Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-11-2002, AF2382, 02/00375 PV

Gerechtshof Amsterdam, 20-11-2002, AF2382, 02/00375 PV

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 november 2002
Datum publicatie
23 december 2002
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AF2382
Zaaknummer
02/00375 PV

Inhoudsindicatie

Het beroepschrift niet is ontvangen binnen de termijn van artikel 6:7 en 6:9, eerste en tweede lid, van de AWB. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake, nu belanghebbendes beroep op de omstandigheid dat de postbezorging door de kerstdrukte is vertraagd, een algemeen bekende omstandigheid is en voor rekening van belanghebbende komt. Van een abnormaal postverzuim is geen sprake.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Veertiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

de uitspraak, verzonden 12 november 2001, van de heffingsambtenaar van de gemeente P, verweerder, betreffende een beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.

Het beroep is behandeld ter zitting van 6 november 2002.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep;

- gelast de griffier het betaalde griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te restitueren.

Gronden

1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak a-straat 1, 0000 AA te Z. Bij een op naam van belanghebbende gestelde beschikking van 28 februari 2001 heeft verweerder de waarde van die zaak naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op ƒ 341.000 (€ 154.739). Na bezwaar heeft verweerder bij de bestreden uitspraak de in de beschikking vastgestelde waarde gehandhaafd.

2.1. Van belanghebbende is ter griffie van het Gerechtshof een per post verzonden beroepschrift ontvangen op 2 januari 2002, gericht tegen de bestreden uitspraak. Op grond van de stukken, is komen vast te staan dat het beroepschrift niet is ontvangen binnen de bij artikel 6:7 en 6:9, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Wet) in verbinding met artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde indieningstermijn. Het beroepschrift is wel binnen de termijn ter post bezorgd, echter met inachtneming van artikel 6:9, tweede lid, van de Wet had het beroepschrift uiterlijk op 31 december 2001 moeten zijn ontvangen door het Hof.

2.2. Het vorenoverwogene brengt mee dat het beroep wegens overschrijding van de daarvoor gestelde indieningstermijn niet-ontvankelijk is.

2.3. Voor het op voet van artikel 6:11 van de Wet achterwege laten van de niet-ontvankelijkheidverklaring omdat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest, heeft het Hof geen reden. Belanghebbendes betoog dat de postbezorging door de kerstdrukte is vertraagd kan hem niet baten. Deze omstandigheid is algemeen bekend en komt voor rekening van belanghebbende. Van een abnormaal postverzuim is geen sprake.

2.4. Nu het beroep niet-ontvankelijk is komt het Hof niet toe aan inhoudelijke behandeling van het beroepschrift. Ten overvloede merkt het Hof op dat, zoals belanghebbende ter zitting ook heeft bevestigd, het onderhavige antispeculatiebeding (met kettingbepaling) de omvang van het genot van de woning niet beperkt. Hieruit volgt, zoals verweerder heeft gesteld, dat het beding geen waardedrukkende invloed heeft op de WOZ-waarde van een woning. Deze zienswijze is bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 25 november 1998, BNB 1999/18.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan op 20 november 2002 door mr. Van Loon, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Vervanging

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.