Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2003, AF4172, 01/01997

Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2003, AF4172, 01/01997

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 januari 2003
Datum publicatie
10 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AF4172
Zaaknummer
01/01997

Inhoudsindicatie

X is eigenaar van een appartementencomplex waarin het warme tapwater collectief wordt geproduceerd. X schaft watermeters aan die meten hoeveel warm water aan de appartementen geleverd wordt. De meters zijn op basis van art. 36p Wet belastingen milieugrondslag premieabel als ‘individuele warmtemeters’, omdat zij het energiegebruik voor de productie warm water meten en aldus een zuiniger energieverbruik stimuleren.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vijfde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van de vereniging X-1 en dat van de vereniging X-2 te Z, belanghebbenden,

tegen

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Grote ondernemingen Groningen (Team Energiepremies te Emmen), de inspecteur.

1. Loop van het geding

Van belanghebbenden is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 21 juni 2001, in-gediend door mr. A te B als gemachtigde en aangevuld bij brief van 20 augustus 2001.

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 15 mei 2001, betreffende de ten name van belanghebbenden genomen beschikking waarbij aan-gevraagde energiepremies niet werden toegekend.

Belanghebbenden hebben zich bij hun geschil met de NUON betreffende de toeken-ning van energiepremies op 15 januari 2001 tot de inspecteur gewend. De inspecteur heeft hun verzoeken om toekenning van energiepremies bij beschikking van 3 april 2001 afgewezen. Na bezwaar tegen deze beschikking is deze bij de bestreden uit-spraak gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot toeken-ning van energiepremies ten bedrage van ¦ 57.000.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrond-verklaring van het beroep.

Ter zitting van 9 januari 2003 is verschenen namens belanghebbenden mr. C als hun gemachtigde, tot bijstand vergezeld door D, alsmede namens de inspecteur E, tot bijstand vergezeld door F. De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. De Vereniging van Eigenaars X-1 is eigenaar van de G-appartementen genummerd 1 tot en met 503. De Vereniging van Eigenaars X-2 is eigenaar van de H-appartementen genummerd 523 tot en met 777.

2.2. Beide complexen worden beheerd door de beheerstichting K.

2.3. In beide complexen is voor de productie van warm tapwater een centrale verwar-mingsketel aanwezig. Deze ketel verwarmt het water tot een temperatuur van 65o C en staat in verbinding met een ringleiding die door het gehele complex loopt. Via de ringleiding waarop in het complex van X-1 252 appartementen en in het complex van X-2 128 appartementen zijn aangesloten, ontvangen de bewoners van de appar-tementen het warme tapwater.

Er werd voorheen niet gemeten hoeveel warm tapwater de bewoners afnamen. De kosten van de energie die nodig was om het tapwater te verwarmen, werden toen op basis van het vloeroppervlak van de appartementen over de bewoners om-geslagen.

2.4. NUON te O levert het aardgas dat nodig is voor de productie van het warme tapwater.

2.5. Op 16 respectievelijk 29 februari 2000 heeft X-1 respectieve-lijk X-2 aan L BV opdracht gegeven tot het leveren en monteren van 252 respectievelijk 128 stuks 'verchroomde droog-lopende warmwatermeters'. Op 26 september 2000 vond de definitieve oplevering van de meters plaats.

De warmwatermeters meten en registreren de hoeveelheid warm tapwater die de bewoners van de afzonderlijke appartementen via de ringleiding geleverd krijgen.

2.6. Sedert de installatie van de warmwatermeters worden periodiek de meterstanden opgenomen. Aan de hand hiervan stelt de beheerder van de complexen vast hoeveel de individuele bewoner van een appartement moet bijdragen in de kosten van de energie die nodig is voor de collectieve productie van het warme tapwater.

2.7. Onder andere op 3 februari 2000 en op 25 oktober 2000 heeft D namens K over de aanvraag van energiepremies telefonisch contact gehad met de heer M van NUON.

2.8. Op 4 december 2000 hebben X-1 respectievelijk X-2 terzake van de aanschaf van 252 respec-tievelijk 128 warmwater-meters energiepremies bij NUON aangevraagd. Op het Energiepremieformulier Ver-huurders/VvE vulden zij bij 'Individuele warmtemeting' in: '252 (…) Watermeters no 2013', respectievelijk '128 (…) Watermeters no 2013'.

2.9. Bij brieven, gedagtekend 10 januari 2001, heeft NUON beide aanvragen af-gewezen, met als reden dat de watermeters niet voorkomen op de Energiepremie-lijst.

2.10. NUON heeft op 15 november 2000 een aanvraag van de vereniging van eigenaars J om energiepremies terzake van de aan-schaf van 118 gelijke warmwatermeters, ingediend op 25 oktober 2000 door K, wel gehonoreerd. Het aanvraagformulier was op dezelfde wijze in-gevuld en toegelicht.

2.11. X-1 en X-2 hebben bij brieven van 15 januari 2001 bij het Team Energiepremies van de Belastingdienst te Emmen een ver-zoek ingediend om alsnog de energiepremies toe te kennen.

2.12. Bij beschikking van 3 april 2001 heeft de inspecteur beide verzoeken afgewe-zen. Het tegen de afwijzing gerichte bezwaarschrift, gedagtekend 5 april 2001, heeft de inspecteur in één uitspraak op bezwaar op 15 mei 2001 afgewezen.

3. Geschil

3.1. In geschil is of de belanghebbenden ter zake van de aanschaf van de warm-watermeters recht hebben op energiepremies als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, onderdeel j, en 36p, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2000, hierna: Wbm).

3.2. Belanghebbenden en de inspecteur zijn het erover eens dat - indien het Hof van oordeel is dat de door belanghebbende aangeschafte warmwatermeters op basis van de Uitvoeringsregeling energiepremies (juncto post 2013 van de Energiepremie-lijst) premieabel zijn - belanghebbenden aan de overige wettelijke voorwaarden voor het toekennen van energiepremie voldoen, dat zij de voorgeschreven procedure gevolgd hebben en dat de energiepremie per warm-temeter ¦ 150 bedraagt.

4. Standpunten van partijen

4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.

4.2. Ter zitting is namens belanghebbenden nog het volgende naar voren gebracht:

Er is per complex één ketel die warm tapwater produceert. Het water wordt ver-warmd tot 650 C. Via een ringleiding, waarin het water continu wordt rondgepompt, komt het warme water in de verschillende appartementen. Door de ringleiding krijgt iedere bewoner water van 650 C.

De watermeters hebben invloed op het gedrag van de bewoners. Na de plaatsing van de watermeters is er minder energie gebruikt voor de productie van warm tapwater. Het meten van de in- en uitgaande watertemperatuur heeft alleen zin bij centrale verwarmingsinstallaties, maar is in deze situatie zinloos omdat het warme tapwater door de bewoners wordt verbruikt.

Samen met de heer M van NUON is telefonisch de invulling van het aan-vraagformulier besproken. Toen hij de toezegging deed dat de aanschaf van de watermeters premieabel was, was hij volledig op de hoogte.

4.3. De inspecteur heeft ter zitting nog het volgende opgemerkt:

De warmwatermeters zijn geen warmtemeters als bedoeld in de Energie-premie-lijst. Een warmtemeter, als bedoeld in de Energiepremie-lijst, moet de in- en uitgaande temperatuur van het water kunnen meten om daaruit het individuele energieverbruik te berekenen. Dergelijke meters zijn duurder dan de onderhavige warmwatermeters en daarom premieabel gesteld. Wellicht brengt de ratio van artikel 36p van de Wbm mee dat ze wel gepremieerd moeten worden, maar uit de tekst vloeit voort dat ik toch geen premie mag toekennen. Hetzelfde doet zich voor als de aanvraag pas 14 weken na de aanschaf, dus te laat, wordt gedaan.

Als de heer M van NUON een toezegging heeft gedaan, dan mocht belang-hebbende daarop vertrouwen.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Voorafgaande aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil dient het Hof ambtshalve te onderzoeken of beide belanghebbenden ontvankelijk zijn in hun beroep nu zij één gezamenlijk beroepschrift hebben ingediend.

Na afwijzing van hun bij NUON ingediende aanvragen, hebben belanghebben-den afzonderlijk conform artikel 36p, derde lid, van de Wbm op 15 januari 2001 bij de inspecteur energiepremies aan-gevraagd. De inspecteur heeft op die verzoekschriften in één beschikking, die ten name van de beheerder van de complexen is gesteld, beslist. Gelet op het systeem van de Wbm, dat inhoudt dat er per aanvrager één rechtsgang met betrekking tot de toekenning van de energiepremies is, en gelet op de Algemene wet inzake rijksbelas-tingen had de inspecteur op beide verzoekschriften afzonderlijk moeten beschikken. Omdat geen der partijen er belang bij heeft dat het Hof de inspecteur gelast alsnog twee afzonderlijke beschikkingen te nemen, zal het Hof om redenen van proceseco-nomie de beschikking van de inspecteur van 15 januari 2001 aanmerken als een tweetal beschikkingen waarbij de één ten name van X-1 en de ander ten name van X-2 is gesteld.

Het bezwaarschrift van de beheerder van de complexen zal het Hof om dezelfde reden aanmerken als bezwaarschriften tegen deze beide beschikkingen en de uit-spraak op bezwaar als uitspraken op beide beschikkingen. Tot slot zal het Hof het beroepschrift beschouwen als een tweetal beroe-pen waarbij het ene afkomstig is van X-1 en de ander van X-2, welke beroepen op de voet van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht gevoegd worden behan-deld.

5.2. Artikel 36p, eerste lid, van de Wbm, bepaalt - kort gezegd en voorzover te dezen van belang - dat op de regulerende energiebelasting een vermindering wordt toe-gepast ter zake van de bedragen die de belastingplichtige heeft uitgekeerd in verband met de aanschaf van niet eerder gebruikte energiezuinige apparaten en energiebespa-rende voorzieningen (energiepremies). De vermindering bedraagt een bij ministeriële regeling aangewezen bedrag per apparaat of voorziening (art. 36p, tweede lid, Wbm). De Energiepremie-lijst, bijlage I bij de Uitvoeringsregeling energiepremies, wijst als apparaten of voorzieningen die in aanmerking komen voor een energiepremie onder andere aan:

2013 Individuele bemetering

Bestemd voor: Het meten van het energiegebruik voor verwarming of voor de productie van warm tapwater in afzonderlijke eenheden van een collectief verwarmd en nog niet individueel bemeterd gebouw, waarbij de voorziening is aan-gebracht en geleverd door een derde, zijnde een ondernemer

Bestaande uit: individuele warmtemeters per woningeenheid

Bijlage II bij de Uitvoeringsregeling energiepremies bepaalt het bedrag van de pre-mie voor individuele warmtebemetering op ¦ 150 per woning.

5.3. Belanghebbenden stellen dat de Energiepremie-lijst de aangeschafte warm-watermeters onder nummer 2013 ('individuele warmtemeters per woningeenheid') als premieabel aanwijst. Zij menen voorts dat de inspecteur op basis van het ver-trouwens- en/of het gelijkheidbeginsel de premie moet toekennen. Allereerst omdat NUON aan een andere vereniging van eigenaars - die de premie voor dezelfde aan-schaffingen en op dezelfde wijze heeft aangevraagd - de premie wel heeft toegekend en voorts - aldus belanghebbenden - omdat een medewerker van NUON meer-dere malen, onder andere in een telefoongesprek op 3 februari 2000, tegenover de beheer-der van de complexen heeft verklaard dat 'de subsidie op het leveren en plaat-sen van individuele watermeters ƒ 150 per woning bedraagt'. Pas na deze verklaring van NUON zijn belanghebbenden tot de aanschaf van de warmwatermeters overgegaan. Belanghebbenden beschouwen de verklaringen van NUON als toe-zeggingen welke de inspecteur binden.

5.4. De inspecteur meent dat de aangeschafte warmwatermeters niet op de Energie-premie-lijst voorkomen. Het beroep van belanghebbenden op de algemene begin-selen van behoorlijk bestuur dient zijns inziens te worden verworpen om-dat de energiepremies ten onrechte aan de genoemde vereniging van eigenaars zijn toe-gekend. Voorts stelt de inspecteur dat niet vaststaat wat in de telefoongesprekken tussen NUON en de beheerder gezegd is, zodat 'hieraan geen conclusies kunnen worden verbonden'.

5.5. X-1 heeft 252 warmwatermeters en X-2 heeft 128 warmwatermeters aangeschaft. Vaststaat dat in genoemde complexen het warme tapwater collectief wordt geproduceerd en dat de genoemde warmwatermeters de hoeveelheid warm tapwater meten die aan de bewoners van de afzonder-lijke woningen geleverd wordt. Tevens staat vast dat aan de hand van de meterstan-den de kosten van de energie die nodig is voor de collectieve productie van warm tapwater over de afnemers wordt omgeslagen. Naar het oordeel van Hof meet de warmwatermeter derhalve - op indirecte wijze - het energiegebruik dat nodig is voor de productie van het in de individuele woning verbruikte warme tapwater.

5.6. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1998/99, 26 532, nr. 3) bij de wet waarbij de regeling van de energiepremies is ingevoerd (Wet van 16 december 1999, Stb. 557) staat onder andere op bladzijde 1 en 2, respectievelijk 5:

Het regeerakkoord voorziet erin dat (….) ƒ 0,5 miljard per jaar beschikbaar komt voor fis-cale faciliteiten om activiteiten van burgers en bedrijven op het gebied van energiebespa-ring te bevorderen. (…) Met de invoering van positieve prikkels voor huishoudens wordt beoogd burgers te stimuleren om energiezuinige apparaten aan te schaffen en om energie-besparende voorzieningen aan de woning aan te brengen. (…) Wat de bouwkundige voor-zieningen betreft kan gedacht worden aan muur-, dak- en vloerisolatie, de toepassing van HR+- en HR++-glas en het dichtzetten van balkons en galerijen bij meergezinswoningen. Andere opties waaraan gedacht wordt zijn de zuinigste HR-(combi)ketels (met een ren-dement van 107), maatregelen ten behoeve van warmtelevering in de woning, individuele bemetering (...).

In de Toelichting bij de Uitvoeringsregeling energiepremies staat onder 'Aanwijzing'

deze regeling strekt tot aanwijzing van de apparaten en voorzieningen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie.

5.7. Het Hof is, gelet op de hierboven omschreven functie van de warmwatermeters en gelet op de strekking van artikel 36p van de Wbm en van de Uitvoeringsregeling energiepremies, van oordeel dat de warmwatermeters onder de zich hier voordoende omstandigheden als 'individuele warmtemeters per woningeenheid', als bedoeld onder post 2013 van de Energiepremie-lijst, zijn aan te merken. De warm-water-meters maken immers de bewoner van de individuele woning bewust van zijn ver-bruik van warm tapwater en stimuleren aldus de bewoner zuiniger daarmee om te gaan. Aldus bevorderen de warmwatermeters dat er minder warm tapwater hoeft te worden geproduceerd en dat er dus ook minder energie verbruikt wordt. Deze ener-giebesparing heeft zich ook, zoals belanghebbenden gesteld hebben en het Hof aan-nemelijk acht, voorgedaan.

Voor het instellen van de eis dat door een dergelijke meter de in- en uitgaande tem-peratuur wordt gemeten, zoals de inspecteur verdedigt en zoals bij centrale verwar-mingsinstallaties nodig is om het individuele energieverbruik te kunnen meten, bestaat geen grond onder de zich hier voordoende omstandigheid waarbij het water met een vaste temperatuur aan alle bewoners wordt geleverd en door hen wordt ver-bruikt en het individuele energieverbruik van het warme tapwater met behulp van de warmwatermeters kan worden bepaald.

5.8. Op grond van het bovenstaande - en gelet op 3.2 - concludeert het Hof dat X-1 recht heeft op toekenning van energiepremies ten bedrage van (252 x ¦ 150 =) ƒ 37.800 en X-2 op toekenning van energiepre-mies ten bedrage van (128 x ¦ 150 =) ƒ 19.200.

5.9. Het door belanghebbenden gedane beroep op beginselen van behoorlijk bestuur kan, gelet op het voorgaande, buiten behandeling blijven.

6. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proces-kos-ten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof beschouwt de onderhavige beroepen als samenhangend in de zin van het Besluit pro-ceskosten bestuursrecht. Op grond van dit besluit wordt het bedrag als volgt vast-gesteld: voor rechtsbijstandskosten 2 punten (voor het indienen van het beroepschrift en voor het verschijnen ter zitting) x ƒ 710 x 1,5 (voor het gewicht van de zaak) = ƒ 2.130, derhalve op (50% x ƒ 2.130 =) ƒ 1.065 per belanghebbende. Niet gesteld of aan-nemelijk is dat belanghebbenden andere dan rechtsbijstandskosten hebben gemaakt.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;

- gelast de inspecteur aan X-1 € 17.152,89 (ƒ 37.800) en aan X-2 € 8.712,58 (ƒ 19.200) energiepremie toe te kennen;

- gelast de inspecteur het gestorte griffierecht ad € 204,20 (¦ 450) aan belangheb-ben-den te vergoeden en

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden tot een beloop van € 483,28 (ƒ 1.065) per belanghebbende en wijst de Staat aan dit bedrag aan belangheb-bende te voldoen.

De uitspraak is vastgesteld op 30 januari 2003 door mr. Boersma, Schaap en Goes, in tegen-woordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

- Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroep-schrift

- bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

- Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

- Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.