Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2002, AE0246, 00/03806

Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2002, AE0246, 00/03806

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 januari 2002
Datum publicatie
18 maart 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AE0246
Zaaknummer
00/03806

Inhoudsindicatie

Hof merkt bungalows in vakantiepark aan als woonhuis: geen investeringsaftrek

V.o.f. D exploiteert een vakantiepark dat onder meer bestaat uit vakantiebungalows, een zwembad, tennisbanen en een midgetgolfplaats. Het Hof heeft beslist dat de bungalows voor bewoning zijn ingericht en zijn bestemd om te worden gebruikt als overnachtings- en verblijfsruimte voor de gasten. Naar ’s Hofs oordeel zijn de vakantiebungalows naar aard en inrichting woningen. Daaraan doet niet af dat de bungalows uitsluiten te huur worden aan geboden in combinatie met een dienstenpakket. De bungalows verliezen door deze koppeling niet hun hoedanigheid van woonhuis.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Enkelvoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Y, belanghebbende

tegen

een uitspraak van het Hoofd van de belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 8 november 2000, ingediend door A als gemachtigde en aangevuld bij brief van 2 februari 2001.

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 5 oktober 2000, betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het jaar 1998.

Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 15.022. Na bezwaar tegen de aanslag is het belastbaar inkomen bij de bestreden uitspraak verminderd tot ƒ 14.069.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 11.163.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Ter zitting van 24 oktober 2001 zijn verschenen de gemachtigde vergezeld van drs. B, alsmede namens de inspecteur C. Van belanghebbende is ter griffie een pleitnota met bijlage ontvangen op 18 oktober 2001. De inspecteur heeft van de pleitnota en de bijlage kennis kunnen nemen en zich erover kunnen uitlaten. De pleitnota en de bijlage worden tot de gedingstukken gerekend.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende exploiteert tezamen met zijn echtgenote en twee dochters in firmaverband een vakantiepark onder de naam V.o.f. D (hierna: de v.o.f.).

2.2. Het vakantiepark bestaat onder meer uit 22 vakantiebungalows, een subtropisch zwembad met zonnebank, een sauna en een bar, twee tennisbanen, een midgetgolfplaats en een wasserette. Het vakantiepark beschikt tevens over ruimte voor stacaravans van derden. Daarnaast staan er ook bungalows van derden in het park. Aan vakantiegasten worden all-in arrangementen aangeboden waarin het gebruik van de vakantiebungalow inclusief gebruik van gas, water en elektriciteit de toeristenbelasting en het gebruik van het subtropisch zwembad is inbegrepen. Indien gewenst kunnen de vakantiegasten een pakket linnengoed huren. Vakantiegasten kunnen hun verblijf boeken bij de receptioniste of via de internetsite van het vakantiepark.

2.3. Volgens de folders waarmee het vakantiepark word gepromoot beschikt het vakantiepark over 4 typen bungalows. Alle typen zijn vrijstaand, rustig en beschut gelegen en zij beschikken allen over een zonneterras. Eveneens hebben zij allen meerdere slaapkamers, een keuken, een woonkamer, een badkamer, een toilet, centrale verwarming en kleurentelevisie met kabelaansluiting. Sommige typen hebben een open haard, vloerverwarming, een magnetron, een oven en een afwasmachine. Het vakantiepark is het gehele jaar geopend.

2.4. De v.o.f. heeft in het onderhavige jaar investeringen gedaan tot een bedrag van ƒ 94.587, waarover belanghebbende investeringsaftrek heeft geclaimd tot een bedrag van ƒ 5.680, zijnde afgerond ¼ x 24% x ƒ 94.587. Bij de aanslagregeling is de investeringsaftrek met betrekking tot investeringen in inrichting van de vakantiebungalows niet in aanmerking genomen. De aftrek over de overige investeringen ten bedrage van ƒ 22.328 is verleend tot een bedrag van ƒ 1.344.

2.5. Aangezien aan belanghebbende pas op 20 april 1998 was meegedeeld dat over investeringen in de vakantiebungalows geen investeringsaftrek kon worden geclaimd heeft de inspecteur bij uitspraak op het bezwaar op grond van het vertrouwensbeginsel alsnog investeringsaftrek verleend over investeringen in vakantiebungalows tot 20 april 1998. De bij uitspraak op het bezwaar verleende investeringsaftrek bedroeg ƒ 1.071, zijnde ¼ x 24% x ƒ 17.845.

2.6. Voor de investeringen in de vakantiebungalows vanaf 20 april 1998 ten bedrage van ƒ 54.414 heeft de inspecteur de investeringsaftrek van ƒ 3.265 geweigerd.

3. Geschil

Het geschil betreft de volgende vragen welke belanghebbende ontkennend en de inspecteur bevestigend beantwoordt:

- Moeten de vakantiebungalows voor de toepassing van de investeringsaftrek als woonhuizen worden beschouwd?

- Betreffen de investeringen bedrijfsmiddelen welke zijn bestemd om ter beschikking te worden gesteld aan derden?

4. Standpunten van partijen

4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.

4.2. Ter zitting hebben partijen, zakelijk weergegeven, hieraan nog het volgende toegevoegd:

namens belanghebbende:

Ik weet niet waarin precies is geïnvesteerd. In de aangifte staan ronde bedragen vermeld, hetgeen optelsommen zijn. Het Hof kan in het midden laten of de investeringen gordijnen of meubels betreffen, en mag aannemen dat het gaat om investeringen in de vakantiebungalows. Het Hof kan zich beperken tot de principiële vragen, namelijk of er sprake is van een woonhuis en of er sprake is van ter beschikking stellen.

De meerderheid van de bezoekers zijn gezinnen met jonge kinderen. Zij nemen een arrangement om te recreëren. Een arrangement bestaat bijvoorbeeld uit een week lang toegang tot het park, verlijf in een huis met gas, water en elektra en gratis zwemmen. Voor een pakket linnengoed moet extra worden betaald. Gebruik van de wasserette, midgetgolfbaan en tennisbaan is niet in het arrangement begrepen.

Het vakantiepark inclusief het overdekte zwembad is het gehele jaar geopend. Het zwembad is het enige in de wijde omgeving en heeft grote aantrekkingskracht.

Het is niet duidelijk waar verhuur van een woning ophoudt en aanbod van een all-in pakket begint. Er zijn parken die wel investeringsaftrek genieten over soortgelijke investeringen als de onderhavige. Ik weet niet of dit bewust gebeurt. Bij het kantoor in Zeeland van gemachtigde zijn geen procedures bekend over deze problematiek.

Permanente bewoning van de vakantiebungalows in het park is mij niet bekend. Ik sluit het niet uit.

de inspecteur:

Men kiest voor het park door de omgeving en niet door de aanwezigheid van een zwembad. Niet alleen vakantiegangers verblijven in het park, het wordt ook gebruikt als langdurige tijdelijke huisvesting. Mijn eigen buurman heeft er maanden gewoond omdat hij zijn huis had verkocht en hij tijdelijk huisvesting nodig had. Ik neem aan dat de meerderheid van de bezoekers gezinnen met kinderen zijn.

Veel mensen gaan alleen zwemmen en huren geen bungalow.

De kern van het park is de verhuur van bungalows.

Ik ken ook parken waar een bezoeker meer krijgt, bijvoorbeeld een eetarrangement. In casu is er enkel een zwembad dat ook nog wordt bezocht door mensen die niet huren. Dan is er geen sprake van een complex van dienstverlening.

Ik geloof niet dat er bij andere vakantieparken bewust investeringsaftrek voor dergelijke investeringen wordt verleend. In Alkmaar verlenen wij hiervoor in elk geval geen investeringsaftrek.

Ik zou het niet onredelijk vinden als wel investeringsaftrek wordt verleend. De wetgeving is op dit punt onduidelijk.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. De "specificatie investeringsaftrek/desinvesteringbijtelling LJN IB1998/VB1999" bij belanghebbendes aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1998 vermeldt de in geschil zijnde investeringen onder de omschrijving per bedrijfsmiddel als "inrichting bungalow". Namens belanghebbende is ter zitting verklaard dat niet precies kan worden aangegeven waaruit de investeringen bestaan. Anders dan in het beroepschrift is betoogd, is voorts namens belanghebbende verklaard dat het Hof de investeringen dient te beschouwen als investeringen in de vakantiebungalow. Nu de inspecteur dit niet heeft betwist, zal het Hof belanghebbende hierin volgen.

5.2. Volgens artikel 11, vijfde lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1968 (hierna: de Wet) worden woonhuizen voor de investeringsaftrek niet tot de bedrijfsmiddelen gerekend.

5.3. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de uitsluiting van woonhuizen een continuering is van de overeenkomstige bepaling in het kader van de WIR-regeling (Memorie van Toelichting, Wet van 28 december 1989, Stb. 601, Kamerstuk 21 343, nr. 3, blz. 9.) Eveneens blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever heeft onderkend dat vakantiebungalows -ook indien zij onderdeel uitmaken van vakantiebestedingsbedrijven- onder het begrip woonhuis kunnen vallen en daarmee van investeringsaftrek (destijds investeringsbijdragen) zijn uitgesloten. (antwoord 6 uit het verslag schriftelijk overleg, Kamerstuk 15 800, IXB en XIII, nr. 23)

5.4. Woonhuizen zijn opstallen, welke naar aard en inrichting woningen zijn en bestemd om als zodanig te worden gebruikt. Volgens de beschrijving van de vakantiebungalows in de folder (waaronder tekeningen en foto's) bieden zij de bewoners een woonkamer, een keuken, meerdere slaapkamers, een badkamer en een toilet. Hieruit blijkt dat zij geheel voor bewoning zijn ingericht. Voorts leidt het Hof uit de feiten af dat de vakantiebungalows zijn bestemd om te worden gebruikt als overnachtings- en verblijfsruimte voor de gasten van het vakantiepark. Naar 's Hofs oordeel zijn de vakantiebungalows in casu naar aard en inrichting woningen.

5.5. Aan het onder 5.4. overwogene doet niet af dat de vakantiebungalows zijn bestemd voor de huisvesting van gasten van het vakantiepark, die als zodanig gebruik maken van de verschillende faciliteiten van het complex waartoe de vakantiebungalows behoren. Daaraan doet naar 's Hofs oordeel evenmin af de stelling van belanghebbende, ook indien juist, dat de gasten de vakantiebungalows overwegend als slaapgelegenheid benutten.

5.6. Voorts doet aan 's Hofs oordeel niet af de omstandigheid dat de bungalows uitsluitend te huur worden aangeboden in combinatie met een dienstenpakket waarin onder meer is begrepen het gebruik van het zwembad. De bungalows verliezen immers door deze koppeling hun hoedanigheid van woonhuis niet.

5.7. Nu de vakantiebungalows voor de toepassing van artikel 11 van de Wet als woonhuizen moeten worden beschouwd en belanghebbende om die reden geen recht heeft op investeringsaftrek met betrekking tot de investeringen in de vakantiebungalows behoeft de vraag of de investeringen bedrijfsmiddelen betreffen welke zijn bestemd om ter beschikking te worden gesteld aan derden, geen behandeling meer.

5.8. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan de inspecteur is.

6. Proceskosten

Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 28 januari 2002 door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Milder-Wolbers als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

a) Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

b) Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

c) Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.