Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-10-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:BV5982 AE9722, 02/01645 pv

Gerechtshof Amsterdam, 18-10-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:BV5982 AE9722, 02/01645 pv

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 oktober 2002
Datum publicatie
4 november 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AE9722
Zaaknummer
02/01645 pv

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft met het detectieonderzoek niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbendes riolering over een lengte van 3,70 m is vervangen. Immers verweerder heeft (de uitvoering van) het onderzoek slechts summier toegelicht, degenen die de riolering hebben vervangen hebben diverse administratieve fouten gemaakt, verweerder heeft in iedere fase van het geding een ander standpunt ingenomen en verweerder heeft voor het Hof bewust een onjuist standpunt verdedigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de ambtenaar belast met de heffing en invordering van huisrioleringsrechten van de Dienst Waterbeheer en Riolering (DWR) te Amsterdam, hierna verweerder, gedagtekend 6 februari 2002, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag voor het aanleggen en verwijderen van buisleidingen.

Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 4 oktober 2002.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vermindert de aanslag tot ¦ 2.502,60; en

- gelast de verweerder het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1.1. Belanghebbende is voor de helft eigenaar van het pand A-straat 76 (verder het pand) te Amsterdam. De gebruiker van de benedenverdieping van het pand, de heer B, berichtte belanghebbende in oktober 2001 dat 'de doorstroming (…) van de riolering te wensen overliet' en hij verzocht belanghebbende maatregelen te nemen.

1.2. In oktober 2001 heeft belanghebbende DWR telefonisch gevraagd 'het door gebruiker B geconstateerde ongerief te verhelpen'. DWR verzocht - aldus belanghebbende in zijn beroepschrift - vervolgens om

'mede gelet op de aan de werkzaamheden verbonden kosten, zijnde een bedrag van circa f 2.500, een ondertekende opdracht'.

1.3. Op 23 oktober 2001 heeft belanghebbende een schriftelijke 'Aanvraag werkzaamheden aansluitleiding(en)' bij DWR ingediend. Hij verzocht hierin de 'aansluitleiding' op het eerdergenoemde adres te 'repareren/vervangen'.

1.4. Op 24 oktober 2001 heeft de gemeente Amsterdam een huisriolering tussen het pand en het hoofdriool aangelegd. De nieuwe riolering ligt in openbare gemeentegrond en wel voor een deel onder de stoeptegels van het trottoir (verder de trottoirriolering) en voor het overige onder het asfalt van de rijbaan (verder de asfaltriolering).

1.5. Tot de gedingstukken behoort een 'werkopdracht' waarop onder andere vermeldt staat:

- als 'uitvoerenden": 'C - D'

- onder 'voetpad': '980' (met de hand doorgestreept)

- onder 'asfalt': '520'

1.6. Verweerder heeft belanghebbende voor het vernieuwen van de huisriolering een aanslag opgelegd ten bedrage van ¦ 5.740,50. De aanslag is als volgt gespecificeerd:

- voor het vernieuwen van 10,00 meter trottoirriolering ¦ 2.160,00

- voor het vernieuwen van 5,50 meter asfaltriolering ¦ 3.580,50

Belanghebbende is tegen deze aanslag tijdig in bezwaar gekomen.

1.7. In zijn uitspraak op bezwaar schrijft verweerder onder andere:

"Door een vergissing onzerzijds zijn bij u verkeerde lengtes in rekening gebracht. De werkelijk gelegde lengte in tegelvoetpad/klinkerrijweg is 7,00m1 in plaats van 10,00m1, in asfalt is dit 4,00m geweest in plaats van 5,50m1.

De aanslag zal derhalve met een bedrag van ¦ 1.624,00 (€ 737,17) verminderd worden tot een bedrag van ¦ 4.116,00 (€ 1.867,76)."

Het bedrag van ¦ 4.116 is als volgt berekend:

- 7 x [¦ 168 + ¦ 48] voor het aanleggen en verwijderen van trottoirriolering, plus

- 4 x [¦ 603 + ¦ 48] voor het aanleggen en verwijderen van asfaltriolering.

Belanghebbende is tegen de uitspraak tijdig in beroep gekomen.

1.8. In zijn verweerschrift concludeert verweerder tot ongegrondverklaring van het beroep en schrijft hij onder andere:

- met betrekking tot de trottoirriolering:

"De foutieve waarde op blad 2 van de werkopdrachtstaat is vervangen door de juiste waarde op blad 1 van de werkopdrachtstaat (7,00 meter in plaats van 9,80 meter)"

- met betrekking tot de asfaltriolering:

"Ten onrechte is in de aanslag, alsmede in de werkopdrachtstaat, uitgegaan van de lengte van een diagonaal in het asfalt vanaf een van de hoeken van de vierkante hoofdrioolput. De juiste afstand is de diagonaal vanaf het midden van de hoofdrioolput."

1.9. Op 2 oktober 2002 heeft verweerder het Hof het volgende geschreven:

"Op dinsdag 1 oktober is door middel van detectie de lengte bepaald van de betreffende huisriolering, voorzover deze onder het asfalt is aangelegd. De lengte bedraagt tussen 3,65 meter en 3,70 meter. De meetgegevens treft u hierbij aan."

Als bijlage is een 'WERKOPDRACHT' bijgevoegd. Op de werkopdracht staat onder andere geschreven:

"Met detectie lengte bepaald in asfalt = 3.65

3.70"

Tevens is een schets bijgevoegd waarop verweerder de ter plekke bestaande situatie schematisch heeft weergegeven. Die schets ziet er na een door verweerder ter zitting aangebrachte correctie - verkort weergegeven - als volgt uit:

het pand

trottoir

boom in carré

(= grond zonder tegels)

asfalt

gemeentelijke rioolput

Hierin staat:

- de vet weergegeven ononderbroken lijn voor de volgens verweerder aangelegde riolering;

- de vet weergegeven vierkant gestippelde lijn voor de volgens belanghebbende aangelegde riolering;

- de vet weergegeven streepjes lijn voor de oude riolering.

Door belanghebbende zijn ter zitting enige foto's van bovenstaande situatie overgelegd.

2. De Verordening op de heffing en invordering van huisrioleringen Amsterdam 1999 (verder de Verordening) bepaalt:

"Art. 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a afvalwater: al dan niet verontreinigd water dat wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

b gemeentelijke riolering: mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

c huisriolering: leiding voor afvoer van afvalwater vanuit een perceel naar de gemeentelijke riolering.

Belastbaar feit.

Art. 2

Voor het genot van door of vanwege de Dienst Waterbeheer en Riolering Amsterdam verleende diensten worden rechten geheven zoals omschreven in de bij deze verordening behorende tabel.

Belastingplicht.

Art. 3

Belastingplichtig is degene door wie of namens wie een dienst is aangevraagd dan wel ten behoeve van wie de dienst is verleend.

Tarief en maatstaf.

Art. 4

De rechten worden berekend naar de tarieven en maatstaven, opgenomen in de

bij deze verordening behorende tabel, met inachtneming van de daarin opgenomen bijzondere bepalingen."

In de tabel als bedoeld in artikel 4 (verder de Tabel 2001) staat:

1. Aanleg van buisleidingen

1.1. Het tarief bedraagt voor het leggen van een huisriolering (…) aangebracht in:

(…)

Tarief A Tarief B

1.1.2.A openbare gemeentegrond met maaiveldbedekking (tegels en/of klinkers), per in het werk gemeten strekkende meter nieuw aangelegde huisriolering ¦ 168.00 ¦ 192,00

1.1.2.B openbare gemeentegrond met maaiveldbedekking (asfalt), per in het werk gemeten strekkende meter nieuw aangelegde huisriolering ¦ 603.00 ¦ 627.00

2. Verwijderen van buisleidingen.

2.1. Het tarief bedraagt voor het verwijderen van de huisriolering (…) uitgenomen uit:

(….) Tarief A Tarief B

2.1.3. openbare gemeentegrond in reeds gegraven sleuf ten behoeve van het gestelde onder 1.1.c.a per in het werk gemeten strekkende meter ¦ 48.00 ¦ 168.00

(…)

4. Bijzondere bepalingen bij de rubrieken 1, 2 en 3.

4.1. Voor de berekening van het bedrag van de aanslag:

4.1.1. wordt per verrichting ten minste 1 meter buis in aanmerking genomen;

4.1.2. wordt een gedeelte van een strekkende meter tot 0.50 m naar boven afgerond met uitzondering voor 1.1.2.B;

4.1.3. wordt tarief A toegepast voor buisleidingen die niet dieper liggen dan 0.50 m (…)

4.1.4. wordt tarief B toegepast voor buisleidingen die dieper liggen dan 0.50 m (…);

3. In geschil is of de aanslag op het juiste aantal verwijderde en nieuw aangelegde meters trottoir- en asfaltriolering is gebaseerd. Zo de toepassing van de Verordening leidt tot een aanslag met een hoger bedrag dan ¦ 2.500, is tevens in geschil of het vertrouwensbeginsel met zich meebrengt dat de aanslag moet worden verlaagd tot ¦ 2.500.

4.1. Belanghebbende heeft zich ter zitting laten bijstaan door zijn echtgenote.

4.1.1. De echtgenote heeft ter zitting onder meer verklaard:

Op 24 oktober 2001 heb ik gezien dat verweerder werkzaamheden aan het uitvoeren was. Ik ben er niet de hele dag bij geweest en heb dus niet alles gezien. Met name de werkzaamheden in de sleuf in de buurt van de uitsparing voor de boom in het trottoir heb ik gezien. Ik weet dat zeker omdat ik gezien heb dat de uitvoerders boomwortels hebben verwijderd. Op basis van wat ik gezien heb, kan ik verklaren dat de nieuwe rioleringsbuis ondergronds - vanuit het pand gezien - eerst een stuk recht onder de stoep loopt, daarna naar links, richting de boom, afbuigt en vervolgens vlak langs de uitsparing voor de boom, via de rijbaan in de rioolput eindigt. Er zijn twee stukjes oude buis weggehaald.

4.1.2. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard:

Ik heb na afloop van de werkzaamheden bovengronds opgemeten hoe lang de nieuw aangelegde riolering zou moeten zijn. Ik kwam daarbij op 2.20 meter voor de asfaltriolering en op 6.60 meter (te weten 22 stoeptegels van 30 cm) voor de trottoirriolering. De rioleringsbuis is gelegd zoals op de schets van de DWR (weergegeven onder 1.9) is aangelegd, waarbij de door het Hof aangebrachte dikke blauwe markering mijn standpunt weergeeft.

Ik stem er - gelet op de afrondingsbepaling in de Tabel 2001 (nummer 4.1.2.) - mee in dat de lengte van de nieuw aangelegde trottoirriolering bij het vaststellen van de aanslag naar boven tot op 7 meter wordt afgerond.

Omdat ik zelf heb vastgesteld hoe lang de aangelegde asfaltriolering moet zijn, bestrijd ik de juistheid van de detectiemethode.

4.2. Verweerder heeft zich ter zitting laten bijstaan door E.

4.2.1. Verweerder heeft ter zitting onder andere het volgende verklaard:

Op de vraag van uw Hof of uit de onder 1.9 weergegeven situatieschets niet volgt dat de oude riolering niet is verwijderd en of dat niet betekent dat belanghebbende ten onrechte kosten voor het verwijderen van de oude riolering in rekening zijn gebracht, moet ik antwoorden dat de oude riolering inderdaad - op twee kleine stukjes na - niet is verwijderd en dat de aanslag derhalve met (11 x ¦ 48 =) ¦ 528 moet worden verminderd. De oude leiding is niet verwijderd omdat zulks vanwege de boomwortels voor veel extra werk zou zorgen.

Ik weet niet waarom op de onder 1.5 geciteerde werkopdracht het cijfer 980 is doorgestreept. Ik kan over de invulling van dat formulier verder niets meedelen. Ik weet ook niet waarom er bij de aanslag van verkeerde aantallen meters is uitgegaan.

Ik heb - ondanks een daartoe strekkend telefonisch gedaan verzoek van uw Hof - geen van de twee uitvoerders die op 24 oktober 2001 de in geschilzijnde werkzaamheden hebben verricht, ter bijstand meegenomen. Geen van hen had tijd. Mogelijk klinkt dat ongeloofwaardig. Ik wist niet dat het Hof zo veel waarde aan hun aanwezigheid hechtte.

De afrondingsbepaling in de Tabel 2001 (nummer 4.1.2.) houdt voor het onderhavige geval in dat de aangelegde meters trottoirriolering zijn afgerond tot op 7 meter. Asfaltrioleringmeters worden niet afgerond; deze worden per centimeter in rekening gebracht.

Van het detectieonderzoek kan ik geen verdere bescheiden overleggen. Ik vond het niet nodig om de uitvoerders van dat onderzoek mee te nemen. E is de aanvrager van het onderzoek geweest. Hij weet er veel van.

4.2.2. E verklaarde ter zitting het volgende:

Bij een detectieonderzoek wordt een apparaatje in de rioleringsbuis ingebracht. Dat apparaatje geeft signalen af, die bovengronds opgevangen worden. Aan de hand daarvan kan bepaald worden waar de buis ondergronds loopt. Het apparaat is betrouwbaar.

5.1. Niet in geschil is dat belanghebbende de in Tabel 2001 onder 1.1.2.A. en 1.1.2.B. vermelde dienst heeft aangevraagd en dat hij het genot heeft van die door of vanwege DWR verleende dienst. Ook staat vast dat daarop Tarief A van toepassing is. Ter zitting bleek bovendien dat er geen buisleiding is verwijderd (zoals bedoeld onder 2 van de Tabel 2001).

Nu belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat hij er - gelet op de afrondingsbepaling in Tabel 2001 - mee instemt dat de aanslag voor wat betreft de aanleg van trottoirriolering wordt gebaseerd op 7 meter, beperkt het geschil zich tot de vraag of door dan wel namens verweerder 3,70 meter (standpunt verweerder), dan wel 2,20 meter (standpunt belanghebbende) asfaltriolering is aangelegd.

5.2.1. Het Hof stelt voorop dat op verweerder de last rust aannemelijk te maken dat er 3,70 meter asfaltriolering is aangelegd. Verweerder heeft met het overleggen van de ingevulde 'werkopdracht' voor het op 1 oktober 2002 verrichte detectieonderzoek (zie 1.9) dit bewijs pogen te leveren. Bij de beoordeling van dit bewijsmiddel acht het Hof het volgende van belang.

5.2.2. Verweerder heeft het detectieonderzoek op de zitting slechts summier toegelicht. Hierdoor heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat deze methode voldoende betrouwbaar is. Het had op de weg van verweerder gelegen om bescheiden te overleggen waaruit bleek dat deze voor verweerder - volgens zijn pleitnota - 'betrekkelijk nieuwe methodiek' in de regel het vereiste bewijs levert. Verweerder had daartoe een deskundigenrapport over, dan wel een ijkrapport of een handleiding of iets dergelijks van het detectieapparaat kunnen overleggen.

5.2.3. Verweerder heeft - naast de ingevulde werkopdracht - geen verdere bescheiden met betrekking tot de uitvoering van het detectieonderzoek overgelegd. Verweerder heeft de uitvoerders van dit onderzoek ook niet ter bijstand naar de zitting meegenomen.

Voorts is het mogelijk dat de uitvoerders van het detectieonderzoek de werkopdracht niet goed ingevuld hebben. Het Hof wijst erop dat uit hetgeen verweerder in de gedingstukken en ter zitting heeft verklaard, blijkt dat de uitvoerders van de op 24 oktober 2001 verrichte werkzaamheden de werkopdracht in ieder geval op meerdere punten onjuist hebben ingevuld (zie 1.8). Nu verweerder daarover niets heeft meegedeeld en hij ook de uitvoerders van de op 24 oktober 2001 verrichte werkzaamheden niet naar de zitting heeft meegenomen, is niet duidelijk geworden wat destijds de oorzaak van de foute invulling is geweest.

5.2.4. De twijfels die het Hof over de betrouwbaarheid van het uitgevoerde detectieonderzoek heeft, worden versterkt door de bewijsmiddelen die belanghebbende heeft ingebracht - met name de verklaring van de echtgenote van belanghebbende - , waarmee hij verweerders standpunt met betrekking tot de ligging en de lengte van de aangelegde asfaltriolering gemotiveerd bestrijdt.

5.2.5. Daar komt bij dat verweerder in iedere fase van het geding met betrekking tot de lengte van de aangelegde asfaltriolering een ander standpunt heeft ingenomen. De aanslag baseerde hij op 5,50 meter (zie 1.6), in de bestreden uitspraak stelt verweerder dat de 'werkelijk gelegde lengte (…) in asfalt' 4 meter is geweest (zie 1.7), welk standpunt hij ook in zijn verweerschrift inneemt (zie 1.8), en in zijn pleitnota meent hij dat het aantal meters 3,70 moet zijn (zie 1.9). Overigens heeft verweerder voor de vermindering van 4 naar 3,7 meter geen verklaring gegeven.

Ook met betrekking tot de lengte van de trottoirriolering heeft verweerder in de aanslagregelende fase een ander standpunt ingenomen dan in de bezwaarfase (zie 1.8).

5.2.6. Tot slot wijst het Hof erop dat verweerder wist, dan wel had moeten weten, dat hij in ieder geval vanaf het moment van het schrijven van zijn verweerschrift tot aan het tijdstip van de zitting met betrekking tot het belasten van belanghebbende voor het verwijderen van de oude huisriolering een onjuist standpunt heeft verdedigd. Er was immers, zoals uit de bij het verweerschrift en de bij de brief van 2 oktober 2002 overgelegde schetsen blijkt, geen of nagenoeg geen huisriolering verwijderd, terwijl verweerder voor deze dienst wel een bedrag van (11 x ¦ 48 =) ¦ 528 (na bezwaar) aan belanghebbende in rekening heeft gebracht. Pas ter zitting, nadat het Hof hierover vragen had gesteld, herriep verweerder zijn onjuiste standpunt.

Onder deze omstandigheden acht het Hof het gepast om verklaringen van verweerder - mede gelet op 5.2.6 - omtrent andere elementen van de aanslag kritisch te beoordelen.

5.2.7. Het Hof is, gelet op hetgeen onder 5.2.2 - 5.2.6 is overwogen, tezamen en in onderling verband bezien, tot het oordeel gekomen dat verweerder met het overleggen van de ingevulde werkopdracht (uit 1.9), dan wel anderszins, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de in geschil zijnde asfaltriolering over een lengte van 3,70 meter heeft aangelegd of heeft laten aanleggen. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende die gesteld heeft dat er 2,20 meter asfaltriolering is aangelegd.

6. Het vorenstaande betekent dat de aanslag moet worden vastgesteld op (7 x ¦ 168 =) ¦ 1.176, voor het aanleggen van de trottoirriolering, en op (2,20 x ¦ 603 =) ¦ 1.326,60, voor het aanleggen van de asfaltriolering, zijnde in totaal op ¦ 2.502,60.

Nu verweerder in het telefoongesprek, zoals weergegeven onder 1.2, volgens belanghebbende een aanslagbedrag van 'circa ¦ 2.500' heeft genoemd, hoeft het Hof belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel niet te behandelen.

7. Het Hof zal de aanslag derhalve verminderen tot ¦ 2.502,60.

8. Belanghebbende heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat hij in de beroepsfase voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

De uitspraak is gedaan op 18 oktober 2002 door mr. Goes, in tegenwoordigheid van mr. Van Rijn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt u van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.