Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-11-2002, AF3701, 00/02221

Gerechtshof Amsterdam, 26-11-2002, AF3701, 00/02221

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 november 2002
Datum publicatie
31 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2002:AF3701
Zaaknummer
00/02221

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is in bezit van aandelen in een Turkse vennootschap. De inspecteur slaagt niet erin te bewijzen dat belanghebbende uit hoofde van het bezit van deze aandelen inkomsten heeft genoten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren te P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 23 juni 2000, ingediend door mr. A (B Advocaten Belastingkundigen) te Z als zijn gemachtigde. Het beroepschrift is aangevuld bij brief, afgegeven ter griffie op 15 september 2000.

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 22 mei 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996.

1.2. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 60.245. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van primair ƒ 37.820 en subsidiair ƒ 49.459.

1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Hij concludeert primair tot bevestiging van de bestreden uitspraak en subsidiair tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 57.705.

1.5. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

1.6. Bij brieven van 10, 14 en 16 januari 2002 zijn namens belanghebbende stukken aan het Hof toegezonden. Een kopie van deze stukken is aan de inspecteur toegezonden. Bij brief van 15 januari 2002 is namens de inspecteur een pleitnota, vergezeld van dertien bijlagen, aan het Hof toegezonden. Deze pleitnota en de daarbij behorende bijlagen zijn door gemachtigde ontvangen.

1.7. Ter zitting van 22 januari 2002 zijn verschenen belanghebbende en voornoemde gemachtigde (hierna: gemachtigde), alsmede namens de inspecteur drs. C, tot bijstand vergezeld van mr. drs. D. Gemachtigde heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen. Van de bijlage bij de pleitnota, een 'lijst met feitelijke misverstanden', heeft de inspecteur kunnen kennisnemen en zich erover kunnen uitlaten. Ter zitting heeft de inspecteur een lijst met Turkse termen en een vertaling daarvan overgelegd. Belanghebbende heeft van dit stuk kunnen kennisnemen en zich erover kunnen uitlaten.

1.8. Bij brief van 25 januari 2002 heeft D het Hof een van nummering voorziene pletnota toegezonden, zoals ter zitting is aangegeven.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende, geboren in 1957 en gehuwd, was in 1996 in het bezit van een te zijnen name gestelde Tahsil Makbuzu (een kwitantie annex afgiftebewijs) van E A.S., gedagtekend 24 juli 1996, - hem toegezonden bij faxbericht van december 1999 door F AS -, voorzien van twee handtekeningen waaronder de zijne, waarop onder meer het volgende is vermeld:

26.07.94 de yatan DM 25.000

05.03.1995 de yatan DM 25.000

24.07.1995 de yatan DM 50.000

1995-1996 deger artisi DM 12.178

DM 112.178

De eerste drie bedragen betreffen geldstortingen van belanghebbende in E AS, een vennootschap in 1989 opgericht naar Turks recht en gevestigd te Q (Turkije). E AS fungeert als houdstermaatschappij van verschillende ondernemingen, zoals supermarkten, textielfa-brieken, naaiateliers, hotels, restaurants en een luchtvaartonderneming. De E-groep heeft duizenden werknemers in dienst, waarvan de meesten werkzaam zijn in Turkije.

2.2. Blijkens drie door E AS opgemaakte Tahsil Makbuzu's (hierna: makbuz) heeft belanghebbende tegen betaling van onderscheidenlijk ƒ 28.250 op 26 juli 1994, DM 25.000 op 8 maart 1995 en DM 50.000 op 24 juli 1995 hisse senedi's (aandeelbewijzen) in E AS verworven.

2.3. In 1995 is de vennootschap naar Turks recht F AS opgericht. Deze vennootschap heeft in 1996 de aandelen in E AS tegen uitreiking van eigen aandelen overgenomen.

2.4. In een brief aan de inspecteur van 15 november 1999 heeft gemachtigde onder meer het volgende verklaard:

"Vraag 4

De heer X heeft geen winstuitkeringen ontvangen; wel zijn de aandelen jaarlijks in waarde gestegen.

De organisatie van E heeft een waardestijging in papier aan hem bekend gemaakt (een zogenaamde deger artisi of DA) van 2.178 DM per 1 januari 1995 en van 10.000 DM per 1 januari 1996."

2.5. In een brief aan gemachtigde, door hem ontvangen op 31 augustus 2000, verklaart G, deputy chief financial officer van E AS, onder meer het volgende:

"The "deger artisi" is not a dividend. The "deger artisi" is the value increase of the share. The "deger artisi" is written on the makbuz to inform the individual shareholder of the up to date value of the share.

The translation of the Turkish word "deger artisi" in English is also value increase.

E AS was our main holding company in years 1994, 1995 and 1996. E AS did not distribute any dividend in 1994, 1995 and 1996. All the profits of the company were used for new investments. (...)

You have asked me whether an individual shareholder such as Mr X could ask E AS to pay him in cash the amount of the "deger artisi" mentioned on the makbuz. I can confirm that Mr X, being an individual shareholder of E AS, was not in the position to ask E AS to pay him in cash the amount of the "deger artisi" mentioned on the "makbuz"."

2.6. Bij zijn conclusie van dupliek heeft de inspecteur een kopie gevoegd van een in het Nederlands vertaalde, ongedateerde brief van F AS, gericht aan "Belastingspecialisten te Amsterdam". In deze brief staat onder meer het volgende:

"F is een vennootschap die een groot aantal ondernemingen omvat (...). Het doel van de vennootschap is het spaargeld van de landgenoten die in het buitenland werkzaam zijn in te nemen in de ruil voor aandelen en met dit geld in Turkije bedrijven op te richten. Op die manier wordt er aan de ene kant met het spaargeld winst verkregen en aan de andere kant worden de aandelen steeds meer waard.

Vanaf de datum dat wij opgericht zijn, zijn wij al bezig met het aankopen van bedrijven en het opzetten van nieuwe activiteiten. Wij geloven dat onze vennootschap succesvol is, want al onze, meest kleine, aandeelhouders krijgen ieder jaar een deel van de winst en de waarde van de aandelen wordt ieder jaar meer."

2.7. E AS heeft verzocht een door een rechtbank in Turkije aangewezen deskundige een onderzoek te laten verrichten naar de vraag of er in de jaren 1995 - 2000 een verdeling heeft plaatsgevonden van de winst van E AS. In een verslag van deze deskundige, gedagtekend 12 maart 2001 en in het Nederlands vertaald, verklaart deze deskundige onder meer het volgende:

"E AS. heeft in de jaren 1995, 1996, 1997, 1998, 1999 en 2000 geen winst aan haar aandeelhouders uitgekeerd en de winst die niet uitgekeerd is, is volgens de Turkse Handelswet, artikel 466 en 467 gereserveerd."

2.8. H. A.S. heeft verzocht een door een rechtbank in Turkije aangewezen deskundige een onderzoek te laten verrichten naar de vraag of er in de jaren 1997 - 2000 een verdeling heeft plaatsgevonden van de winst van H A.S. In een verslag van deze deskundige, gedagtekend 9 januari 2002 en in het Nederlands vertaald door een beëdigd tolk-vertaalster, verklaart deze deskundige onder meer het volgende:

"Conclusie

H A.S. heeft de winst die zij heeft gemaakt door middel van het bedrijven van handel in de jaren 1997, 1998, 1999 en 2000 niet als winst aan haar aandeelhouders uitgekeerd, maar zij heeft deze winst volgens de betreffende wetten en naar aanleiding van besluiten van de besluiten van de Algemene Vergadering als reservegelden onder haar verantwoordelijkheid gereserveerd."

2.9. F AS heeft verzocht een door een rechtbank in Turkije aangewezen deskundige een onderzoek te laten verrichten naar de vraag of er in de jaren 1995 - 2000 een verdeling heeft plaatsgevonden van de winst van F AS. In een verslag van deze deskundige, gedagtekend 9 januari 2002 en in het Nederlands vertaald door een beëdigd tolk-vertaalster, verklaart deze deskundige onder meer het volgende:

"Conclusie

F A.S. heeft de winst die zij heeft gemaakt door middel van het bedrijven van handel in de jaren 1995, 1996, 1997, 1998, 1999 en 2000 niet als winst aan haar aandeelhouders uitgekeerd, maar zij heeft deze winst volgens de betreffende wetten en naar aanleiding van besluiten van de besluiten van de Algemene Vergadering als reservegelden onder haar verantwoordelijkheid gereserveerd."

2.10. In een door de inspecteur bij zijn pleitnota (bijlage 8) overgelegde kopie van een proces-verbaal van een verhoor op 29 maart 2000 van een verdachte, door de inspecteur aangeduid als de heer K, verklaart deze verdachte onder meer het volgende:

"Ik ben vertegenwoordiger voor F en met name de vertegenwoordiger voor Belgie. F heeft meerdere aftakkingen waaronder die in Luxemburg. Ik ben vanaf 1 januari 2000 verantwoordelijk voor de handel van waardepapieren in Belgie.

(...)

U toont mij boeknummer 18 met volgnummer 1 en vraagt mij welke gegevens er op de witte sticker staan.

Op de voorkant staat de naam B. (...) Hij zit in het bestuur van F. Verder staat er het boeknummer op, het volgnummer en de bladzijden. Wat de inhoudelijke betekenis is van de gele doorschrijfformulieren daar kan ik weinig over verklaren. (...) Ik zal toch een poging wagen. Op deze formulieren staat de stand van de deelname van de aandeelhouder met eventueel de bijgeschreven winsten etc.

De aandeelhouders worden aan de hand van deze boeken bezocht en de gegevns die op de gele doorschrijfformulieren staan vermeld worden met de aandeelhouder door mij besproken."

Aan de kopie van het proces-verbaal zijn vijf pagina's bijlagen gehecht, waaronder een formulier in het hoofd waarvan de naam I S.A. is vermeld. Een ander formulier betreft een vol-machtverlening ten behoeve van de houder van aandelen in I S.A.

2.11. In een door de inspecteur bij zijn pleitnota (bijlage 9) overgelegde kopie van een proces-verbaal van een verhoor van een verdachte, door de inspecteur aangeduid als de heer S, verklaart deze verdachte onder meer het volgende:

"Het klopt dat ik zo'n DM 73.000 aan waardepapieren van E in eigendom heb en mijn vrouw voor een bedrag van ongeveer DM 37.400. Zoals ik eerder al verklaard heb, heeft mijn vrouw die aandelen verkregen uit het terugbetaalde spaargeld voor de woning in Q. Dat was in september 1995. Ik weet zelf niet meer op welke data ik mijn aandelen heb verkregen. (...) Ik weet niet hoeveel van die stukken wij als winstuitdeling hebben gekregen en hoeveel stukken wij hebben gekregen als gevolg van een storting door ons. Maar als E percentages in hun brief vermeldt, kan ik mij daar wel mee verenigen. Die percentages moeten dan kloppen. Als E in hun brief vermeldt dat ik die winstuitdeling contant heb ontvangen, klopt dat niet. Ik kreeg de winstuitdeling in aandelen uitgekeerd. De winstuitkering krijg je vanaf het moment van aankoop van de aandelen. Elk jaar in de maand december wordt vastgesteld of er winst of verlies is geweest. (…) In december wordt dus het winstpercentage bepaald. Dat percentage wordt evenredig verminderd met de tijd waarover je in dat jaar geen aandelen hebt gehad. (...) Dat alles betekent dus dat ik, op grond van de brief van E, in 1993, 1994 en 1995 de daarin genoemde percentages winstuitdelingen heb gehad over de in 1993 verkregen aandelen van DM 1.000. In 1996 is bij de omzetting naar de holding nog eens 10% bijgeschreven."

Een gedeelte van deze verklaring, beginnend met 'De winstuitkering krijg je', maakt ook deel uit van bijlage 16 bij het verweerschrift.

2.12. In het kader van een briefwisseling tussen de Belastingdienst en J, vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van F, heeft deze onder meer het volgende verklaard:

"H. De winstpercentages die door F over de jaren bijgeschreven zijn:

1993: 15% contant

1994: 20% contant

1995: 15% contant

I. De omwisseling van de aandelen van de naamloze vennootschap in die van de Holding vond in Europa plaats in januari 1996. In dat kader werd 10% winst bijgeschreven."

2.13. In bijlage 17 bij het verweerschrift wordt door een persoon waarvan de naam anoniem is gemaakt en die is aangeduid als getuige, onder meer het volgende verklaard:

"F is een Turkse onderneming die aandelen verkoopt. (...) ik heb (...) drie aandelen van 1.100 DM per stuk gekocht. (...) Er is mij verteld dat er één keer per jaar iemand van Kombassan naar Nederland komt en dat dan de aandeelhouders op een bepaalde plaats worden uitgenodigd. Daar worden dan de winstaandelen contant in Duitse marken uitbetaald. Er is mij verteld dat er per jaar 20 tot 30% winst wordt gemaakt (...). Omdat ik dit jaar pas voor de eerste keer aandelen heb gekocht, moet ik maar afwachten hoe het precies zal gaan."

2.14. In een door de inspecteur bij zijn pleitnota overgelegde kopie van een proces-verbaal van een verhoor van een getuige, door de inspecteur aangeduid als de heer T, verklaart deze getuige onder meer het volgende:

"De aandelen waarover u wilt praten zijn niet van mij. De aandelen zijn gekocht in 1998. Het betrof geld afkomstig uit de nalatenschap van mijn schoonmoeder. (...) Aangezien kinderen nog minderjarig waren hebben we besloten de boedel niet te verdelen. Omdat ik veel goede dingen zag in E heb ik de broers en zuster van mijn vrouw geadviseerd het geld te beleggen in E. (…) Het geld wat wij kregen voor de bezittingen hebben we in Turkije omgezet in Duitse Marken en dit vervolgens contant "gestort" bij het hoofdkantoor van E in Q. (...) U toont mij een overzicht waarop mijn naam staat vermeld. Dit zou inderdaad het exemplaar kunnen zijn wat ik heb gezien en getekend. Wat alle afkortingen betekenen die op het overzicht voorkomen weet ik niet. Ik ben alleen geïnteresseerd in het bedrag wat onderaan het overzicht staat. Dit is namelijk de waardestijging van onze aandelen. Dat er onder het getoonde overzicht geen handtekening staat kan ik niet begrijpen, want ik weet zeker dat ik een handtekening heb geplaatst. Ik heb geen zeggenschap over de aandelen. Ik mag dus niet verkopen. Alle eventuele winstuitkeringen moet ik omzetten in nieuwe aandelen."

2.15. De door belanghebbende voor het jaar 1996 ingediende aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen vermeldt een belastbaar inkomen van ƒ 37.820. In zijn brief aan gemachtigde van 30 november 1999 schrijft de inspecteur dat hij het belastbaar inkomen als volgt heeft vastgesteld:

"2. Inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen 1996.

Aangegeven belastbaar inkomen: f 37.280

Bij: inkomsten E 22.425

Belastbaar inkomen: f 59.705

(...)

Toelichting

(...)

ad 2.

(...)

De inkomsten uit E heb ik als volgt berekend; uitgaande van een totale investering van f 112.250.

- DM 10.000; volgens deger artisi, = f 11.200

- 10% van de inleg van f 112.250 = f 11.225."

3. Geschil

In geschil zijn de navolgende vragen:

1. Heeft belanghebbende ter zake van zijn gerechtigdheid in de E-groep in 1996 inkomsten genoten?

en indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:

2. Bedragen de door belanghebbende genoten inkomsten uit de E-groep

ƒ 22.245, zoals de inspecteur heeft gesteld, dan wel ƒ 11.200, overeenkomend met het voor 1996 in de makbuz begrepen deger artisi, zoals belanghebbende stelt ?

3. Heeft belanghebbende ter zake van de door hem uit de E-groep genoten inkomsten recht op toepassing van de dividendvrijstelling?

4. Standpunten van partijen

4.1. Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding, waar-onder de onder 1.6 en 1.7 vermelde pleitnota's.

4.2. Ter zitting is hieraan namens belanghebbende, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd. Ik ga akkoord met de aanvulling van de pleitnota van de inspecteur bestaande uit de ter zitting aangebrachte nummering van de bijlagen. Op de overgelegde lijst met Turkse woorden kan ik nu niet reageren. Daarvoor zou ik eerst de door mij telkens ingeschakelde vertaalster moeten raadplegen. Vooralsnog betwist ik derhalve die lijst. Ik betwist niet dat in de bijtelling de gulden het equivalent is van de Duitse mark. Met de inspecteur ben ik eens dat de omwisseling van E AS in F AS in het najaar van 1996 heeft plaatsgehad.

Uit de makbuz valt niet af te leiden om hoeveel aandelen het gaat. Toen de inspecteur mij verzocht om overlegging van de makbuz ontving ik het stuk dat als bijlage 5 bij het beroep-schrift is overgelegd. Wellicht zijn de door de inspecteur overgelegde drie Tahsils Makbuzu, gelet op de daarop voorkomende data (die overeenkomen met de data op de door mij overge-legde Tahsil Makbuzu), een eerdere versie. Het zetten van de handtekening zal slechts een formaliteit zijn.

Mij is duidelijk geworden dat men de deger artisi niet kan verzilveren. Omdat het verzilveren niet tot de mogelijkheden behoorde, is er bij het opkopen van de aandelen door F AS, korting gegeven op de hoofdsom. Belanghebbende heeft echter de bewijsstukken van die aandelen niet opgehaald. Hij stelt in ieder geval nog aandelen te hebben. Welke waarde die omgewisselde aandelen vertegenwoordigen weet ik niet. Via G kan alsnog informatie worden ingewonnen. Indien het Hof uitstel verleent om nadere informatie te verkrijgen, kan ik nog informatie vragen omtrent de omvang van rechten van F AS en zou ik de statuten kunnen opvragen. Aan dit laatste zijn wel vertaalkosten verbonden.

4.3. Ter zitting heeft de inspecteur, kort samengevat en zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd.

Het laatst door mij verzonden stuk dient als pleitnota te worden beschouwd. Deze is als definitief exemplaar te beschouwen. Daar waar in die pleitnota staat vermeld bijlage vermeld ik dat daarbij respectievelijk de volgende nummering hoort: op pagina 1 (in punt 3) bijlage 1 en bijlage 2, op pagina 2 (als slot van de 1e alinea) bijlage 3, (als slot van punt 2) bijlage 4, (als slot van punt 3) bijlage 5, (als slot van punt 4) bijlage 6, (als slot van punt 5) bijlage 7, (1e alinea punt 3 Kwalificatie belegging) bijlage 8 respectievelijk bijlage 9, (3e alinea, 2e regel) bijlage 10, (voorlaatste regel) bijlage 9, (laatste regel) bijlage 11, en op pagina 3 (2e alinea) bijlage 8, (laatste alinea, 5e regel) bijlage 12, (pag 4, 5e regel) bijlage 13 en bijlage 11. Na de zitting zal ik aan belanghebbende en het Hof een exemplaar van de pleitnota zenden voorzien van de juiste bijlagenummering.

Ik spreek over E, als ik het heb over het conglomeraat van vennootschappen E. De aandelen van die vennootschappen worden door elkaar gebruikt. Als het gaat om E AS betreft dat F AS maar ook E AS. Belanghebbende heeft die aandelen gekocht. Gemachtigde bestempelt de makbuz als een aandeelbewijs. Dat bestrijd ik. Mijns inziens is het een bewijs van betaling. In de overgelegde lijst met Turkse namen zie ik als vertaling van het woord tahsil staan 'verkrijging'. Vervolgens zie ik op de makbuz bedragen vermeld. Dat is een aanwijzing dat belanghebbende iets heeft ontvangen op het door hem gestorte bedrag. Dat is voor mij de belangrijkste aanwijzing van belanghebbende als 'genieter'.

Als reactie op de pleitnota van belanghebbende met bijlage heb ik het volgende op te merken: De bij brief van 16 januari 2002 door belanghebbende ingezonden stukken zijn in het Turks gesteld. Daar kan ik niets mee. In de jaarstukken van bestaande vennootschappen mis ik de gereserveerde winst. Op de in de pleitnota geopperde onderzoekmethoden kan ik zeggen dat de Belastingdienst rechtstreeks bij F AS heeft gevraagd om overlegging van de statuten. De uiterste termijn tot overlegging verstreek op 2 januari 2002. De derde onderzoeksmethode is beproefd maar is niet geslaagd.

Naar aanleiding van de overgelegde 'lijst van misverstanden' heb ik het navolgende op te merken. Tot nog toe heeft de Belastingdienst geen bewijs ontvangen dat belanghebbende in verband met het aandeel stemrecht dan wel welk ander recht dan ook heeft. Betreffende de verhandelbaarheid van de "aandelen" heb ik de indruk dat deze beperkt is in de zin dat er alleen bij omzetting sprake kan zijn van een winstmoment.

Weliswaar verwijt de gemachtigde de Belastingdienst te werken met onduidelijke feiten. Dat verwijt treft de gemachtigde echter evenzeer. Ik heb inmiddels begrepen dat het slechts gaat om een investering in E AS. Belanghebbende zelf daarentegen stelt dat aandelen in 1996 zijn omgewisseld in die van F AS, maar kan zich een makbuz niet herinneren. Door belangheb-bende is op geen enkele manier duidelijkheid verschaft hoe de deger artisi is berekend. In de jaarstukken blijkt wel van een bepaald percentage aan winst, maar dat rechtvaardigt niet het bedrag van circa f 12.000.

Gelet op de afgelegde verklaringen handhaaf ik de beide componenten van de bijtelling. De gulden is daarbij het equivalent van de Duitse mark. In Nederland waren er wel drie tussenpersonen voor E, maar geen vestiging van E, waarbij de vraag naar de in de onderhavige zaak benodigde statuten neergelegd zou kunnen worden.

Mij is wel bekend dat er besprekingen zijn geweest in verband met de beursgang van I. In dat verband is er aan mr. K, de advocaat die de beursgang begeleidde, buiten mij om overlegging van de statuten verzocht. Met de gemachtigde van belanghebbende ben ik het erover eens dat de omwisseling van E AS in F AS in het najaar van 1996 heeft plaatsgehad.

Ik stel dat de deger artisi is uitbetaald. Zie daartoe de processen-verbaal die bij de pleitnota zijn gevoegd. Ik stel dat belanghebbende fictief iets heeft ontvangen. Elke jaar is er sprake van een waardestijging en vindt er een uitbetaling plaats in de vorm van een omzetting in aandelen. Ik betwijfel of er nieuw uitstel moet worden verleend om het gebrek aan informatie in deze zaak te verkleinen. Van het oproepen van de tussenpersoon als getuige heb ik afgezien omdat er is verklaard hoe de gang van zaken is geweest. Er is sprake van korting op de hoofdsom gelet op het feit dat er ronde bedragen in de tahsil makbuzu voorkomen. Als het om een aandeel gaat krijg je een bedrag en geen korting daarop. In latere jaren is kennelijk sprake geweest van een waardestijging.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Vaststaat dat belanghebbende een aan hem gericht stuk heeft ondertekend, als vermeld onder 2.1, afkomstig van E AS en gedagtekend 24 juli 1996, waaruit is af te leiden dat hij in 1994 en in 1995 aandelen als bedoeld onder 2.2 heeft verworven in E AS en voor welke bedragen, uitgedrukt in Duitse Marken, hij dat heeft gedaan. Voorts is uit het stuk af te leiden dat belanghebbende recht heeft op een 'deger artisi' van DM 12.178. De bedragen die belanghebbende heeft besteed aan de verwerving van aandelen en het bedrag van de 'deger artisi' zijn in evenvermeld stuk gesaldeerd tot een totaalbedrag van DM 112.178.

5.2. De inspecteur heeft gesteld dat voormeld bedrag van DM 112.178 moet worden gesplitst in een inleg van DM 100.000 (= ƒ 112.250) waarover belanghebbende een winstuitkering van 10% ofwel ƒ 11.225 bij omwisseling van de aandelen in contanten heeft genoten, en in een als winstuitkering aan te merken deger artisi 1996 ten bedrage van DM 10.000 (= ƒ 11.200). De laatste winstuitkering heeft belanghebbende genoten in de vorm van aan hem uitgereikte aandelen in E AS dan wel in F AS. Deze aandelen zouden in 1996 door belanghebbende zijn genoten als voordeel uit de toen in zijn bezit zijnde aandelen in E AS dan wel in F AS en kunnen volgens de inspecteur direct worden doorverkocht aan L Inc., een vennootschap die is gevestigd op de Maagdeneilanden. De nominale waarde van deze aandelen vormt volgens de inspecteur voor belanghebbende dividend als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), welk dividend in 1996 door belanghebbende is genoten.

5.3. In zijn pleitnota voert de inspecteur tot steun van zijn standpunt onder meer het volgende aan:

"1. Inleiding

De afgelopen maanden heeft nader onderzoek plaatsgevonden inzake de beleggingen in E.

(...)

3. Kwalificatie belegging

Op basis van de mij ter beschikking staande gegevens kom ik tot de volgende omschrij-ving van de belegging. Ik baseer me daarbij op de verklaring van de heren K. en S. (...). Zij zijn tussenpersonen die aandelen E verkopen aan huis, in koffiehuizen of moskeeën

(...)

De winstuitdeling vindt jaarlijks plaats. Deze vindt veelal niet in contanten plaats maar door de uitlevering van aandelen (...). In december wordt vastgesteld of er winst of verlies is gemaakt en wordt het winstpercentage bepaald. De winstuitdeling wordt toegekend vanaf het moment van aankoop van de aandelen.

(...)

Wanneer de aandeelhouder zijn aandelen in E wil verkopen, dient een formulier te worden ingevuld. De aandelen worden verkocht aan L Inc., een op de Maagdeneilanden gevestigde dochter van E.

(...)

De administratie van E evenals het gehele geldverkeer wordt gevoerd bij een dochtermaatschappij in R. Vanuit R wordt ook alles geregeld voor wat betreft de inkopen van de aandelen (...).

Het aandeel E is een mengvorm tussen een aandeel en een lening, omdat het de volgende kenmerken heeft:

1. Op het aandeel wordt door de belegger een nominaal bedrag ingelegd, ongeacht het moment van de investering.

2. De waardestijging wordt tijdsevenredig uitgekeerd aan de belegger die in de loop van het jaar een aandeel gekocht heeft. (...)

3. (...)

4. Elke waardestijging van E lijkt te worden omgezet in nieuwe aandelen, zodat de oude aandelen uiteindelijk niet in intrinsieke waarde kunnen stijgen.

5. (...)

6. Uit de samenvatting van diverse krantenartikelen (...) uit de periode 10 maart 1997 - 14 augustus 1997 (...) maak ik op dat naast de normale aandelen (280 stuks) er ook andere "aandelen" worden uitgegeven door E. (...)

7. De aandelen kunnen slechts aan een aan E gelieerde vennootschap worden verkocht."

5.4. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat van een winstuitkering in contanten geen sprake is geweest en dat de 'deger artisi' een waardestijging is op de aandelen van belanghebbende in E AS dan wel in F AS, waarvan in het stuk als vermeld onder 2.1 mededeling wordt gedaan en welk stuk - kennelijk - ter bevestiging van die mededeling ook door belanghebbende is ondertekend.

5.5. Zowel belanghebbende als verweerder gaan, zo begrijpt het Hof de wederzijdse standpunten, ervan uit dat de winst van de in Turkije gevestigde vennootschap E AS dan wel F AS niet rechtstreeks door onder meer belanghebbende wordt genoten, in welk opzicht deze vennootschappen vergelijkbaar zijn met een kapitaalvennootschap. Hieruit leidt het Hof af dat de winst van E AS dan wel van F AS eerst door belanghebbende kan zijn genoten, nadat die winst op enigerlei wijze aan belanghebbende ter beschikking is gesteld.

5.6. De inspecteur baseert zijn stelling dat dividend in contanten en in aandelen is genoten, onder meer op de brieven als vermeld onder 2.6 en 2.12, alsmede op verklaringen van anonieme personen als vermeld onder 2.10, 2.11, 2.13 en 2.14.

5.7. De hiervoor vermelde bewijsmiddelen hebben met elkaar gemeen dat daarin sprake is van aandeelhouders die ieder jaar een deel van de winst verkrijgen van een E-vennootschap. Voor wat betreft de onder 2.13 aangehaalde verklaring valt op dat deze vooral is gebaseerd op afgeleide wetenschap 'van horen zeggen'. Voorts valt op dat in de verklaring die is aangehaald onder 2.14 weliswaar sprake is van winstuitkeringen, maar dat daaraan is toegevoegd dat het gaat om 'eventuele' winstuitkeringen. Tevens is in deze verklaring sprake van een waardestijging van aandelen, hetgeen op zichzelf eerder een bevestiging vormt van het standpunt van belanghebbende. Uit geen van de verklaringen kan worden afgeleid dat belanghebbende naast de deger artisi een uitkering in contanten heeft ontvangen.

5.8. De onder 5.6. vermelde brieven en verklaringen zijn weinig exact waar het erom gaat aan te geven welke vennootschap aan aandeelhouders winst zou uitkeren. Dat is van belang, omdat in de stukken niet alleen sprake is van F AS, de vennootschap die, zoals ook is vermeld onder 2.3, in 1996 de aandelen in E AS heeft verworven, maar tevens van I SA. Laatstgenoemde vennootschap is, zoals de inspecteur in zijn pleitnota heeft verklaard, in het jaar 2000 naar Luxemburgs recht opgericht en in Duitsland gevestigd. Uit laatstgenoemde vennootschap kan belanghebbende in 1996 geen inkomsten hebben genoten. Weliswaar is dit laatste ook door de inspecteur erkend, maar, zonder nadere gegevens omtrent de afgelegde verklaringen als vermeld onder 5.6, welke gegevens niet door de inspecteur zijn verstrekt, is niet uit te sluiten dat in deze verklaringen wordt gedoeld op uitkeringen van I SA.

5.9. Tegenover de onder 5.6 vermelde bewijsmiddelen verwijst belanghebbende naar een brief als vermeld onder 2.5 en naar verklaringen van een door een Turkse rechtbank aangewezen deskundige als vermeld onder 2.7, 2.8 en 2.9.

5.10. Naar het oordeel van het Hof ligt het op de weg van de inspecteur om primair tenminste een begin van bewijs te leveren als onderbouwing van de in geschil zijnde bijtelling. De hiervoor onder 5.6 vermelde bewijsmiddelen vormen op zichzelf een dergelijk begin van bewijs, zij het dat dit bewijs voor tegenbewijs vatbaar is. Belanghebbende heeft op dit punt gewezen op de onder 2.7, 2.8 en 2.9 aangehaalde verklaringen. Deze verklaringen houden in dat E AS noch F AS in 1995 dan wel in 1996 aan aandeelhouders winst hebben uitgekeerd en dat de in die jaren gerealiseerde winst door die vennootschappen is gereserveerd. Naar het oordeel van het Hof weerspreken deze verklaringen de door de inspecteur aangedragen bewijsmiddelen als vermeld onder 5.6.

Mede gelet op de onduidelijke herkomst en context daarvan, schieten de door de inspecteur ingebrachte bewijsmiddelen tekort, indien zij worden afgewogen tegen het bewijs dat belanghebbende heeft bijgebracht. De verklaringen als vermeld onder 2.7, 2.8 en 2.9 stroken met de stelling dat de 'deger artisi' een waardestijging van de aandelen van belanghebbende in E AS betreft. Deze stelling vindt voorts bevestiging in de onder 2.5 aangehaalde brief en in de, weliswaar betwijfelde maar op zichzelf door de inspecteur niet weerlegde stelling van belanghebbende, dat de Turkse term 'deger artisi' in het Nederlands moet worden vertaald met 'waardestijging'. Dat, zoals de inspecteur heeft gesteld, het Turkse woord tahsil moet worden vertaald met 'verkrijging', hetgeen volgens hem erop duidt dat er iets is verkregen, doet aan het vorenstaande niet af.

5.11. Aan het vorenoverwogene verbindt het Hof als conclusie dat de inspecteur niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat belanghebbende in 1996 uit hoofde van in zijn bezit zijnde aandelen in E AS dan wel F AS inkomsten heeft genoten. In het bijzonder is door middel van de onder 5.6 vermelde bewijsmiddelen niet aannemelijk gemaakt dat één van de hiervoor genoemde vennootschappen winstreserves heeft overgeboekt naar haar kapitaalrekening en dat een gedeelte daarvan op enigerlei wijze ter beschikking is gesteld aan belanghebbende. Ook overigens acht het Hof de inspecteur niet in evenbedoeld bewijs geslaagd. Dit oordeel houdt in dat de vraag welk bedrag belanghebbende als inkomsten uit aandelen zou hebben genoten en de vraag of ter zake van die inkomsten de dividendvrijstelling van toepassing is verder geen behandeling behoeven. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.

6. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof het bedrag vast op € 322 x 2,5 (proceshandelingen) x 1,5 (gewicht van de zaak) = € 1.207,50.

7. Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 37.820

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van

€ 1.207,50 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen en

- gelast de Staat het gestorte griffierecht van € 27,23 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is gedaan op 26 november 2002 door mrs. Dutmer, voorzitter, Van der Ouderaa en Kostense, leden, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier. De beslissing is op die dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) de dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.