Gerechtshof Amsterdam, 26-01-2003, AF6350, 00/00084 PV
Gerechtshof Amsterdam, 26-01-2003, AF6350, 00/00084 PV
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 januari 2003
- Datum publicatie
- 26 maart 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2003:AF6350
- Zaaknummer
- 00/00084 PV
Inhoudsindicatie
Het Hof heeft beslist dat hoewel belanghebbendes beroep gegrond is, hij geen recht heeft op een proceskostenvergoeding. Naar ‘s Hofs oordeel had het op de weg van belanghebbende gelegen dotatie aan de fiscale oudedagsreserve reeds bij de aangifte, dan wel in de bezwaarfase, te claimen. Ook ingeval eerst in een later stadium -doch vóór de beroepsfase- de inspecteur was verzocht alsnog rekening te houden met de dotatie, was naar het oordeel van het Hof dit onderwerp bij het instellen van het beroep redelijkerwijs niet aan de orde gekomen en had belanghebbende uit dien hoofde derhalve geen proceskosten behoeven te maken.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van Y te P, gedagtekend 17 december 1999, betreffende de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 januari 2001.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 29.147, en
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende is ondernemer. De onderneming wordt gedreven in de vorm van een maatschap. De andere leden van de maatschap zijn belanghebbendes twee broers. Naar aanleiding van een bij de maatschap ingesteld boekenonderzoek voor de jaren 1994 tot en met 1996 is aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994 opgelegd. Zijn broer, T, ontving eveneens een navorderingsaanslag voor 1994.
2. Belanghebbende en zijn broer hebben tegen hun navorderingsaanslagen bezwaar aangetekend. Belanghebbende en de inspecteur zijn overeengekomen dat er slechts één beroepsprocedure -en wel ten name van de broer- over het betreffende geschil zal worden gevoerd teneinde voor alle betrokken partijen te komen tot een besparing van tijd en energie.
3. In de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende voor het onderhavige jaar heeft belanghebbendes gemachtigde verzocht de dotatie aan de fiscale oudedagsreserve achterwege te laten. In de uitspraak op het bezwaar is derhalve geen rekening gehouden met een dotatie aan de fiscale oudedagsreserve.
4. De gemachtigde heeft in het beroepsschrift verzocht om alsnog een dotatie van ¦ 4.392 aan de fiscale oudedagsreserve toe te staan. Na ontvangst van het beroepsschrift heeft de inspecteur telefonisch aan de gemachtigde meegedeeld dat alsnog aan de fiscale oudedagsreserve mag worden gedoteerd.
5. Overeenkomstig het verzoek van belanghebbende en de inspecteur stelt het Hof het belastbaar inkomen van belanghebbende vast op ¦ 33.539 - ¦ 4.392 (dotatie aan de fiscale oudedagsreserve), ofwel ¦ 29.147.
Proceskosten
6. Voor het Hof is uitsluitend nog in geschil of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding.
7. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding. Naar 's Hofs oordeel had het op de weg van belanghebbende gelegen de dotatie aan de fiscale oudedagsreserve reeds bij de aangifte, dan wel in de bezwaarfase, te claimen. Ook ingeval eerst in een later stadium -doch vóór de beroepsfase- de inspecteur was verzocht alsnog rekening te houden met de dotatie, was naar het oordeel van het hof -mede gelet op het door de inspecteur hieromtrent gestelde- dit onderwerp bij het instellen van het beroep redelijkerwijs niet aan de orde gekomen en had belanghebbende uit dien hoofde derhalve geen proceskosten behoeven te maken. De inspecteur heeft belanghebbendes keuze om niet te doteren aan de fiscale oudedagsreserve gevolgd, zodat hem dienaangaande geen verwijt kan worden gemaakt. Gelet op de verklaring van de gemachtigde dat hij de vraag in het aangiftebiljet over dotatie verkeerd heeft geïnterpreteerd en ten onrechte heeft verzocht om dotatie achterwege te laten, dat hem in de bezwaarfase nog niet was opgevallen dat er over 1994 geen dotatie had plaatsgevonden en dat hij zich na lezing van de uitspraak van de inspecteur pas realiseerde dat er over 1994 geen dotatie had plaatsgevonden is het Hof van mening dat het aan belanghebbende is te wijten dat de inspecteur geen rekening heeft gehouden met de dotatie. Daaraan doet niet af dat hij in zijn bezwaarschrift -bij een berekening van de verhoging van het belastbaar inkomen- wel rekening heeft gehouden met een correctie van de fiscale oudedagsreserve. De inspecteur had daaruit naar het oordeel van het Hof niet hoeven af te leiden dat belanghebbende daarmee alsnog verzocht om dotatie aan de fiscale oudedagsreserve.
8. Op grond van het hiervoor onder 6. overwogene komt het Hof tot de slotsom dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat een vergoeding van proceskosten in het onderhavige geval achterwege dient te blijven.
De uitspraak is gedaan op 26 januari 2001 door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Milder-Wolbers als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.