Gerechtshof Amsterdam, 25-03-2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:BV5894 AF9312, 01/833
Gerechtshof Amsterdam, 25-03-2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:BV5894 AF9312, 01/833
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 maart 2003
- Datum publicatie
- 2 juni 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2003:AF9312
- Zaaknummer
- 01/833
Inhoudsindicatie
In de baatbelasting wordt ten onrechte niet betrokken een perceel dat door de aanleg van het onderhavige nieuwe gedeelte van de gemeentelijke riolering wel is gebaat en daar ook daadwerkelijk op wordt aangesloten. Verordening niet verbindend.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het hoofd van de stafdienst Financiële en Economische Zaken van de gemeente De Ronde Venen, verweerder.
1. Loop van het geding
1.1. Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 2 maart 2001, ingediend door mr. A als haar gemachtigde. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 1 februari 2001 en verzonden op 2 februari 2001, be-treffende de aan belanghebbende onder nummer 85771 opgelegde aanslag in de baat-belasting a-straat, b-straat en c-straat van de gemeente De Ronde Venen.
De aanslag ten bedrage van ƒ 2.955 werd opgelegd ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak b-straat 1.
Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.2. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vernie-tiging van de aanslag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de Vijftiende Enkelvoudige Belastingka-mer van 21 november 2001. Van hetgeen daar is voorgevallen is proces-verbaal op-gemaakt. Het proces-verbaal is aan deze uitspraak gehecht. De in het proces-verbaal vermelde overgelegde stukken worden tot de gedingstukken gerekend.
1.4. Bij brief van de griffier van 7 december 2001 zijn aan verweerder nadere vragen gesteld. Deze vragen zijn door verweerder beantwoord bij brief van 20 december 2001. Kopieën van die brief en bijbehorende bijlagen zijn aan de gemachtigde van belanghebbende gezonden. Deze heeft bij brief van 14 januari 2002 gereageerd. De griffier heeft een kopie van de brief van de gemachtigde aan verweerder gezonden.
1.5. Het lid van de Vijftiende Enkelvoudige Belastingkamer heeft de zaak voor ver-dere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.
1.6. Het beroep is vervolgens behandeld ter zitting van de Vierde Meervoudige Be-lastingkamer van 5 april 2002. Van hetgeen daar is voorgevallen is proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal is aan deze uitspraak gehecht. De in het proces-verbaal vermelde overgelegde stukken worden tot de gedingstukken gerekend.
1.7. Bij brief van de griffier van 21 juni 2002 zijn aan verweerder nadere vragen ge-steld. Deze vragen zijn door verweerder beantwoord bij brief van 9 juli 2002. Kopie-ën van die brief en bijbehorende bijlagen zijn aan de gemachtigde van belanghebben-de gezonden. Deze heeft bij faxbericht van 15 juli 2002 gereageerd. De griffier heeft een kopie van de brief van de gemachtigde aan verweerder gezonden.
1.8. Bij brieven van 18 oktober 2002 heeft de griffier partijen gevraagd of zij instem-den met het achterwege blijven van een nadere zitting en of zij instemden met be-kendmaking van de uitspraak door toezending per post zonder nadere aankondiging. Partijen hebben deze vragen bij brief van 21 oktober 2002 respectievelijk 22 oktober 2002 bevestigend beantwoord.
2. Het bekostigingsbesluit en de verordening
2.1. Op 27 maart 1997 is door de raad van de gemeente De Ronde Venen genomen het bekostigingsbesluit voor de aanleg van een verzamelriool aan de a-straat, b-straat en c-straat (hierna: het Bekostigingsbesluit). Voor zover hier van belang luidt het Bekostigingsbesluit en het intitulé ervan als volgt:
"De raad van de gemeente De Ronde Venen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 maart 1997 (raadsvoorstel nr. 0086 van 1997);
gelet op artikel 222 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
1. via de heffing van een baatbelasting de voor rekening van de gemeente komende lasten welke gepaard gaan met de aanleg van een verzamelriool aan de a-straat, b-straat, c-straat voor maximaal 100% te verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door de aanleg gebate onroerende zaken;
2. het, op de bij dit bekostigingsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening om-lijnde gebied aan te duiden als het gebied waarbinnen de in de heffing te betrekken onroeren-de zaken zijn gelegen.".
In de toelichting bij het desbetreffende voorstel aan de Raad schreven burgemeester en wethouders van de gemeente onder meer het volgende:
"Wij stellen voor een bekostigingsbesluit te nemen ten behoeve van het verhaal van de aanleg van riolering in de clusters 10 t/m 12 en 14 t/m 19 te Q (project 1996) en voor de aanleg van riolering in de clusters 8, 9, 13, 21 en 33 (project 1997) te R met behulp van de baatbelasting.
Voor het project 1996 Q heeft u in uw vergadering van 31 oktober 1996 reeds een bekosti-gingsbesluit vastgesteld. Voor het project 1997 (a-straat, b-straat, c-straat) dient nog een be-kostigingsbesluit te worden genomen.".
2.2. Op 21 december 1999 heeft de raad van de gemeente De Ronde Venen vastge-steld de Verordening op de heffing en de invordering van de 'baatbelasting a-straat, b-straat en c-straat Q' (hierna: de Verordening). De Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"(…)
Artikel 2 Belastbaar feit
1 Onder de naam 'a-straat, b-straat en c-straat' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 1999 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
2 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten riolering, met inbegrip van bijbeho-rende werken.
Artikel 3 Belastingplicht
1 De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
(…)
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.
Artikel 5 Belastingtarief
De belasting bedraagt per onroerende zaak ƒ 2.955,00.
(…)
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
(…)
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendma-king.
2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2000.
3 Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening baatbelasting a-straat, b-straat en c-straat".".
3. Tussen partijen vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende is eigenares van de onroerende zaak b-straat 1 te R. De onroe-rende zaak bestaat uit een perceel grond met daarop gelegen opstallen die niet in goede staat verkeren. De onroerende zaak (hierna ook aan te duiden als: de woning) wordt gebruikt voor dagrecreatie. De grond waarop de woning staat heeft de be-stemming landbouwgrond. Er mag geen nieuwbouw worden gepleegd. De woning is gelegen binnen het omlijnde gebied op de kaarten die behoren bij het Bekostigings-besluit en de Verordening.
3.2. Aan de b-straat is in 1997/1998 riolering aangelegd. De woning is daarop niet aangesloten; de aansluiting van de woning op het hoofdriool moet door belangheb-bende zelf worden verzorgd en betaald. Belanghebbende begroot de kosten hiervan op ƒ 3.500 exclusief omzetbelasting.
3.3. Aan het begin van de b-straat ligt langs die weg een caravanpark. Het caravan-park ligt met de voorzijde aan de d-straat. De b-straat is een zijweg van de d-straat. Blijkens een tot de stukken behorende vergunning van november 2001 bevinden zich op het park (maximaal) 190 jaarstandplaatsen voor caravans en vier seizoensstand-plaatsen voor tenten/toercaravans. In de aanvraag voor de vergunning is sprake van 52 seizoensstandplaatsen. Voorts zijn er op het terrein van het park 124 appartemen-ten.
Het caravanpark is niet gelegen in het omlijnde gebied op de kaarten die behoren bij het Bekostigingsbesluit en de Verordening. Het park is in een eerdere fase van de uitvoering van het rioleringsstelsel van het buitengebied van de gemeente De Ronde Venen door middel van twee aansluitingen aangesloten op de riolering. Het caravan-park viel onder het regime van het eerder uitgevoerde project Q, welk project zijn eigen baatbelastingverordening kende. De exploitant van het caravanpark heeft in 2000 ingevolge een door haar met de gemeente De Ronde Venen gesloten overeen-komst een eenmalige exploitatiebijdrage van ƒ 5.000 voldaan.
In zijn brief aan het Hof van 20 december 2001 schrijft verweerder aangaande de aansluiting van het caravanpark onder meer:
"In een later stadium zijn nog eens 4 aansluitingen op de gemeentelijke riolering gerealiseerd. Deze zijn niet in een gebied gelegen waarvoor een bekostigingsbesluit is vastgesteld.".
3.4. Aan belanghebbende is met dagtekening 31 mei 2000 een aanslag in de baatbe-lasting a-straat, b-straat en c-straat opgelegd voor een bedrag van ƒ 2.955. Belang-hebbende heeft tegen de aanslag een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij de bestreden uitspraak het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
4. Geschil
Tussen partijen is in geschil of verweerder belanghebbende terecht heeft aangeslagen in de baatbelasting.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen en de motivering ervan wordt verwezen naar de stukken van het geding.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Een van de grieven van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de baatbelasting is dat zij in de onderhavige baatbelasting is betrokken terwijl bij het aan de b-straat gelegen caravanpark is volstaan met een bijdrage van ƒ 5.000, welke bij-drage door de exploitante van dat park is voldaan op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst, gesloten in het kader van een baatbelasting voor het gebied Q.
6.2. Met betrekking tot het caravanpark is komen vast te staan:
- dat het park in het kader van de aanleg van riolering in het buitengebied van de ge-meente De Ronde Venen bij gelegenheid van de realisatie van het gedeelte "Q" op de riolering is aangesloten door middel van twee aansluitingen;
- dat het park in een later stadium nog eens vier aansluitingen op de gemeentelijke riolering heeft gekregen;
- dat het caravanpark ter zake van de realisatie van de laatstgenoemde aansluitingen niet is gelegen in een gebied waarvoor een bekostigingsbesluit is vastgesteld.
6.3. Wat betreft de onder 6.2 bedoelde vier aansluitingen heeft belanghebbende ge-steld dat deze zijn gemaakt op het hoofdriool dat is aangelegd aan de b-straat en dat deze aansluiting plaatsvond in het kader van de uitvoering van de fase van de aanleg van riolering in het buitengebied van de gemeente De Ronde Venen ter zake waarvan de onderhavige baatbelasting werd ingevoerd.
Deze stelling van belanghebbende vindt bevestiging in hetgeen verweerder schrijft in zijn brief aan het Hof van 9 juli 2002. In de brief van de griffier van het Hof van 21 juni 2002 werd gevraagd:
"Is de riolering in de b-straat in één of meer uitvoeringsprojecten aangelegd?".
Verweerder antwoordde:
"De riolering aan de b-straat is in één uitvoeringproject uitgevoerd.".
Voorts blijkt uit de door verweerder ter zitting van 5 april 2002 overgelegde techni-sche tekeningen inderdaad dat op de riolering die vanaf het kruispunt d-straat/b-straat langs de b-straat is aangelegd het caravanpark vier aansluitingen op de riolering heeft gekregen. Het enkele feit dat die aansluitingen tot stand zijn gebracht leidt ertoe dat het caravanpark door die aansluitingen geacht moet worden te zijn gebaat, nu het totale aantal aansluitpunten van het caravanpark op het hoofdriool daarmee werd uitgebreid van twee naar zes. Het Hof leidt de baat ook af uit de uitlating van ver-weerder ter zitting van 5 april 2002, waar verweerder verklaarde dat via de reeds be-staande aansluitingen de afvoer van het voorste deel van het park plaatsvond.
6.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat door de voorzieningen waarvoor de onderhavige baatbelasting in het leven is geroepen niet slechts de woning van be-langhebbende en de overige binnen het in de bij het Bekostigingsbesluit en de Veror-dening behorende kaarten omlijnde gebied onroerende zaken zijn gebaat, maar tevens het niet in dat gebied begrepen caravanpark. Dit houdt in dat de Verordening, nu daarin niet alle gebate onroerende zaken als gebaat zijn aangemerkt, onverbindend is.
6.5. De omstandigheid dat het caravanpark reeds, door middel van een privaatrechte-lijke overeenkomst, betrokken was in de bekostiging van de aanleg van riolering in de fase "Q" doet aan het vorenstaande niet af.
6.6. Het vorenstaande houdt in dat het gelijk aan belanghebbende is. De bestreden uitspraak en de aanslag moeten worden vernietigd.
7. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende in de zin van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor vergoeding komen volgens de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.932 (beroepschrift, twee maal bijwonen zitting, twee maal schriftelijke inlichtin-gen = 4 punten x € 322 x 1,5 als factor voor gewicht van de zaak). Voorts komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zittingen. Het Hof raamt deze kosten op € 5. In totaal bedragen de te vergoe-den kosten derhalve € 1.937.
8. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van verweerder;
- vernietigt de aanslag;
- gelast de gemeente De Ronde Venen het door belanghebbende betaalde grif-fierecht ad € 27,23 (ƒ 60) aan haar te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.937 en wijst de gemeente De Ronde Venen aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende dient te voldoen.
De uitspraak is vastgesteld op 25 maart 2003 door mrs. Van Loon, Steenbergen en Kruimel, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in gea-nonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassa-tie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.