Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-06-2003, AI0323, 02/05988 PV

Gerechtshof Amsterdam, 10-06-2003, AI0323, 02/05988 PV

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 juni 2003
Datum publicatie
24 juli 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AI0323
Zaaknummer
02/05988 PV
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 25-07-2024 tot 01-08-2024] art. 8:73, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 235

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Parkeerkaartje was op de grond van de auto gevallen. Naheffingsaanslag vernietigd nu belanghebbende de belasting wel had betaald. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van een taxirit die belanghebbende heeft gemaakt om thuis het geld te halen om de naheffingsaanslag en de kosten te betalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Achttiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder, gedagtekend 3 september 2002, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Het beroep is behandeld ter zitting van 26 mei 2003.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking waarbij de kosten van aanbrengen en verwijderen van een wielklem in rekening zijn gebracht;

- veroordeelt de gemeente Amsterdam tot vergoeding aan belanghebbende van de door hem geleden schade tot een bedrag van € 30;

- gelast de gemeente Amsterdam het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden; en

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 644 en wijst de gemeente Amsterdam aan dit bedrag aan de griffier te voldoen.

Gronden

1. Belanghebbende heeft zijn auto geparkeerd aan de A-straat te Amsterdam en daar geparkeerd gelaten tot in elk geval 9 juli 2002, om 11 uur 18, op een plaats waarvoor op dat moment parkeerbelasting was verschuldigd. Belanghebbende had de verschuldigde parkeerbelasting voor het parkeren tot 11 uur 16 voldaan, maar het parkeerkaartje lag niet duidelijk zichtbaar op het dashboard, omdat het met het sluiten van het portier op de bodem van de auto was gevallen. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. Vervolgens is aan zijn auto een wielklem aangebracht. Belanghebbende is per taxi naar zijn huis gereisd om geld te halen en vervolgens naar het kantoor van 'Stadstoezicht' voor de betaling van de naheffingsaanslag en de kosten van aanbrengen en verwijderen van de wielklem.

2. Artikel III van het Uitvoeringsbesluit op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2002 en de Parkeerverordening van de gemeente Amsterdam bepaalt onder meer dat geen naheffingsaanslag wordt opgelegd binnen 10 minuten na het verstrijken van de op het parkeerkaartje of de parkeerkaart aangegeven geldigheidsduur.

3. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan zoals hiervoor onder 1 vermeld en dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. Dat brengt mee dat het beroep gegrond is en dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.

4.1. Belanghebbende heeft verzocht verweerder te veroordelen hem bij wijze van schadevergoeding te kosten te vergoeden van de hiervoor onder 1 vermelde taxirit. Hij voert daartoe aan (1) dat verweerder onbehoorlijk heeft gehandeld door terstond na het aanbrengen van het aanslagbiljet een wielklem te doen aanbrengen en (2) dat drie uur is verstreken tussen het aanbrengen van de wielklem en het verwijderen daarvan en dat die tijdsduur te lang is. Naar het oordeel van het Hof heeft verweerder niet onbehoorlijk gehandeld door terstond een wielklem te doen aanbrengen. Deze handelwijze is in overeenstemming met artikel 235, eerste lid, van de Gemeentewet. Uit de stukken blijkt dat de wielklem is aangebracht kort na 11 uur 18 en dat deze is verwijderd om 13 uur 32. Dit tijdsverloop - van bijna 2 uur en 15 minuten - is op zichzelf niet onbehoorlijk, nu de wielklem is verwijderd kort nadat belanghebbende om 13 uur 06 de naheffingsaanslag en de kosten van aanbrengen en verwijderen van de wielklem heeft betaald.

4.2. Niettemin vindt het Hof aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de bedoelde taxikosten. Indien de heffingsambtenaar een besluit neemt en handhaaft dat naderhand door de rechter wordt vernietigd, begaat de heffingsambtenaar een onrechtmatige daad jegens de belastingplichtige. Ook indien de heffingsambtenaar geen verwijt treft, moet worden aangenomen dat deze onrechtmatige daad voor rekening van de heffingsambtenaar komt, behoudens ingeval zich bijzondere omstandigheden voordoen. Het Hof is van oordeel dat verweerder door de aanslag in de bezwaarfase te handhaven een onrechtmatige daad jegens belanghebbende heeft begaan die voor zijn rekening komt. Dat het parkeerkaartje buiten de schuld van belanghebbende niet goed zichtbaar was, is geen bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Dit geldt te meer nu verweerder bij de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag heeft gehandhaafd, hoewel belanghebbende het originele parkeerkaartje had getoond, terwijl datzelfde parkeerkaartje verweerder in de beroepsfase tot de conclusie heeft gebracht dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. Een andere bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld, is gesteld noch gebleken. Dat brengt mee dat de gemeente Amsterdam de schade die belanghebbende heeft geleden, dient te vergoeden.

4.3. Het Hof acht aannemelijk en verweerder heeft ook niet betwist dat belanghebbende in redelijkheid kon besluiten met een taxi het geld te gaan halen voor de betaling van de naheffingsaanslag van de kosten voor aanbrengen en verwijderen van de wielklem. Deze kosten zijn opgeroepen door het opleggen van de naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat deze kosten € 30 bedragen. Het Hof zal de gemeente Amsterdam veroordelen deze kosten aan belanghebbende te vergoeden.

Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, veroordeelt het Hof verweerder in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Wet). Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief op: 2 (proceshandelingen: beroepschrift en verschijnen ter zitting) ´ 1 (wegingsfactor gewicht van de zaak) ´ € 322, ofwel € 644. Nu ter zake van de verleende rechtsbijstand een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt de vergoeding betaald aan de griffier (artikel 8:75, tweede lid, van de Wet).

De uitspraak is gedaan op 10 juni 2003 door mr. Van de Merwe, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.