Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-06-2003, AH8547, 02/04594 PV

Gerechtshof Amsterdam, 19-06-2003, AH8547, 02/04594 PV

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 juni 2003
Datum publicatie
24 juni 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AH8547
Zaaknummer
02/04594 PV

Inhoudsindicatie

02/04594 PV - 19/6/03 - 5e EK

Woning gerealiseerd op eerste verdieping van een voormalig schoolgebouw. Voor deze werkzaamheden was een bouwvergunning vereist welke is afgegeven na 1 januari 1998. Geen energiepremie mogelijk.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

de uitspraak met dagtekening 11 juni 2002 van het Hoofd van de Belastingdienst Grote ondernemingen Groningen (Team Energiepremies te Emmen), de inspecteur, betreffende de beslissing om belanghebbende geen energiepremie toe te kennen voor het aanbrengen van isolerende voorzieningen.

Het Hof heeft het beroep behandeld ter zitting van 5 juni 2003.

Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep ongegrond;

- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebben-de te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende drijft samen met zijn echtgenote een fysiotherapiepraktijk in Z. In 1997 is hij eigenaar geworden van een voormalig schoolgebouw te Z, gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw. Bij de aankoop van het pand was de begane grond gedeeltelijk in gebruik als woonruimte en als zodanig ingericht; de eerste verdieping was een niet nader benoemde zolderruimte.

Na de aankoop heeft belanghebbende plannen gemaakt om de begane grond geheel in te richten als ruimte voor zijn fysiotherapiepraktijk en de eerste verdieping als woonruimte. De ter zitting getoonde bouwtekeningen (nr. 01, laatst gewijzigd op 14 juni 2001) laten voor de eerste verdieping een geringe uitbreiding zien aan de achterzijde en een indeling van de gehele verdieping als woning.

Op 29 mei 2001 heeft belanghebbende de aannemer opdracht gegeven voor de verbouwing tot een totaal bedrag van ruim f **0.000.

Op 3 juli 2001 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente P vergunning verleend onder de verplichting te bouwen overeenkomstig de bepalingen van het Bouwbesluit.

2.1. Artikel 36a en 36p van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2001) bepalen (onder meer) dat een energiepremie uitgekeerd kan worden voor de aanschaf van bij ministeriële regeling aangewezen voorzieningen. Het zesde lid van artikel 36p bepaalt nog dat voorwaarden en beperkingen kunnen worden gesteld.

2.2. Het vierde lid van artikel 8n van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (Stcrt. 1999, nr. 250) (tekst 2001) bepaalt:

Het verzoek (om toekenning van de energiepremie) kan niet worden gedaan indien:

b. het een voorziening betreft ten behoeve van een woning, waarvoor de bouwvergunning is afgegeven op of na 1 januari 1998.

De toelichting bij deze bepaling luidt als volgt:

Ingevolge het vierde lid, onderdeel b, wordt voor een voorziening ten behoeve van een woning, waarvoor de bouwvergunning is afgegeven op of na 1 januari 1998 geen energiepremie verstrekt. Deze woningen zijn op grond van regelgeving reeds verplicht te voldoen aan een voorgeschreven energetische kwaliteit.

2.3. Uit de ter zitting ter inzage verstrekte tekeningen blijkt dat de eerste verdieping van het voormalige schoolgebouw niet was ingericht als woning. Belanghebbende heeft deze woning gerealiseerd door het uitvoeren van een geheel aan werkzaamheden waarvoor een bouwvergunning vereist was en deze bouwvergunning is afgeven na 1 januari 1998.

Onder deze omstandigheden heeft de inspecteur terecht besloten geen energiepremie toe te kennen voor het aanbrengen van de isolerende voorzieningen.

3. De inspecteur heeft de toekenning van enig bedrag aan energiepremie geweigerd omdat het pand geen permanente woonbestemming heeft en de facturen op naam staan van de praktijk van belanghebbende. Het Hof acht deze beide redenen in het geval van belanghebbende niet bepalend voor het toekennen van een energiepremie. Het Hof zal daarom de Staat gelasten het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Het hof acht geen termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan op 19 juni 2003 door mr. Boersma, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.