Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-01-2003, AF4174, 01/03343

Gerechtshof Amsterdam, 29-01-2003, AF4174, 01/03343

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 januari 2003
Datum publicatie
10 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AF4174
Zaaknummer
01/03343

Inhoudsindicatie

Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten. Zij verschillen van mening over de uitleg van het begrip loon dat in die overeenkomst is vermeld. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat partijen bedoeld hebben brutoloon, waarop de inhouden pensioenpremie alsnog in mindering dient te komen. De inspecteur stelt dat bedoeld is belastbaar loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Het hof volgt het standpunt van de inspecteur.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Derde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Y, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst te O, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 4 oktober 2001, ingediend door drs als zijn gemachtigde, en gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 5 september 2001 betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.

De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van f.179.465 en is bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Het beroep, dat is aangevuld bij schrijven van de gemachtigde van 26 november 2001, strekt tot vernietiging van de uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f.114.977.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Met toestemming van de Voorzitter van de Derde Meervoudige Belastingkamer heeft de gemachtigde een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

Ter zitting van 13 november 2002 zijn verschenen de gemachtigde tot bijstand vergezeld van en drs namens de inspecteur tot bijstand vergezeld van mr .

De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd met twee bijlagen. De gemachtigde is in de gelegenheid gesteld hiervan kennis te nemen en zich daarover uit te laten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende deed voor het onderhavige jaar aangifte van een belastbaar inkomen van f.63.977. Hierin is begrepen een bedrag groot f.147.012 als loon van A B.V. waarop f.63.994 aan loonheffing is ingehouden.

2.2. Tot en met 1998 was belanghebbende in dienst van B B.V., een holdingvennootschap van diverse vennootschappen die zich bezig houden met de uitoefening van het automobielbedrijf in de ruimste zin van het woord. Belanghebbende houdt alle aandelen in A B.V., welke vennootschap aanvankelijk alle aandelen in B B.V. hield.

Mede met het oog op een mogelijke beursgang hebben in 1999 C en D deelgenomen in B B.V. Sedert 1999 is belanghebbende in dienst bij A B.V. Deze vennootschap ontvangt van B B.V. een managementfee van f.375.000 per jaar als vergoeding voor het ter beschikking stellen van haar enig werknemer, belanghebbende.

2.3. In het jaar 2000 hadden de inspecteur en belanghebbende (vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr E) een verschil van mening over de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 1997 en 1998. Partijen zijn het uiteindelijk eens geworden over de regeling van voornoemde aanslagen hetgeen is neergelegd in een schrijven van mr E aan de inspecteur van 15 mei 2001.

In dit schrijven is voorts (voor zover hier van belang) vermeld:

'met ingang van 1 januari 1999 wordt het loon van de heer X uit A

B.V. bepaalt op 70% van de van B groep ontvangen managementfee.

Uitgaande van een managementfee 1999 van f.375.000 betekent dit een loon over 1999

ten bedrage van f.262.500. Afgezien van deze correctie zal de aangifte IB 1999 conform

aangifte worden afgehandeld.

in de aangifte Vpb 1999 ten name van A B.V. zal alsnog rekening worden

gehouden met het hogere bedrag aan loon t.b.v. de heer X. Voor het overige

zullen de Vpb aangiften t.n.v. A B.V. tot en met 1999 conform worden

afgehandeld.'

Het betreffende schrijven is door de inspecteur voor akkoord getekend.

2.4. Het door belanghebbende aangegeven loon is als volgt berekend:

loon f.211.500

bij: overhevelingstoeslag 1.525

bij: telefoonkosten bijtelling 534

af : bijdrage pensioenpremie 66.547

op jaaropgave vermeld loon f.147.012

In de aangifte is enkel het laatstgenoemde bedrag vermeld.

2.5. In 1997 genoot belanghebbende een loon voor de loonbelasting van f.188.315 en in 1998 van f.148.568. In 1997 en 1998 werd pensioenpremie (ad ca f.33.000) afgedragen met dien verstande dat de pensioenpremie in 1997 niet meer in de salarisadministratie voor de loonbelasting kon worden verwerkt en in 1998 wel, als gevolg waarvan het loon voor de loonbelasting in 1997 hoger was dan in 1998. De pensioenpremie voor 1997 is verwerkt in de aangifte inkomstenbelasting voor dat jaar.

2.6. Met dagtekening 31 oktober 2001 is aan A B.V. de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 opgelegd. Daarbij heeft de inspecteur op het aangegeven belastbare bedrag f.51.000 in mindering gebracht in verband met meer loonkosten van belanghebbende.

2.7. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat het loon van belanghebbende van A B.V. dient te worden gesteld op 70% van f.375.000, ofwel op f.262.500. In verband hiermee heeft hij het aangegeven belastbare inkomen verhoogd met f.115.488 (f.262.500 -/- f.147.012).

3. Geschil

Het geschil betreft het antwoord op de vraag welke betekenis toekomt aan het begrip loon dat is vermeld in de brief van 15 mei 2001.

4. Standpunten van partijen

Hiervoor verwijst het Hof naar de stukken van het geding. Ter zitting is daaraan -zakelijk weergegeven- het volgende toegevoegd.

Door de gemachtigde

Ik ben blij dat de inspecteur in de conclusie van dupliek vermeldt dat ook hij van mening is dat de vastlegging in de brief van 15 mei 2001 moet worden gezien als een vaststellingsovereenkomst.

Ingevolge die afspraak moet worden uitgegaan van het loon vóór pensioenpremie, dat is f.211.500. De bijtelling dient dan f.51.000 te bedragen. In het verleden is ook pensioenpremie afgedragen; dat was dus geen verrassing voor de inspecteur.

Het bedrag van f.375.000 is op zich een zakelijke beloning.

De pensioenpremie 1999 is afgestort bij een verzekeringsmaatschappij. Dat heeft belanghebbende zelf geregeld via een tussenpersoon.

Ik ben het er wel mee eens dat de inspecteur aan de verzamelloonstaat niet kon zien dat pensioenpremie was ingehouden. De loonstaat vermeldt echter wel een aftrek van ca f.60.000.

Ik weet niet in welk stadium van het overleg de winstreductiemethode die de inspecteur wil toepassen ter sprake is gekomen.

Ik denk dat mr E veronderstelde dat het verhaal van de pensioenpremie bekend was bij de inspecteur en dat daarom de hoogte daarvan niet is genoemd.

Door de inspecteur

Op de geconsolideerde winst- en verliesrekening over 1999 van A B.V. is de managementfee niet afzonderlijk vermeld.

Op zich kan het bedrag van f.375.000 worden beschouwd als een zakelijke beloning.

Ik ben van mening, als ook verwoord in de conclusie van dupliek, dat sprake is van een vaststellingsovereenkomst. In alle contacten met mr E was het ook de bedoeling een afspraak te maken. Thans verschillen partijen van mening over het begrip loon. Dat is pas achteraf gebleken. Daarom is het thans aan het Hof om de overeenkomst uit te leggen. Ik trek mijn subsidiaire stelling -voor zover nodig- in.

Mijn collega en ik hebben 4 of 5 telefoongesprekken gevoerd met mr E; alle geprekken gingen over de speaker zodat wij beiden konden meeluisteren. In die gesprekken is over de pensioenpremie niet gesproken. Ik heb mr E gevraagd om eens na te denken hoe alles in 1999 moest worden geregeld. Dat was de aanleiding voor de telefoongesprekken. Ik heb gekeken naar die f.375.000; daarvan kan dan 10 procent af voor algemene kosten en 20 procent voor de pensioendekking. In het algemeen heeft de inspecteur vrede met een doorstoot van 70 procent van de fee. Ik wist niet dat er al ten laste van belanghebbende pensioenpremie was ingehouden.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Partijen zijn het erover eens dat hetgeen is neergelegd in het schrijven van 15 mei 2001 moet worden beschouwd als een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst.

Voorts zijn partijen het erover eens dat het bedrag ad f.375.000 kan worden beschouwd als een zakelijke beloning.

5.2. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de overeenkomst en met name over het daar gehanteerde begrip 'loon'.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat partijen bedoeld hebben brutoloon, waarop de ingehouden pensioenpremie nog in mindering dient te worden gebracht.

De inspecteur stelt dat bedoeld is belastbaar loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.

5.3. Het Hof acht aannemelijk dat de inspecteur het initiatief heeft genomen om te komen tot een afspraak met belanghebbende. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat in het onderhavige jaar voor het eerst een managementfee aan de orde was terwijl de hoogte daarvan aanmerkelijk hoger was dan het loon dat in 1997 en 1998 aan belanghebbende was betaald.

Het Hof acht voorts aannemelijk dat de inspecteur in zijn contacten met de gemachtigde van belanghebbende heeft uiteengezet dat hij voor de berekening van de hoogte van het loon van belanghebbende wenste uit te gaan van de zogenoemde winstreductiemethode en dat deze methode inhoudt dat het loon van belanghebbende wordt bepaald op 70 procent van de managementfee welke wordt voldaan aan A B.V.

Bij voormelde methode worden de aan de vennootschap toe te rekenen kosten en lasten alsmede winstopslag begroot op 10 procent van de ontvangen fee en de lasten ten behoeve van een pensioenverplichting voor de werknemer op 20 procent van de fee.

5.4. De gemachtigde heeft niet gesteld dat expliciet aan de orde is gesteld dat de pensioenpremie in casu voor rekening van belanghebbende was. Het Hof acht ook niet aannemelijk dat de gemachtigde dit feit aan de orde heeft gesteld in de gesprekken met de inspecteur. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat een pensioenpremie in het algemeen voor rekening van de werkgever pleegt te komen en dat, indien zulks -zoals in casu- anders is, het op de weg ligt van belanghebbende om dat kenbaar te maken tegenover de inspecteur.

Het Hof acht op grond van een en ander aannemelijk dat de inspecteur op het moment dat hij de brief 15 mei 2001 voor akkoord tekende niet op de hoogte was van de in 1999 betaalde eigen bijdrage in het pensioen door belanghebbende.

De enkele omstandigheid dat de inspecteur kon weten dat belanghebbende in eerdere jaren zelf pensioenpremie heeft betaald leidt niet tot een ander oordeel.

5.5. Partijen wilden met de vaststellingsovereenkomst de fiscale gevolgen regelen van het feit dat A B.V. een management fee ontving omdat zij haar enige werknemer, voor het eerst in 1999, uitleende aan het B-concern.

In deze context ligt het voor de hand dat de vaststellingsovereenkomst het belastbaar loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) betrof.

Tegenover de gemotiveerde stelling van de inspecteur dat hij bij het sluiten van de overeenkomst de intentie had het begrip loon te hanteren overeenkomstig de bepalingen van de Wet, lag het dan ook op de weg van belanghebbende om feiten te stellen en aannemelijk te maken waaruit volgt dat partijen een ander begrip loon voor ogen heeft gestaan dan loon in de zin van artikel 10 en volgende van de Wet.

Dergelijke feiten heeft belanghebbende evenwel niet aangevoerd, laat staan aannemelijk gemaakt, waarbij het Hof voor zover nodig verwijst naar hetgeen is overwogen in 5.4.

Uit het vorenoverwogene leidt het Hof af dat de bedoeling van partijen met de vaststellingsovereenkomst geen andere is geweest dan dat het belastbare loon van belanghebbende f.262.500 zou bedragen.

De uitleg van de inspecteur is derhalve de juiste.

5.6. Aan de wijze waarop de inspecteur de aanslag vennootschapsbelasting 1999 van A B.V. heeft vastgesteld kan belanghebbende niet het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat zijn standpunt in de onderhavige (inkomstenbelasting)procedure zou worden gevolgd. De inspecteur heeft bij de vennootschapsbelastingaanslag -veiligheidshalve- rekening gehouden met de hogere loonkosten voor zover die niet in geschil zijn.

Van een standpuntbepaling van de inspecteur met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst is in het kader van de vennootschapsbelasting geen sprake geweest, hetgeen ook voor belanghebbende duidelijk moet zijn geweest.

5.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het gelijk aan de inspecteur.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 29 januari 2003 door mrs Den Boer, Faase en Slijpen, in tegenwoordigheid van mr Geel-Cieraad als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.