Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2003, AF5967, 02/2481

Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2003, AF5967, 02/2481

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 maart 2003
Datum publicatie
19 maart 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AF5967
Formele relaties
Zaaknummer
02/2481

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is binnen een jaar na het maken van bezwaar, in beroep gekomen tegen het uitblijven van een uitspraak op zijn bezwaar. Nu verweerder een aanmaning heeft verzonden in strijd met het verleende uitstel van betaling, had belanghebbende kunnen menen dat verweerder wel uitspraak had gedaan. Verweerder heeft wel binnen het jaar enige beslissing kenbaar gemaakt, zonder dat de strekking van deze beslissing onmiskenbaar valt aan te merken als uitspraak op bezwaar. Belanghebbende ontvankelijk in zijn beroep op grond van het bepaalde in art. 6:10 Awb.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

inzake

een aanslag waterschapsomslag over het jaar 2001 opgelegd door de ambtenaar belast met de heffing van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 9 april 2002. Het beroep betreft de aan belanghebbende met dagtekening 30 september 2001 opgelegde aanslag in de waterschapsomslag voor het jaar 2001 met betrekking tot de onroerende zaak a-straat 1 te Amstelveen. Belanghebbende heeft in een brief van 30 september 2001, binnengekomen op 4 oktober 2001, bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

Het beroep strekt tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een heffingsgrondslag van ƒ 215.000.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Ter zitting van 12 december 2002 zijn verschenen belanghebbende en verweerder. Verweerder heeft vóór de zitting een pleitnota (met bijlage) aan het hof en aan belanghebbende gezonden. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard van de pleitnota en de bijlage kennis te hebben genomen en hij heeft zich erover kunnen uitlaten. De pleitnota en de bijlage worden tot de gedingstukken gerekend.

2. De Verordening

De Omslagverordening Amstel, Gooi en Vecht (tekst 2001, hierna de Verordening) luidt, voor zover in dezen van belang, als volgt:

ARTIKEL 2

1. Ter bestrijding van de kosten voortvloeiende uit de vervulling van de aan het hoogheemraadschap opgelegde taken wordt onder de naam 'waterschapsomslag' een directe belasting geheven.

2. De in het eerste lid bedoelde waterschapsomslag wordt geheven van de belastingplichtigen:

a) bedoeld in de hoofdstukken II en III van deze verordening, ter zake van de in die hoofdstukken genoemde onroerende zaken, voorzover deze zijn gelegen in een taakgebied en de belastingplichtigen belang hebben bij de behartiging van de in die hoofdstukken nader omschreven taken;

(…)

Hoofdstuk III Omslagheffing gebouwd

ARTIKEL 7

1. Met betrekking tot de taken van het hoogheemraadschap inzake de waterkering, het kwantitatief oppervlaktewaterbeheer en het beheer van vaarwegen, wordt de waterschapsomslag geheven van degenen die in een taakgebied krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken.

(…)

ARTIKEL 9

1. Voor de omslag, bedoeld in artikel 7, is indien de gebouwde onroerende zaak tevens een onroerende zaak is als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, de heffingsmaatstaf de op de voet van hoofdstuk IV van die wet voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het desbetreffende belastingjaar valt.

(…)

ARTIKEL 10

1. Het tarief wordt uitgedrukt in een bedrag voor elke volle ƒ 5.000,00 van de waarde in het economische verkeer.

(…)

ARTIKEL 18

1. Het bedrag van de waterschapsomslag wordt per aanslag naar beneden afgerond op hele guldens.

(…)

ARTIKEL 20

Indien bezwaar wordt gemaakt tegen zowel een belastingaanslag in de omslag ter zake van een gebouwde of ongebouwde onroerende zaak, als tegen een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking welke ten grondslag heeft gelegen aan die belastingaanslag, vangt, ingeval feiten en omstandigheden in het geding zijn die van belang zijn zowel voor de heffing van de omslag terzake van een gebouwde of ongebouwde onroerende zaak, als voor de vaststelling van de waarde op de voet van genoemd hoofdstuk IV, de termijn waarbinnen de ambtenaar belast met de heffing uitspraak doet op het eerstbedoelde bezwaar aan, in afwijking in zoverre van artikel 25 eerste lid van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, op het tijdstip waarop de op de voet van genoemd hoofdstuk IV gegeven beschikking onherroepelijk is komen vast te staan.

3. Tussen partijen vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning gelegen aan de a-straat 1 te Z.

3.2. Belanghebbende heeft een brief met dagtekening 11 april 2001 van de gemeente Amstelveen ontvangen, waarin staat vermeld:

Binnenkort zal u van de gemeente Amstelveen een nieuwe WOZ-beschikking ontvangen.

Bij controle is gebleken dat deze beschikking een onjuiste waarde vermeldt. Het is echter niet mogelijk dit voor de verzending te corrigeren, daar de beschikking al bij de drukker ligt.

De gemeente is momenteel bezig deze waarde te corrigeren, u zult zo spoedig mogelijk de verbeterde WOZ-beschikking ontvangen.

3.3. Belanghebbende heeft een beschikking met dagtekening 30 april 2001 ontvangen, waarbij de waarde in de zin van de Wet waardering onroerende zaken van zijn woning voor het tijdvak 2001 tot en met 2004 wordt vastgesteld op ƒ 447.000 (hierna: de WOZ-beschikking). Voor het vorige tijdvak had de ambtenaar de waarde vastgesteld op ƒ 215.000.

3.4. Aan belanghebbende is met dagtekening 30 september 2001 de in geschil zijnde aanslag in de waterschapsomslag over het jaar 2001 opgelegd naar een heffingsgrondslag van ƒ 447.000 en met toepassing van een tarief van ƒ 1,02 per ƒ 5.000,00; het bedrag van de aanslag kwam uit op ƒ 90,78. Tegen de aanslag is hij op 4 oktober 2001 in bezwaar gekomen. Belanghebbende heeft geen ontvangstbevestiging ontvangen. Na een aantal keren gebeld te hebben met verweerder en de ontvangst van een aanmaning tot betaling van het belastingbedrag, is belanghebbende in beroep gekomen wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar.

3.5. Met dagtekening 10 april 2002 heeft verweerder een brief gezonden aan belanghebbende waarin hij verklaart het bezwaarschrift op 4 oktober 2001 te hebben ontvangen. Tevens staat in de brief het volgende geschreven:

De grondslag voor de omslagheffing gebouwd is genoemde WOZ-waarde zoals die wordt vastgesteld door de gemeente. (…) De WOZ-waarde kan alleen door de gemeente worden gecorrigeerd.

Zodra de gemeente uitspraak heeft gedaan op uw bezwaarschrift zal dit aan onze dienst worden doorgegeven. De aanslag omslagheffing gebouwd zal dan conform de uitspraak van de gemeente ambtshalve worden verminderd of gehandhaafd. (…)

Namens de ambtenaar belast met de invordering wordt geen uitstel van betaling verleend voor de aanslag omslagheffing gebouwd.

Ik vertrouw erop u voldoende te hebben geïnformeerd en verzoek zo nodig alsnog tot betaling over te gaan.

De onlangs aan u opgelegde aanmaningskosten heb ik laten afboeken omdat u niet tijdig een reactie op uw bezwaarschrift heeft ontvangen.

4. Geschil

In geschil is of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep, alsmede of de aanslag naar de juiste hoogte is vastgesteld.

5. Standpunten van partijen

5.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.

5.2. Ter zitting heeft belanghebbende, kort en zakelijk weergegeven, nog het volgende naar voren gebracht:

Ik heb geen bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking omdat ik uit de brief van de gemeente van 11 april 2001 heb opgemaakt dat ik een nieuwe, lagere beschikking zou krijgen. Ik ga er van uit dat de WOZ-beschikking geen rechtsgevolg heeft. Ik heb nog steeds geen nieuwe WOZ-beschikking gehad. Voor het tijdvak 2001 tot en met 2004 moet worden uitgegaan van de WOZ-waarde zoals die was vastgesteld voor het vorige tijdvak, zijnde ƒ 215.000; een medewerker van de gemeente Amstelveen heeft mij dit telefonisch toegezegd en ook de aan mij opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen over 2001 is op die grondslag gebaseerd. Ik heb bezwaar gemaakt tegen de aanslag in de onroerende-zaakbelastingen over 2002, omdat deze op een heffingsgrondslag van ƒ 447.000 was gebaseerd.

5.3. Verweerder heeft ter zitting, kort en zakelijk weergegeven, nog het volgende opgemerkt:

Het beroepschrift, gedagtekend 6 april 2002, en de brief van 10 april 2002 hebben elkaar blijkbaar gekruist. De gemeente Amstelveen heeft ons meegedeeld dat er bezwaar was gemaakt tegen de WOZ-beschikking, hetgeen kennelijk onjuist is. Mogelijk dat de gemeente het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag onroerende-zaakbelastingen over 2002 aan ons heeft doorgegeven als zijnde een bezwaar tegen de WOZ-beschikking. Ik wil niet uitgaan van de WOZ-beschikking voor het vorige tijdvak maar wil wachten met het doen van uitspraak tot de WOZ-waarde van de woning vaststaat. Ik zal met de gemeente Amstelveen overleggen over de situatie van belanghebbende.

6. Beoordeling van het geschil

6.1.1. Belanghebbende heeft op 4 oktober 2001 bezwaar gemaakt tegen de aanslag waterschapsomslag. Tussen partijen is thans niet meer in geschil dat belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 30 april 2001 voor het tijdvak 2001 tot en met 2004. Verweerder diende dan ook op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) uiterlijk 4 oktober 2002 uitspraak op het bezwaar te doen.

Voor het geval belanghebbendes beroep aangemerkt kan worden als beroep tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op zijn bezwaar, zou dit beroep voortijdig zijn geweest omdat verweerder op 9 april 2002 nog niet in gebreke was.

6.1.2. Verweerder heeft, naar belanghebbende onbetwist heeft gesteld, in een brochure vermeld: "Na het indienen van een bezwaarschrift wordt de invordering van het bestreden bedrag stilgelegd totdat er een uitspraak op uw bezwaar is gedaan". Verweerder heeft, in strijd met het bepaalde in artikel 6:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de ontvangst van het bezwaarschrift niet bevestigd, laat staan belanghebbende geïnformeerd over de voortgang van de behandeling van zijn bezwaar.

Verweerder heeft, zulks in strijd met de tekst van de brochure, belanghebbende reeds voor 9 april 2002 aangemaand tot betaling van de verschuldigde belasting. Onder deze omstandigheden had belanghebbende redelijkerwijs kunnen menen dat verweerder wel een beslissing had genomen op zijn bezwaarschrift zodat het hof met verwijzing naar artikel 6:10, eerste lid onderdeel b, van de Awb geen reden ziet belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.

6.2. Verweerder heeft in de brief van 10 april 2002 zijn standpunt kenbaar gemaakt zonder dat onmiskenbaar duidelijk is of dit standpunt aangemerkt kan worden als een uitspraak op bezwaar. Uit de bewoordingen is niet af te leiden of verweerder van mening is dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar, dan wel of hij het bezwaar ongegrond verklaart. Na 10 april 2002 heeft verweerder niet op andere wijze enige beslissing gegeven op het bezwaarschrift van belanghebbende. Gelet op het feit dat belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 30 april 2001 had de uitspraak moeten zijn dat de aanslag zou worden bepaald op basis van de vastgestelde en ook gehanteerde waarde van ƒ 447.000 (zie artikel 120, tweede lid, van de Waterschapswet en artikel 9, eerste lid van de Verordening), zij het, zulks op grond van het bepaalde in artikel 122, eerste lid, van de Waterschapswet (en artikel 18, eerste lid, van de Verordening), afgerond op gehele guldens.

6.3. De brief van de gemeente Amstelveen van 11 april 2001 doet twijfel ontstaan over de vraag welke waarde de gemeente beoogde vast te stellen voor de woning van belanghebbende. Zulks is in strijd met de uitgangspunten van de Wet waardering onroerende zaken.

Gelet op de thans overgelegde stukken is het hof van oordeel dat er niettemin sprake is van een waardebeschikking, als voorzien in de Wet waardering onroerende zaken, waartegen geen bezwaar is gemaakt en dat de brief van 10 april 2002 aangemerkt moet worden als uitspraak op het bezwaar tegen de opgelegde aanslag. Het hof zal deze uitspraak vernietigen en de aanslag nader berekenen op basis van de wettelijke afrondingsregels.

6.4. Wanneer de ambtenaar van de gemeente Amstelveen enig vervolg geeft op zijn brief van 11 april 2001 dan wel anderszins de waarde van belanghebbendes woning op een ander bedrag dan ƒ 447.000 vaststelt, kan zulks op grond van het bepaalde in artikel 18a van de Awr, leiden tot een aanpassing van de aanslag omslagheffing zonder dat daarvoor het indienen van een bezwaarschrift tegen de opgelegde aanslag gevergd kan worden.

7. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Daarbij acht het hof van belang dat belanghebbende niet heeft gesteld dat hij proceskosten heeft gemaakt en op geringe afstand woont van de plaats waar de zitting is gehouden.

8. Beslissing

Het hof

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van verweerder als verwoord in de brief van 10 april 2002;

- vermindert de aanslag tot een bedrag van € 40,84 (ƒ 90);

- gelast het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld op 6 maart 2003 door mr. Boersma, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

- Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroep-schrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

- Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

- Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.