Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-07-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:BV5800 AE6618, 01/03136

Gerechtshof Amsterdam, 30-07-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:BV5800 AE6618, 01/03136

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 juli 2002
Datum publicatie
20 augustus 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AE6618
Zaaknummer
01/03136

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is taxichauffeur en heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd gekregen. Onder ‘de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk instappen van personen’ kan in een geval als het onderhavige mede worden begrepen de tijd die objectief gezien redelijkerwijs noodzakelijk is om een klant in een café te gaan halen en mee te nemen naar de taxi. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende voor genoemde handelingen niet meer tijd gebruikt heeft dan objectief gezien redelijkerwijs noodzakelijk was. Het Hof neemt daarbij mede in aanmerking dat er een brede en drukke verkeersweg lag tussen de plek waar de taxi stond en waar het bewuste café lag en dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de klant niet vrijwel direct met de taxichauffeur is meegegaan. Belanghebbende heeft niet geparkeerd in de zin van de Verordening.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de directeur van de dienst Stadstoezicht van de gemeente Amsterdam, hierna verweerder, gedagtekend 24 augustus 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer 123456.

Het beroep is behandeld ter zitting van 16 juli 2002. Hoewel belanghebbende op wettelijk voorgeschreven wijze voor de zitting is uitgenodigd, is hij niet verschenen.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak;

- vernietigt de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting; en

- gelast de inspecteur het gestorte griffierecht ad € 27,23 (ƒ 60) aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1.1. Belanghebbende is werkzaam als taxichauffeur. Op 9 juni 2001, omstreeks 11.25 uur, hoort hij via zijn mobilofoon dat in Café A aan het a-plein iemand een taxi wenst. Belanghebbende meldt de taxicentrale dat hij die klant zal gaan ophalen. Op of rond 11.30 uur zet hij zijn taxi daartoe op het b-plein ter hoogte van nummer 5 te Amsterdam neer zonder dat hij parkeerbelasting voldoet. Aan belanghebbende is ter zake een naheffingsaanslag opgelegd (hierna: de aanslag). Hiertegen is hij op 9 juni in bezwaar gekomen. Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder het bezwaar afgewezen.

1.2. Op de onder 1.1 genoemde plek en tijdstip is ter zake van het parkeren van een voertuig, parkeerbelasting verschuldigd.

1.3. In (de bijlage bij) zijn beroepschrift de dato 19 september 2001, verklaart belanghebbende het volgende:

"Café A bevindt zich op een moeilijke bereikbare plaats voor een taxi. Het is een drukke en belangrijke doorgaande route voor het verkeer waar het Café zich bevindt zonder stopmogelijkheid voor de deur zoals U op de tekening kunt zien. De enigste mogelijkheid om correct passagiers in te laten stappen is door de taxi te stoppen voor de ingang van Bowlingbaan B (bedoeld zal zijn C Bowling en Partycentrum; Hof), lopend over te steken en de passagiers naar de taxi te begeleiden."

1.4. Blijkens een tot de gedingstukken behorende situatieschets bevinden C Bowling en Partycentrum en Café A zich in de onmiddellijke nabijheid van het b-plein.

2. In geschil is of de aanslag terecht is opgelegd.

3.1. Belanghebbende heeft in de stukken gesteld dat hij zijn taxi op de onder 1.1 genoemde plaats niet heeft geparkeerd, maar slechts heeft neergezet voor het onmiddellijk ophalen van een passagier.

3.2. Verweerder heeft in de stukken en ter zitting - zakelijk weergegeven - gesteld dat de parkeercontroleur geen weglopende of aankomende chauffeur of passagier heeft gezien, en dat een parkeercontroleur meestal een waarnemingstijd in acht neemt, terwijl bij een taxi controleurs ook nog wel eens extra waarnemingstijd in acht willen nemen.

4.1. De Verordening Parkeerbelastingen 1999 (hierna: de Verordening) verstaat onder parkeren - voozover hier van belang - het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen.

4.2. Vaststaat dat belanghebbende zijn taxi aan het b-plein neerzette om een klant op te gaan halen. Belanghebbende heeft gesteld en het Hof acht aannemelijk dat de plek waar belanghebbende zijn auto neerzette redelijkerwijs gesproken de enige plaats was waar belanghebbende zijn auto voor dit doel kon neerzetten.

4.3. Naar het oordeel van het Hof moet onder 'de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk instappen van personen' in een geval als het onderhavige mede worden begrepen de tijd die objectief gezien redelijkerwijs noodzakelijk is om een klant in het café te gaan halen en mee te nemen naar de taxi. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende voor genoemde handelingen niet meer tijd gebruikt heeft dan objectief gezien redelijkerwijs noodzakelijk was. Het Hof neemt daarbij mede in aanmerking dat er een brede en drukke verkeersweg lag tussen de plek waar de taxi stond en waar het bewuste café lag en dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de klant niet vrijwel direct met de taxichauffeur is meegegaan.

4.4. Weliswaar heeft verweerder aangevoerd dat een parkeercontroleur meestal een 'waarnemingstijd' in acht neemt en dat ingeval een controleur constateert dat een taxi kennelijk de parkeerbelasting niet voldaan heeft, hij 'nog wel een beetje extra waarnemingstijd' in acht neemt, maar dat betekent - mede gelet op de vage tijdsaanduiding van verweerder - nog niet dat de parkeercontroleur in casu voldoende tijd in aanmerking heeft genomen.

4.5. Gezien het voorgaande heeft belanghebbende niet geparkeerd in de zin van de Verordening en is derhalve de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd.

5. Belanghebbende heeft geen proceskosten aannemelijk gemaakt.

De uitspraak is gedaan op 30 juli 2002 door mr. Goes, in tegenwoordigheid van mr. Van Rijn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt u van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.