Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-10-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:BV5503 AF0935, 01/02442

Gerechtshof Amsterdam, 30-10-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:BV5503 AF0935, 01/02442

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 oktober 2002
Datum publicatie
21 november 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AF0935
Zaaknummer
01/02442

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. Geen vergoeding van geclaimde schade (smartegeld en tijdverlies) gelet op eigen gedragingen van belanghebbende bij het achterlaten van zijn auto en zijn handelingen om te komen tot het verwijderen van de wielklem.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het verzet van mr. X te Z, belanghebbende,

tegen

een op 17 juni 2002 door het hof gedane uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

1. Belanghebbende heeft op 5 maart 2001 (circa 19.15 uur) zijn auto geparkeerd in de omgeving van Carré in Amsterdam en een geldig gemaakte "parkeer(kras)kaart" op het dashboard van zijn auto geplaatst. Enige tijd later (voor de voorstelling in Carré) constateerde belanghebbende dat zijn auto was voorzien van een naheffingsaanslag en een wielklem. Hij heeft een medewerker van Stadstoezicht aangesproken en beiden constateerden bij het openen van de auto dat de kraskaart gevallen was en niet meer zichtbaar was op het dashboard; belanghebbende veronderstelde dat dit was veroorzaakt door het te hard dichtslaan van een autoportier. De medewerker van Stadstoezicht vertelde belanghebbende dat hij niet in staat was de wielklem te verwijderen en dat belanghebbende daarvoor telefonisch contact moest opnemen met een vestiging van Stadstoezicht.

Na de voorstelling in Carré (omstreeks 23.00 uur) constateerde belanghebbende dat de wielklem nog aanwezig was. Vervolgens heeft hij een gelegenheid gezocht om te kunnen bellen. Na betaling van de naheffingsaanslag en de kosten voor het "ontklemmen" rond 00.34 uur de volgende dag, heeft Stadstoezicht de wielklem verwijderd.

2. De overgelegde parkeer(kras)kaart bevat op de achterzijde de volgende tekst

Gebruiksaanwijzing

… Scheur de parkeerkaart af en leg deze goed zichtbaar op het dashboard

Deze parkeerkaart is uitsluitend geldig:

… indien duidelijk zichtbaar op het dashboard geplaatst.

3. De directeur Stadstoezicht, verweerder, heeft bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

In zijn beroepschrift, binnengekomen op 27 juli 2001, heeft belanghebbende verzocht de naheffingsaanslag te vernietigen met de toevoeging "kosten rechtens".

De inspecteur fiscale zaken particulieren Gemeentebelastingen Amsterdam, hierna eveneens verweerder, heeft op 23 april 2002 geschreven dat de naheffingsaanslag kon worden vernietigd.

Belanghebbende heeft zijn beroep niet ingetrokken.

4. Het gerechtshof heeft bij de uitspraak van 17 juni 2002 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak en de naheffingsaanslag vernietigd en de gemeente Amsterdam gelast het griffierecht te vergoeden. Het hof heeft geen proceskostenvergoeding toegekend omdat gesteld noch gebleken was dat belanghebbende kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen.

5. Belanghebbende heeft verzet gedaan en daarin een nadere behandeling gevraagd met het oog op het vaststellen van een schadevergoeding en een proceskostenvergoeding.

6. Ter zitting van 16 oktober 2002 heeft belanghebbende nog verklaard dat hij zijn echtgenote niet als getuige heeft meegenomen omdat een inhoudelijke behandeling van de zaak nog niet aan de orde is; dat hij op 5 maart 2001 tussen 23.00 en 23.15 uur gebeld heeft om de auto te laten ontklemmen; dat de medewerker die had geklemd, gezegd had dat belanghebbende moest bellen om te laten ontklemmen; dat zijn schade betrekking heeft op smartegeld wegens het wachten in een koude auto en op verletkosten omdat hij de verloren tijd aan zijn werk had kunnen besteden. Verweerder heeft betwist dat belanghebbende zo lang heeft moeten wachten. Voorts verklaarde hij dat een medewerker die een wielklem aanbrengt, niet bevoegd is een auto te ontklemmen.

7. Het hof overweegt het volgende.

In strijd met de tekst op de parkeerkraskaart heeft belanghebbende de kaart niet op zodanige wijze neergelegd dat deze ook na het verlaten van de auto duidelijk zichtbaar was voor een parkeercontroleur. Met het oog op een behoorlijke controle op het betaald zijn van de parkeerbelasting acht het hof een dergelijke "gebruiksaanwijzing" alleszins gerechtvaardigd.

Door anders te handelen heeft belanghebbende zelf de gevolgen opgeroepen die in het centrum van Amsterdam normaliter gepaard gaan met de maatregelen genomen ten behoeve van de invordering van parkeerbelasting. Deze gevolgen zijn dan ook in redelijkheid veeleer toe te rekenen aan belanghebbende zelf dan aan de gemeente Amsterdam; daarbij acht het hof nog van belang dat belanghebbende kantoor houdt in Amsterdam en op de hoogte moet zijn geweest van het in Amsterdam geldende parkeerregime.

Evenzeer en in aansluiting op het voorgaande valt het aan belanghebbende toe te rekenen dat hij pas na het verlaten van de voorstelling contact heeft opgenomen met Stadstoezicht en niet direct bij het aantreffen van de wielklem, temeer daar de medewerker van Stadstoezicht expliciet verklaard heeft dat belanghebbende zelf contact diende op te nemen.

Het hof ziet onder deze omstandigheden, veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van alle verklaringen van belanghebbende met betrekking tot de gang van zaken rond het ontklemmen, geen reden het verzet gegrond te verklaren met het oog op een nadere behandeling van de aanspraak van belanghebbende op vergoeding van schade, dan wel proceskosten. Met betrekking tot dit laatste acht het hof van belang dat belanghebbende niet een derde heeft ingeschakeld voor het verlenen van rechtskundige bijstand.

8. Het hof ziet evenmin voldoende reden voor enige veroordeling in de kosten voor het indienen en behandelen van het verzetschrift.

Beslissing:

Het hof verklaart het verzet ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 30 oktober 2002 door mr. Boersma, in tegenwoordigheid van Wessel als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Het hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat tenminste:

a- de naam en het adres van de indiener;

b- een dagtekening;

c- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d- de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.