Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-06-2002, AE4173, 01/01596

Gerechtshof Amsterdam, 07-06-2002, AE4173, 01/01596

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 juni 2002
Datum publicatie
17 juni 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AE4173
Zaaknummer
01/01596

Inhoudsindicatie

Uitbreiding gebied betaald parkeren. Terecht naheffingsaanslag parkeerbelasting voor parkeren zonder vergunning of kaartje in dat gebied, ook al was de gebiedsuitbreiding nog niet opgenomen onder de vergunninggebieden in de Tarieventabel van de gemeentelijke Parkeerbelastingverordening

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de Directeur van de dienst Stadstoezicht van de gemeente Amsterdam, ver-weerder.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 16 mei 2001, gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 3 april 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen en de beschikking kosten wielklem (hierna: de beschikking), beide gedagtekend 16 januari 2001 en met nummer 887202.

Na bezwaar heeft verweerder bij de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag en de beschik-king gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vernietiging van de aanslag en de beschikking.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestre-den uitspraak.

Ter zitting van (…).

2. De Verordening

2.1. De Verordening Parkeerbelastingen 1999 van de gemeente Amsterdam, gepubliceerd in het Gemeenteblad 1998 afd. 3, volgnr. 152, zoals laatstelijk gewijzigd met ingang van 15 maart 2000, gepubliceerd in het Gemeenteblad 2000 afd. 3, volgnr. 120, en met ingang van 1 januari 2001, gepubliceerd in het Gemeenteblad 2000 afd. 3, volgnr. 137 (hierna ook: de Ver-ordening) luidde ten tijde van het opleggen van de onderwerpelijke naheffingsaanslag en be-schikking kosten wielklem op 16 januari 2001, voor zover hier van belang, als volgt:

Art. 1

Onder de naam van parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

a een belasting terzake van het parkeren van een voertuig op een bij deze belastingverordening (inclusief de bijlagen) te bepalen plaats en tijdstip dan wel krachtens deze belastingverordening in de daarin aangewezen ge-vallen door het College van Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze;

b een belasting terzake een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Art. 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(..)

c parkeerapparatuur: parkeermeters, (..) parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

d parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij de parkeerapparatuur.

Art. 3

1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

(..)

Art. 6

1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel door middel van het werpen van geld in parkeerapparatuur en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven. Het College van Burgemeester en Wethouders geeft omtrent een en ander nadere regels.

(..)

Art. 7

De aanwijzing van de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het College van Burgemeester en Wethouders bij openbaar bekend te maken besluit.

(..)

Art. 12

(..)

3. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Parkeerbelastingen 1999.

Bijlage, behorende bij de Verordening Parkeerbelasting 1999

Tarieventabel 1999

Hoofdstuk 1 Tariefgebieden

Met betrekking tot het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in art. 1, onderdeel a, van de Verordening Parkeerbelastingen, bestaan er binnen de gemeente Amsterdam drie tariefgebieden:

(..)

Tariefgebied B, waarvan de buitengrenzen worden gevormd door de ringweg en met uitsluiting van tariefgebied A.

(..)

Hoofdstuk 2. Vergunninggebieden.

Met betrekking tot het verlenen van vergunningen voor het parkeren van een voertuig als bedoeld in art. 1, on-derdeel b, van de Verordening Parkeerbelastingen bestaan er binnen de gemeente Amsterdam de volgende ver-gunninggebieden:

(..)

vergunninggebied Oost/Watergraafsmeer-3, waarvan de grenzen worden gevormd door de stadsdeelgrenzen: (..) (6) het midden van de Hugo de Vrieslaan (..).

(..)

Hoofdstuk 3. Parkeren bij parkeerapparatuur en tarieven

3.1. Uurtarief in de gebieden A, B en C.

(..)

3.1.2.1. Uurtarief in gebied B op maandag tot en met zaterdag overdag en tijdens de avonduren.

Het tarief voor het parkeren in het gebied B bij parkeerapparatuur als bedoeld in art. 1, onderdeel a, van de Ver-ordening Parkeerbelastingen, op maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 en 23.00 uur, bedraagt ƒ 3,25 per uur.

(..)

2.2. In het Gemeenteblad 1999 afd. 3, volgnr. 4, is gepubliceerd de Vaststelling Uitvoerings-besluit op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 1999 en de Parkeerverordening 1996. Dit Uitvoeringsbesluit, in werking getreden op 1 januari 1999, luidt op 16 januari 2001, voor zover hier van belang, als volgt:

(..)

II dat tegen betaling van de belasting als vermeld in art. 1, onder a, van de Verordening Parkeerbelasting 1999, mag worden geparkeerd op de parkeerapparatuurplaatsen, in de tariefgebieden A, B en C als omschreven in de Tarieventabel 1999, met inachtneming van het tijdstip en de wijze waarop een en ander in de voorschriften is aangegeven op of bij de parkeerapparatuur;

(..)

2.3. De Parkeerverordening 1996 van de gemeente Amsterdam, gepubliceerd in het Gemeen-teblad 1996 afd. 3, volgnr. 13, nadien gewijzigd bij besluit van 22 januari 1997, nr. 4, gepu-bliceerd in het Gemeenteblad 1997 afd. 3, volgnr. 9, luidt op 16 januari 2001, voor zover hier van belang, als volgt:

(..)

Art. 7 Verlenen van vergunningen

(..)

3. Met betrekking tot het gebied van een stadsdeel stelt het dagelijks bestuur het beleid vast op grond waarvan het bewoners- en bedrijfsvergunningen verleent.

(..)

2.4. In het Gemeenteblad 2000 afd. 3, volgnr. 96, is gepubliceerd een Uitwerkingsbesluit par-keren stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, laatstelijk gewijzigd op 11 juli 2000 door het dagelijks bestuur van dat stadsdeel, voor zover hier van belang luidend als volgt:

(..)

Art. 10 Geldigheid van de vergunningen.

(..)

4. Met een bewonersvergunning WM-55 mag worden geparkeerd op parkeerplaatsen in de straten binnen het gebied dat wordt omgrensd door: (..) de zuidelijke rooilijn van de Hugo de Vrieslaan, inclusief de parallelweg tussen de Pasteurstraat en de Maxwellstraat; (..)

3. Tussen partijen vaststaande feiten

3.1. In overleg met de stadsdeelraad is medio 2000 besloten om het gebied waarbinnen tegen betaling moet worden geparkeerd, uit te breiden en de grens daarvan te verplaatsen van het midden van de Hugo de Vrieslaan naar de zuidelijke rooilijn met inbegrip van de parallelweg tussen de Pasteurstraat en de Maxwellstraat (hierna: de ventweg). Vervolgens is parkeerappa-ratuur geplaatst en zijn aan daarvoor in aanmerking komende bewoners parkeervergunningen verstrekt.

3.2. Belanghebbende, (…), heeft op 16 januari 2001 om omstreeks 11.16 uur zijn auto gepar-keerd op de ventweg van de Hugo de Vrieslaan zonder vooraf parkeerbelasting te voldoen. Nabij de plaats van parkeren was parkeerapparatuur geplaatst. Aan belanghebbende is daarop - op zijn aandringen - een naheffingsaanslag opgelegd (ƒ 3,25 plus ƒ 70 kosten) en is een wielklem aangebracht (kosten ƒ 65), in totaal ƒ 138,25.

3.3. Het vergunninggebied Oost/Watergraafsmeer-3 in hoofdstuk 2 van de Tarieventabel, be-horende bij de Verordening Parkeerbelastingen 1999, is - onder invloed van de onderhavige procedure - pas in april 2002 gewijzigd in dier voege dat 'het midden van de Hugo de Vries-laan' is gewijzigd in 'de zuidelijke rooilijn van de Hugo de Vrieslaan, inclusief de [ventweg]'.

3.4. De zuidelijke zijde van de Hugo de Vrieslaan, inclusief de ventweg, behoorde wel tot het vergunninggebied Oost/Watergraafsmeer-4 in hoofdstuk 2 van voormelde Tarieventabel. In dit gebied is voor het overige geen betaald parkeren ingevoerd.

4. Geschil

In geschil is of belanghebbende op 16 januari 2001 parkeerbelasting verschuldigd was ter zake van het parkeren op de ventweg langs de Hugo de Vrieslaan.

Voorts verzoekt belanghebbende de bewoners schadeloos te stellen die volgens belangheb-bende ten onrechte belasting hebben betaald ter zake van aan hen verleende parkeervergun-ningen.

5. Standpunten van partijen

Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

Ter zitting van de Tiende Enkelvoudige Belastingkamer op 14 januari 2002 is daaraan toege-voegd, zakelijk weergegeven:

5.1.1. door belanghebbende:

Ik trek mijn aanbod tot het leveren van getuigenbewijs in. Naar mijn overtuiging mochten niet zo maar parkeerautomaten worden geplaatst zonder aanpassing van de vergunninggebieden in de Parkeerbelastingverordening. Parkeerbelasting is alleen verschuldigd in vergunninggebie-den. Het besluit tot uitbreiding van het betaald parkeren aan de Hugo de Vrieslaan is in de stadsdeelraad met slechts een kleine meerderheid genomen.

Het stadsdeel heeft besloten dat in het vergunninggebied Oost/Watergraafsmeer-4 geen be-taald parkeren hoeft te worden ingevoerd.

5.1.2. namens verweerder:

De ventweg van de Hugo de Vrieslaan behoort tot tariefgebied B. Nu daar parkeermeters wa-ren geplaatst, moest parkeerbelasting worden voldaan. Er stond een parkeerautomaat vlak bij de plek waar belanghebbende heeft geparkeerd.

Bij de aanpassing van het vergunninggebied in de Verordening is iets misgegaan, maar dat is niet van betekenis voor belanghebbende die zonder vergunning - en zonder parkeerbelasting te betalen - heeft geparkeerd. De Verordening zal nu spoedig worden aangepast. Vergunning-gebied Oost/Watergraafsmeer-4 is nog niet gefiscaliseerd en had niet in de Tarieventabel bij de Verordening moeten worden opgenomen.

Ter zitting van de Vierde Meervoudige Belastingkamer van 17 mei 2002 hebben partijen toe-gevoegd, zakelijk weergegeven:

5.2.1. belanghebbende:

De borden en parkeermeters zijn ten onrechte bij de ventweg geplaatst; daaraan ligt geen rechtsgeldig besluit ten grondslag. De fout in de Verordening kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld. Dat een fout is gemaakt geeft de gemeente ook toe. De grens was en bleef het midden van de Hugo de Vrieslaan. De ventweg behoort tot de wijk Jeruzalem waar geen betaald parkeren geldt. Er mag geen parkeerbelasting worden geheven als er niet tevens rechtsgeldig een vergunninggebied is aangewezen. Pas in april 2002 is het vergunninggebied-3 uitgebreid.

5.2.2. verweerder:

De fout die is gemaakt betreft niet artikel 1, onderdeel a, van de Verordening, maar onderdeel b inzake het verlenen van vergunningen. In casu gaat het om onderdeel a en niet om onder-deel b.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. De plaats waar belanghebbende op 16 januari 2001 heeft geparkeerd zonder vooraf par-keerbelasting te voldoen, ligt in tariefgebied B. Nabij die plaats was parkeerapparatuur ge-plaatst waarop was aangegeven op welke tijdstippen en op welke wijze aldaar parkeerbelas-ting moest worden betaald.

6.2. Gelet op artikel 1, aanhef en onderdeel a, en artikel 7 van de Verordening parkeerbelas-tingen 1999, alsmede Hoofdstuk 1 (Tariefgebied B) en Hoofdstuk 3 onder 3.1.2.1. (Uurtarief in gebied B) van de bij die Verordening behorende Tarieventabel, een en ander in verbinding met onderdeel II van het op artikel 7 van de Verordening gebaseerde Uitvoeringsbesluit van Burgemeester en Wethouders was de plaats waar belanghebbende heeft geparkeerd op rechts-geldige wijze als parkeerapparatuurplaats aangewezen. Ter zake van het aldaar om omstreeks 11.16 uur parkeren was daarom de in artikel 1, onderdeel a, van de Verordening omschreven parkeerbelasting verschuldigd.

Nu belanghebbende niet op de ter plaatse aangegeven wijze de parkeerbelasting heeft voldaan, is hem terecht een naheffingsaanslag opgelegd (en mocht tot zekerheid van de betaling van die naheffingsaanslag een wielklem worden aangebracht).

6.3. De omstandigheid dat de in artikel 1, onderdeel b, omschreven belasting terzake van ver-leende parkeervergunningen op 16 januari 2001 ter plekke nog niet op rechtsgeldige wijze zou zijn geregeld, zoals belanghebbende stelt, doet geen afbreuk aan de verschuldigdheid van de in onderdeel a van dat artikel omschreven parkeerbelasting. De Verordening stelt niet als eis dat de in onderdeel a omschreven belasting slechts mag worden geheven op plaatsen die in een vergunninggebied zijn gelegen.

Ten overvloede voegt het Hof daaraan toe dat het onderwerpelijke gedeelte van de Hugo de Vrieslaan op 16 januari 2001 wél binnen een vergunninggebied was gelegen, te weten het in de Tarieventabel vermelde vergunninggebied Oost/Watergraafsmeer-4. Dat in dat gebied ove-rigens geen betaald parkeren was ingevoerd, doet aan deze constatering geen afbreuk.

6.4. Belanghebbendes verzoek om de bewoners aan wie een parkeervergunning is verleend, schadeloos te stellen kan, wat er van die stelling ook zij, in deze procedure inzake een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag en wielklembeschikking niet aan de orde ko-men.

6.5. De slotsom luidt dat het gelijk aan verweerder is.

7. Proceskosten

Nu belanghebbende in het ongelijk is gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandighe-den hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht..

8. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 7 juni 2002 door mrs. Schaap, Steenbergen en Van Loon, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechts-hof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proces-kosten.