat de schadeloosstelling, naar ook volgt uit de tekst van het Sociaal Plan, haar oorzaak vindt in het ontslag van belanghebbende door H B.V. en dient ter (gedeeltelijke) compensatie van de daardoor eventueel ontstane inkomensschade, kan de schadeloosstelling naar het oordeel van het Hof niet worden aangemerkt als rechtstreekse beloning voor bepaalde, al dan niet in Nederland verrichte arbeid. Dit brengt mee dat geen rechtstreeks verband bestaat tussen het uitoefenen van de arbeid in dienstbetrekking en de schadeloosstelling zodat niet kan worden gezegd dat de onder 5.2 en 5.3 opgenomen verdragsbepalingen in het onderhavige geval rechtstreeks van toepassing zijn.

5.5. Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat de schadeloosstelling naar haar aard geen beloning vormt ter zake van de door belanghebbende in het buitenland uitgeoefende dienstbetrekkingen. De omstandigheid dat ter berekening van de hoogte van de ontslaguitkering mede gewicht is toegekend aan vroegere in Zuid-Afrika en België uitgeoefende dienstbetrekkingen in het M-concern, is van onvoldoende gewicht om deze uitkering aan te merken als te zijn verkregen ter zake van het in het buitenland uitoefenen van deze dienstbetrekkingen. Gelet hierop behoort de volledige verkregen schadeloosstelling tot de in Nederland belastbare inkomsten uit dienstbetrekking zonder dat een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting dient te worden verleend.

6. Proceskosten

Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 15 februari 2002 door mrs. Schaap, Steenbergen en Van Loon, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van het verhandelde ter zitting met gesloten deuren, gehouden op 4 januari 2002 inzake het beroep van X te Z, China, belanghebbende, tegen de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, de inspecteur, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997.

Gezeten waren mrs. Schaap, voorzitter, Steenbergen en Van Loon, leden, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier.

Ter zitting zijn verschenen namens belanghebbende A, tot bijstand vergezeld van J en K,

alsmede

namens de inspecteur E.

De inspecteur verklaart dat hij de pleitnota van belanghebbende heeft ontvangen en van de inhoud ervan heeft kennisgenomen. Partijen verklaren dat zij niet meer twisten over het feit dat belanghebbende in 1997 woonachtig was in Nederland.

Partijen hebben verder - zakelijk weergegeven - het volgende doen verklaren.

Belanghebbende:

De uitkering is gebaseerd op 16 maandsalarissen. Hiervan zien in ieder geval ruim 5 maanden op een dienstbetrekking in Nederland. Dit deel van de uitkering krijgt iedereen. Het overige deel van de uitkering, overeenstemmende met de resterende maanden, heeft geen verband met een dienstbetrekking in Nederland.

De dienstbetrekkingen bij de verschillende concernvennootschappen waren niet gebaseerd op een doorlopend contract maar op afzonderlijke arbeidsovereenkomsten. In maatschappelijk opzicht is belanghebbende altijd in dienst geweest van het concern.

Van de uitkering ad ¦ 850.000 is niets doorbelast aan andere concern-vennootschappen.

Er is sprake van een gelijke situatie als in BNB 1999/153; belanghebbende heeft niet de Nederlandse nationaliteit en is slechts als passant in Nederland. Gelet op alle omstandigheden is er voldoende direct verband met de vroegere dienstbetrekkingen.

Over de hoogte van het salaris van belanghebbende bij eerdere dienstbetrekkingen is ons niets bekend.

Verweerder:

Ten tijde van het bekendmaken van het ontslag in februari 1997 wist belanghebbende ook reeds dat hij zijn dienstverband bij het M-concern zou vervolgen. Het aantal dienstjaren bij het concern is enkel gebruikt als rekengrootheid. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat de uitkering rechtstreeks verband hield met eerdere dienstbetrekkingen. Voorts verwijs ik naar de uitspraak van uw Hof van

12 september 2001, V-N 2001/57.8. Indien uw Hof mocht oordelen dat voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend dan zou daarvoor ook rekening moeten worden gehouden met de belastingvrije vergoeding.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid voor het laatst het woord te voeren.

Hierop heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en medegedeeld dat schriftelijk uitspraak wordt gedaan. Partijen hebben verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de beslissing zonder voorafgaande aankondiging wordt uitgesproken.

De griffier heeft dit proces-verbaal opgemaakt. Het is door de voorzitter en de griffier ondertekend.

(griffier) (voorzitter)