Gerechtshof Amsterdam, 19-06-2003, AH8545, 02/04590 PV
Gerechtshof Amsterdam, 19-06-2003, AH8545, 02/04590 PV
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 juni 2003
- Datum publicatie
- 24 juni 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2003:AH8545
- Zaaknummer
- 02/04590 PV
Inhoudsindicatie
02/04590 PV - 19/6/03 - 5e EK
Bij een geheel van werkzaamheden gaat de termijn voor het aanvragen van energiepremie lopen na afronding van het geheel van de werkzaamheden.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraak met dagtekening 7 juni 2002 van het Hoofd van de Belastingdienst Grote ondernemingen Groningen (Team Energiepremies te Emmen), de inspecteur, betreffende de beslissing om belanghebbende geen energiepremie toe te kennen voor het aanbrengen van isolerende voorzieningen.
Het Hof heeft het beroep behandeld ter zitting van 5 juni 2003.
Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
- gelast de inspecteur belanghebbende een aanvullende energiepremie toe te kennen van € 4.124,86 (f 9.090);
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 109 aan belanghebben-de te vergoeden en
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 7,50, te betalen door de Staat.
Gronden
1.1. Belanghebbende heeft in februari 2000 het woonhuis a-straat 1 te Z (bouwjaar 1932) gekocht. Rond het moment van aankoop heeft belanghebbende plannen ontwikkeld om te komen tot uitbreiding en renovatie van de woning; belanghebbende heeft deze plannen ook uitgevoerd. Eind januari, begin februari 2001 heeft belanghebbende de woning betrokken; de werkzaamheden waren op dat moment nog niet alle afgerond.
1.2. A (hierna: de architect) heeft een bestek geschreven voor de aan de woning te verrichten werkzaamheden, waaronder de sloop van muurdelen, betimmeringen, trappen en tussenwanden, de aanbouw aan de achterzijde, het plaatsen van nieuwe kozijnen, het realiseren van een nieuwe binnenindeling en het uitvoeren van installatiewerkzaamheden.
1.3. Op 15 april 2000 heeft belanghebbende een aannemingsovereenkomst gesloten ter uitvoering van de in het bestek genoemde werkzaamheden, exclusief de aanleg van (onder meer) centrale verwarming, elektrische installaties, sanitair, gas en waterleiding. Tijdens de renovatie heeft de aannemer vloer-, gevel- en dakisolatie aangebracht en HR++-glas. Belanghebbende heeft op 12 juni 2001 de laatste termijnbetaling aan de aannemer voldaan. Met de aannemer (en de architect) heeft belanghebbende een geschil inzake de uitvoering van de verrichte werkzaamheden.
1.4. Op 8 maart 2000 heeft Installatiebedrijf B (hierna: de installateur) aan de architect een offerte uitgebracht voor de aanleg van centrale verwarming, sanitair en andere installatiewerkzaamheden voor een totaalbedrag van f 43.415 (exclusief omzetbelasting en met vermelding van een minderprijs bij hergebruik van reeds aanwezige radiatoren). De installateur heeft twee termijnen in augustus en oktober 2000 aan de architect gefactureerd (tezamen f 30.000, exclusief omzetbelasting); de laatste termijn ad f 11.787 heeft hij op 24 november 2001 aan belanghebbende in rekening gebracht (exclusief omzetbelasting). Belanghebbende heeft hiervan op 27 november 2001 f 7.500 betaald en het restant op 26 maart 2002.
1.5. De architect heeft in een stuk van 20 juli 2000 de totale energiepremie berekend op f 8.593,40 (waaronder een bedrag voor een EnergiePrestatieAdvies en een cv-ketel).
Op 7 november 2001 heeft belanghebbende het premieformulier, gedagtekend 21 september 2000 en verzonden op 4 november 2001, ingeleverd bij het energiebedrijf.
1.6. Bij de in geschil zijnde beslissing heeft de inspecteur uitsluitend energiepremie toegekend voor het EnergiePrestatieAdvies en de cv-ketel.
2.1. Artikel 36a en 36p van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2001) bepalen (onder meer) dat een energiepremie uitgekeerd kan worden voor de aanschaf van bij ministeriële regeling aangewezen voorzieningen. Het zesde lid van artikel 36p bepaalt nog dat voorwaarden en beperkingen kunnen worden gesteld.
2.2. Het tweede lid van artikel 8n van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (Stcrt. 1999, nr. 250) (tekst 2000 en 2001) bepaalt:
Het verzoek (om toekenning van de energiepremie) wordt gedaan … ten hoogste dertien weken na aanschaf van de voorziening.
De staatssecretaris heeft het begrip aanschaf nader uitgewerkt in zijn Besluit van 30 december 1999 (bijlage 12 bij het verweerschrift, onderdeel 2.4.10) in die zin
dat onder aanschaf moet worden verstaan het volledig in eigendom verkrijgen van … de voorziening; de kosten moeten zijn betaald en … de voorziening moet zijn aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen.
De Regeling Energiepremie (2000) en de Regeling Energiepremie 2001, bekend gemaakt door Energiened (de federatie van energiebedrijven in Nederland), bevat een soortgelijke bepaling in artikel 11 (zie bijlage 13 en 16 bij het verweerschrift).
2.3. De door de architect in het onder 1.2 vermelde bestek beschreven werkzaamheden konden slechts in onderlinge samenhang leiden tot het realiseren van een gerenoveerd en bewoonbaar huis. Ook de door de installateur te verrichten werkzaamheden maakten onderdeel uit van dit geheel van werkzaamheden. Nu belanghebbende de woning heeft betrokken in de eerste maanden van 2001 en de oplevering door de aannemer heeft plaatsgevonden in juni 2001, is het Hof van oordeel dat belanghebbende in beginsel de voorzieningen niet later dan in juni 2001 heeft aangeschaft.
2.4. Nu de staatssecretaris in het Besluit van 30 december 1999 nader heeft gesteld dat ook het betaald zijn van de kosten vereist is om te kunnen spreken van aanschaf en belanghebbende pas op 26 maart 2002 de laatste termijnbetaling heeft voldaan, heeft hij de aanvraag om energiepremie niet te laat ingediend.
2.5. De inspecteur heeft het aanvullende bedrag van de aan belanghebbende toekomende energiepremie berekend op f 9.090, althans wanneer de aanvraag als tijdig zou moeten worden aangemerkt en belanghebbende heeft de hoogte van dit bedrag niet betwist. Het Hof ziet geen aanleiding het bedrag van de energiepremie lager te stellen.
3. Het hof acht termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende en wel tot het bedrag van de reiskosten per openbaar vervoer nu belanghebbende niet heeft gesteld dat van andere kosten sprake is geweest. Het Hof schat deze kosten op € 7,50.
De uitspraak is gedaan op 19 juni 2003 door mr. Boersma, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.