Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-01-2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:BV5375 AF4490, 00/03908

Gerechtshof Amsterdam, 31-01-2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:BV5375 AF4490, 00/03908

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 januari 2003
Datum publicatie
14 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AF4490
Zaaknummer
00/03908

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting gemeente Amsterdam. Voldoen van parkeerbelasting m.b.v. een parkadammertje en een smartcard. Illegaal herladen van de smartcard. Verweerder heeft bewezen dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X, h.o.d.n. XX, te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de Directeur van Stadstoezicht van de gemeente Amsterdam, verweerder.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 17 november 2000, ingediend door belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 9 november 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting en de te zijnen aanzien gegeven wielklembeschikking ad, in totaal, ƒ 138,25 (parkeerbelasting ƒ 3,25, kosten naheffing ƒ 70, kosten wielklem ƒ 65).

Na bezwaar tegen de aanslag en de beschikking zijn deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vernietiging van de bestreden aanslag en beschikking.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Belanghebbende heeft zijn beroepschrift aangevuld met nadere stukken, ingekomen bij het hof op 12 september 2001.

Ter zitting van de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer van het Hof van 24 april 2002 is de zaak behandeld. Voor het verloop van die zitting wordt verwezen naar het daarvan opgemaakte proces-verbaal, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht. De enkelvoudige belastingkamer heeft de zaak verwezen naar de Vierde Meervoudige Belastingkamer. De zaak is behandeld ter zitting van die kamer van 20 december 2002. Daarbij zijn verschenen belanghebbende, tot bijstand vergezeld van mevrouw Y, alsmede mr. (…) namens verweerder, tot bijstand vergezeld van (…), van bureau Integriteit van de dienst Stadstoezicht.

2. De tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende is kentekenhouder van een personenauto, merk (…), kenteken (…). Op 13 september 2000 te 14.57 uur had belanghebbendes partner, mevrouw Y voornoemd, deze auto geparkeerd in de a-straat te Amsterdam, terzake waarvan parkeerbelasting verschuldigd was krachtens de Verordening Parkeerbelastingen 1999 van de gemeente Amsterdam, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Gemeenteraad van 12 januari 2000 en bekendgemaakt in het Gemeenteblad van 2000, afd. 3, volgnummer 10.

2.2. Belanghebbende was in het bezit van een zogenaamd parkadammertje, waarmee de krachtens de genoemde verordening verschuldigde parkeerbelasting voldaan kan worden. Dit parkadammertje was ten tijde van voormeld parkeren zichtbaar in de auto aanwezig. Op de display ervan stond aangegeven dat het parkadammertje was ingeschakeld. De desbetreffende parkeercontroleur heeft het parkadammertje 'uitgelezen' met behulp van controleapparatuur. Deze apparatuur vermeldde daarop een code-16. Deze code wordt weergegeven, bij correct functioneren van alle betrokken apparatuur, wanneer de uitgelezen gegevens inhouden dat het parkadammertje met behulp van de op dat moment gebezigde smartcard, meer dan 42.000 minuten ingeschakeld is geweest. Op de voet van de genoemde Verordening is aan belanghebbende ter zake van het parkeren de opgemelde naheffingsaanslag opgelegd en is te zijnen aanzien de opgemelde wielklembeschikking genomen.

2.3. Belanghebbende heeft de smartcard waarmee het parkadammertje ten tijde van het onderwerpelijke parkeren was ingeschakeld, doen uitlezen door de dienst Parkeerbeheer aan het Beukenplein te Amsterdam. Deze smartcard vertegenwoordigde een waarde ad ƒ100. Blijkens de uitgelezen gegevens is deze smartcard als volgt gebruikt:

parkeerzone datum Start parkeerduur in minuten verschuldigde belasting totaal verbruikt tegoed

4 10-9-2000 23.01 uur 788 ƒ 9,50 ƒ 9,50

4 11-9-2000 12.10 uur 105 ƒ 5,30 ƒ 14,80

4 11-9-2000 18.50 uur 1035 ƒ 9,75 ƒ 24,55

4 12-9-2000 12.14 uur 157 ƒ 7,85 ƒ 32,40

4 12-9-2000 14.52 uur 262 ƒ 12,35 ƒ 44,75

4 12-9-2000 22.07 uur 1082 ƒ 21,50 ƒ 66,25

3. Het geschil

Tussen partijen is in geschil of ter zake van voormeld parkeren op de bij of krachtens de genoemde Verordening omschreven wijze met het aan belanghebbende verstrekte parkadammertje bij aanvang van dat parkeren parkeerbelasting was voldaan, met name of de daarbij gebezigde smartcard op illegale wijze was opgeladen, zoals verweerder stelt en belanghebbende bestrijdt.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken, daaronder begrepen het van de zitting van 24 april 2002 opgemaakte proces-verbaal. Ter zitting van 20 december 2002 hebben partijen daaraan het navolgende toegevoegd.

Y:

De auto en het parkadammertje zijn van het bedrijf van X, waarvan ik de administratie verzorg. Ik gebruik de auto. De a-straat ligt in de buurt van mijn woning in Amsterdam-Oost. Daar geldt na 19.00 uur geen betaald parkeren. Op werkdagen ben ik niet veel thuis. Ik heb daarom niet veel kaarten voor het parkadammertje nodig. Als een kaart op is, koopt X een nieuwe kaart voor me. Ik heb twee of drie keer per week een nieuwe kaart nodig. Soms doe ik twee weken met een kaart. Ik heb nooit overwogen een parkeervergunning voor de auto aan te vragen, omdat de auto niet mijn eigendom is, doch van X, die bovendien elders in Amsterdam woont.

Belanghebbende:

Er komen veel mankementen voor bij parkadammertjes. Stadstoezicht geeft dat zelf ook toe. Ik heb in de afgelopen tijd wel vijf maal een nieuw parkadammertje moeten halen bij Stadstoezicht, steeds omdat er iets mee mis was. Ik heb ook een parkadammertje gehad dat, toen ik het liet testen, soms wel en soms niet een code-16 gaf. Ook deze zaak moet een gevolg zijn van onjuist functioneren van mijn parkadammertje. Aan de smartcard die Y op 13 september 2000 gebruikte, mankeerde niets. De auto waarmee geparkeerd is, is mijn eigendom en hoort bij mijn bedrijf. Als er mee geparkeerd wordt, is dat steeds met gebruikmaking van mijn parkadammertje. Mijn bedrijf is een eenmanszaak. Ik houd van dat bedrijf een boekhouding bij. De aanschaf van smartcards moet in die boekhouding terug te vinden zijn, maar ik beschik thans niet over die gegevens. Ik koop 10 à 15 smartcards per jaar. Y vergist zich als ze zegt dat ik twee à drie smartcards per week voor haar kocht. Ik begrijp van verweerder dat het parkadammertje een code-16 geeft wanneer er meer dan 42.000 minuten op één smartcard worden geregistreerd, maar dat die registratie ook de minuten omvat waarin geen betaald parkeren geldt. Als dat zo is, kun je op grond van die code niks zinnigs zeggen over iemands parkeergedrag op tijdstippen waarop wel betaald parkeren geldt. Mijn parkadammertje is nooit uitgelezen, dus is niet onderbouwd dat het terecht een code-16 heeft gegeven. Mijn bedrijf handelt in beveiligingsapparatuur. Ik beschik over een verklaring van goed gedrag. De gemeente legt slechts wielklemmen aan om het eigen budget te dienen.

Verweerder:

Belanghebbendes stellingen zijn niet gespecificeerd. Het parkadammertje dat op 13 september 2000 in zijn auto aanwezig was, functioneerde normaal. Het is onjuist dat parkadammertjes regelmatig mankementen vertonen. Er zijn er zo'n 40.000 van in omloop. Het is ook onjuist dat een parkadammertje, zoals belanghebbende beweert, bij controle een aantal malen een foutieve code-16-melding kan geven en daarna weer correct functioneert. Ik toon u een parkadammertje en een bijbehorende smartcard. Die smartcard, die een parkeertegoed van ƒ 100 of van ƒ 200 vertegenwoordigt, koop je bij Stadstoezicht. Telkens wanneer het tegoed is opgebruikt, lever je de smartcard in en koop je een nieuwe. De door ons ingenomen, opgebruikte, smartcards laten wij opnieuw opladen door een bedrijf in Israël. Wanneer je met het parkadammertje betaald wilt gaan parkeren, stop je de smartcard in het parkadammertje en schakel je het parkadammertje in, onder intoetsing van het nummer van de parkeerzone waarin zich de auto bevindt. Vervolgens haal je de smartcard er uit. Het parkadammertje registreert vervolgens de tijd die verloopt. Het parkadammertje 'weet' op grond van het ingetoetste nummer van de desbetreffende parkeerzone of, en zo ja, tot welk bedrag, ter zake van de geregistreerde tijd parkeerbelasting is verschuldigd. Bij het einde van het betaald parkeren stop je de smartcard opnieuw in het parkadammertje. Dat schrijft dan de verschuldigde parkeerbelasting af van het op de smartcard aangegeven tegoed. De smartcard registreert zelf het (rest)tegoed, naast dag en tijdstip van het inschakelen van het parkadammertje, de duur van het ingeschakeld zijn en het nummer van de desbetreffende parkeerzone. Het parkadammertje registreert de nummers van de gebruikte smartcards en, gespecificeerd naar elk van die nummers, de tijdvakken waarin het parkadammertje ingeschakeld is geweest. Wanneer het parkadammertje op één smartcard(nummer) meer dan 700 uren (42.000 minuten) parkeertijd registreert en bij het uitlezen om die reden code-16 verschijnt, moet die smartcard illegaal zijn opgeladen. Wij hebben dat berekend aan de hand van het feit dat met een smartcard maximaal 200 uur betaald geparkeerd kan worden (bij het laagste parkeertarief), alsmede aan de hand van de -voor parkeerders gunstigste- verhouding tussen de tijdvakken waarin wél en waarin níet betaald parkeren geldt. Bij die berekening is ten voordele van de parkeerder een brede veiligheidsmarge aangehouden. Code-16 wordt niet gebruikt voor een ander doel dan hiervoor is toegelicht. Uit de bijlage bij belanghebbendes beroepschrift, die een weergave bevat van de gegevens die zijn verzameld op de smartcard die ten tijde van het onderwerpelijke parkeren werd gebezigd, kan niet worden afgeleid of die smartcard opnieuw (illegaal) is opgeladen. Elke keer wanneer een smartcard wordt opgeladen worden de daarop aanwezige gegevens, voortvloeiend uit het gebruik tot dan toe, gewist. Mevrouw Y had zonder meer een parkeervergunning kunnen verkrijgen, ook ondanks het feit dat de auto op naam van X stond en deze op een ander adres woonde. De mogelijkheid van zo'n vergunning ten aanzien van een 'leenauto' is eerst op 1 januari 2002 vervallen.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat ter zake van het onderwerpelijke parkeren parkeerbelasting was verschuldigd krachtens de geldende gemeentelijke verordening, dat de voldoening van die belasting overeenkomstig die verordening kon plaatsvinden door gebruikmaking van belanghebbendes parkadammertje met bijbehorende smartcard, dat die voldoening niet -overeenkomstig die verordening- heeft plaatsgevonden indien die smartcard illegaal was opgeladen en dat in dat geval de in geding zijnde aanslag en de gegeven wielklembeschikking op rechtens juiste gronden zijn opgelegd onderscheidenlijk gegeven. Het Hof volgt partijen in hun in zoverre eensluidende stellingen. De afdoening van het geschil hangt daarmee af van de beantwoording van de vraag of de gebezigde smartcard illegaal was opgeladen.

5.2. In het algemeen mag ervan worden uitgegaan dat de apparatuur die parkeercontroleurs bezigen bij het uitlezen van parkadammertjes, correct functioneert. Dit uitgangspunt geldt ook hier. Aanwijzingen van het tegendeel zijn immers niet gesteld of gebleken, nu partijen hun stellingen hebben toegespitst op de vraag of belanghebbendes parkadammertje correct heeft gefunctioneerd, zoals verweerder stelt en belanghebbende bestrijdt.

5.3. Ook van het correct functioneren van een parkadammertje mag worden uitgegaan, zolang niet van tegenaanwijzingen blijkt. Bij de beoordeling van de vraag of zich hier zodanige tegenaanwijzingen voordoen is vooreerst van belang dat belanghebbende zelf heeft gesteld zijn, op 13 september 2000 gebezigde, parkadammertje ter controle te hebben aangeboden aan de dienst Parkeerbeheer op het Beukenplein te Amsterdam, welke dienst constateerde dat dat parkadammertje naar behoren functioneerde. Belanghebbende heeft niet gesteld dat die controle ook duidelijkheid verschafte met betrekking tot de vraag of er een illegaal opgeladen smartcard is gebruikt, terwijl verweerder gemotiveerd heeft gesteld dat zulks niet zo is, omdat die duidelijkheid slechts kan worden verkregen door een controleur die na het uitlezen van een parkadammertje de uitgelezen gegevens met zijn controleapparaat verzendt (code-16 verschijnt bij dat verzenden op de display van het controleapparaat) én door het volledig uitlezen van de gegevens van het parkadammertje, waartoe echter de dienst Parkeerbeheer op het Beukenplein niet in staat was. Er mag derhalve van worden uitgegaan dat die controle die duidelijkheid niet kon verschaffen. Daarin is derhalve geen grond gelegen die afdoet aan het belang van de uitkomst van die controle voor het antwoord op de vraag of belanghebbendes parkadammertje correct functioneerde. Die grond is evenmin gelegen in het feit dat belanghebbende heeft gesteld dat die dienst ook de gebruikte smartcard heeft gecontroleerd en in orde bevonden, omdat verweerder daar, door belanghebbende onweersproken, tegenin heeft gebracht dat van een smartcard zelf niet kan worden afgelezen of deze illegaal is opgeladen, omdat bij het opnieuw laden de gegevens van het gebruik tot dan toe, worden gewist.

5.4. De betekenis die derhalve ten behoeve van verweerders standpunt mag worden toegekend aan de uitkomsten van de controle door de dienst Parkeerbeheer op het Beukenplein, wordt ondersteund door het feit dat belanghebbende niet heeft gesteld, en ook anderszins niet is gebleken, dat het op 13 september 2000 gebruikte parkadammertje door belanghebbende bij enige andere gelegenheid aan de dienst Parkeerbeheer of de dienst Stadstoezicht ter controle is aangeboden in verband met klachten rond het functioneren ervan. Ook wordt die betekenis ondersteund door het feit dat op zijn minst genomen sedert de ontvangst van de bestreden uitspraak, kort na 9 november 2000, aan belanghebbende kenbaar was dat de controleur op 13 september 2000 een code-16 had geconstateerd en dat dat duidde op het gebruik van een illegaal opgeladen smartcard. Die informatie is immers bij die uitspraak, blijkens de tekst ervan, aan belanghebbende bekend gemaakt. Hiermee valt, behoudens een van belanghebbende te verlangen, doch uitgebleven verklaring, niet te rijmen dat belanghebbende ter zitting van 24 april 2002 heeft verklaard dat hij (naar het Hof begrijpt) niet eerder dan bij kennisname van het verweerschrift van verweerder (aan het Hof toegezonden op 3 augustus 2001 en kort daarna doorgezonden aan belanghebbende), heeft begrepen wat de bevindingen van de parkeercontroleur waren en dat hij om die reden daar niet eerder op kon reageren dan ter zitting van 24 april 2002.

5.5. Voorts wijst ook het navolgende op het gelijk van verweerder in deze kwestie. Op grond van belanghebbendes verklaring ter zitting van 24 april 2002, voor zover betrekking hebbende op het bewijs van de beweerdelijk door hem aangekochte smartcards, is aannemelijk dat hij begrepen heeft welk belang in deze zaak toekomt aan de aantoonbaarheid van die aankopen. Hoewel belanghebbende op die zitting heeft verklaard dat de aankoop van smartcards (10 à 15 per jaar) uit de door hem bijgehouden boekhouding blijkt, welke verklaring hij ter zitting van 20 december 2002 heeft herhaald, heeft hij -ook op laatstgenoemde zitting- daaromtrent geen nadere gegevens verstrekt. Voorts heeft mevrouw Y op laatstgenoemde zitting een toelichting gegeven op het gebruik van het onderwerpelijke parkadammertje, die op belangrijke punten afwijkt van de verklaring die daaromtrent op de beide zittingen door belanghebbende is gegeven. Mevrouw Y heeft immers verklaard dat zij met dat parkadammertje veelal twee à drie smartcards per week verbruikte. Daarmee is, uitgaande van de laagste waarde, ƒ 200 à ƒ 300 per week gemoeid. Dit intensieve gebruik van smartcards sluit aan bij de onder 2.3. vermelde gegevens, waaruit blijkt op welke wijze de op 13 september 2000 gebruikte smartcard is gebezigd. Daaruit blijkt immers dat die smartcard tussen 10 september 2000 te 23.01 uur en 13 september 2000 te 16.12 uur op zodanige wijze is gebruikt (telkens binnen dezelfde parkeerzone als waarin belanghebbendes auto op laatstgenoemde dag werd gecontroleerd), dat het op de smartcard aanwezige parkeertegoed daardoor met ƒ 66,25 is afgenomen. Een afdoende verklaring voor de onderling uiteenlopende verklaringen van belanghebbende en mevrouw Y ontbreekt. Zowel op grond van die onverklaarde tegenstrijdigheid, als op grond van het feit dat belanghebbende zijn verklaring niet heeft gestaafd met zijn, beweerdelijk voorhanden zijnde, boekhoudkundige gegevens, alsook op grond van het feit dat de verklaring van mevrouw Y strookt met de onder 2.3. vermelde gegevens, verdient haar verklaring geloof boven die van belanghebbende. Haar verklaring evenwel is, gelet op de mate van intensiteit van smartcardgebruik en de daarmee gemoeide kosten, zeer wel verenigbaar met het gebruik van een illegaal opgeladen smartcard, aan welk gebruik, naar mag worden aangenomen, geen of slechts beperkte kosten zijn verbonden.

5.6. Op grond van het vorenoverwogene, in onderling verband en samenhang beoordeeld, is naar het oordeel van het Hof niet gebleken van aanwijzingen die tot de slotsom leiden dat belanghebbendes parkadammertje op 13 september 2000 niet naar behoren functioneerde. Van dat correcte functioneren mag daarom hier worden uitgegaan. Het feit dat de controleur bij het uitlezen van de gegevens van het parkadammertje een code-16-melding waarnam, betekent daarom dat de desbetreffende smartcard meer dan 700 uren (42.000 minuten) was gebezigd en derhalve illegaal was opgeladen.

5.7. Al hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Ook baat hem niet zijn stelling dat aan het criterium van die 42.000 minuten geen gevolgtrekkingen kunnen worden verbonden omtrent het al of niet illegaal opgeladen zijn van een smartcard, omdat die card ook de tijd registreert waarin geen betaald parkeren geldt. Uit de onder 2.3. voormelde gegevens omtrent het gebruik van de op 13 september 2000 door mevrouw Y gebezigde smartcard volgt immers dat met die card, nadat deze -legaal of illegaal- was geladen of herladen, voor het eerst op 10 september 2000 te 23.01 uur is geparkeerd en dat het parkadammertje vanaf dat moment, tot aan het moment van controle door de dienst Parkeerbeheer op het Beukenplein, gedurende in totaal 3429 minuten ingeschakeld is geweest. Het parkadammertje moet derhalve, gelet op de met betrekking tot die smartcard gedane code-16-melding en gelet op de betekenis daarvan, met de onderhavige smartcard ingeschakeld zijn geweest gedurende nog andere perioden van in totaal -tenminste- 38.571 minuten (42.000 minuten minus 3429 minuten). Daar uit de voormelde gegevens en uit de ter zake door verweerder gegeven en door belanghebbende niet weersproken toelichting volgt dat een smartcard alle tijdvakken registreert waarin een parkadammertje ingeschakeld is, had van die extra periode van tenminste 38.571 minuten bij het uitlezen van de smartcard moeten blijken. Het feit dat zulks niet is gebeurd, laat geen andere conclusie toe dan dat de desbetreffende gegevens van de smartcard zijn gewist, bij het illegaal herladen ervan.

5.8. De slotsom moet zijn dat verweerder heeft bewezen dat ter zake van het onderwerpelijke parkeren niet de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De in geding zijnde aanslag en beschikking zijn terecht opgelegd onderscheidenlijk gegeven. Het beroep is ongegrond.

6. Proceskosten en griffierecht

Nu de uitspraak in stand blijft en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel acht het Hof termen aanwezig de griffier te gelasten een gedeelte ad € 176,97 (ƒ 390) van het door belanghebbende betaalde griffierecht te restitueren, nu van belanghebbende ten onrechte griffierecht is geheven naar het tarief (ƒ 450) dat toepasselijk is bij een belanghebbende rechtspersoon. Blijkens het ter zitting van 20 december 2002 gebleken feit dat belanghebbendes bedrijf een eenmanszaak is, had van hem het lagere tarief (ƒ 60) moeten worden geheven dat toepasselijk is bij een belanghebbende natuurlijk persoon.

Het Hof:

n verklaart het beroep ongegrond;

n gelast de griffier ter zake van teveel geheven griffierecht aan belanghebbende te restitueren een bedrag ad € 176,97.

De uitspraak is vastgesteld op 31 januari 2003 door mrs. Schaap, Steenbergen en Van Loon, in tegenwoordigheid van mr. van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.