Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-05-2003, AI1332, 02/04046

Gerechtshof Amsterdam, 06-05-2003, AI1332, 02/04046

Gegevens

Inhoudsindicatie

Het beroep inzake een beschikking tot vaststelling van een verlies als bedoeld in art. 20a, eerste lid, Wet Vpb '69 en een beschikking tot verrekening van verliezen als bedoeld in art. 21a, eerste lid, Wet Vpb '69 is niet-ontvankelijk, omdat de inspecteur nog geen uitspraak op die beschikkingen heeft gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Van belanghebbende is op 7 juni 2002 ter griffie van het Gerechtshof een beroepschrift ontvangen, ingediend door drs. A (aa Belastingadviseurs) te Q als gemachtigde van belanghebbende (hierna: gemachtigde). Het beroepschrift is aangevuld bij brief met bijlagen van gemachtigde van 13 augustus 2002. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 1 mei 2002, betreffende een ten name van belanghebbende opgelegde aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1997 als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet).

1.2. Gelijktijdig met de nihilaanslag is het verlies van belanghebbende van het jaar 1997 bij beschikking als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, van de Wet, vastgesteld op ƒ 0 en is bij beschikking als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, van de Wet, met de voor het jaar 1997 door de inspecteur vastgestelde belastbare winst van belanghebbende groot ƒ 81.854 een evenzo groot bedrag aan verliezen uit voorgaande jaren verrekend.

1.3. Het beroep strekt tot het vaststellen van het verlies over 1997 op ƒ 39.940 en tot vernietiging van de beschikking tot verrekening van het verlies uit voorgaande jaren.

1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak

1.5. Ter zitting van 28 januari 2003 zijn verschenen namens belanghebbende haar gemachtigde, alsmede namens de inspecteur mr. B, tot bijstand vergezeld van C. Gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

1.6. Ter zitting heeft gemachtigde op een vraag van het Hof aangeboden om van de in geschil zijnde beschikkingen kopieën toe te zenden. Gemachtigde heeft deze stukken toegezonden bij brief met bijlagen van 31 januari 2003. Van deze brief en de daarbij behorende bijlagen heeft de griffier bij brief van 5 februari 2003 aan de inspecteur een kopie toegezonden en hem daarbij in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Van deze gelegenheid heeft de

inspecteur gebruik gemaakt bij zijn brief van 17 februari 2003, waarvan een kopie aan belanghebbende is toegezonden. Partijen hebben verklaard dat zij geen behoefte hebben aan een nadere zitting.

1.7. Gelijktijdig zijn ter zitting behandeld het beroep van belanghebbende inzake de nadere verliesbeschikking voor het jaar 1996, met als kenmerk 02/03757, en het onderhavige beroep.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Door middel van een brief van gemachtigde van 10 november 2000 is gemachtigde in bezwaar gegaan tegen de beschikking tot vaststelling van het verlies over het jaar 1997 als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, van de Wet, en tegen de beschikking tot verrekening van de over het jaar 1997 vastgestelde belastbare winst met verliezen van voorgaande jaren als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, van de Wet. Dit bezwaar is bij brief van 22 mei 2001 gemotiveerd.

2.2. Bij brief aan belanghebbende van 18 juni 2001 schrijft de inspecteur onder meer het volgende:

"Uw bezwaar tegen de aanslag heb ik op 23 mei 2001 ontvangen. Het betreft de aanslag Vennootschapsbelasting 1997, aanslagnummer xxxxxxV760112."

2.3. De bestreden uitspraak luidt onder meer als volgt:

"Betreft

Uitspraak op bezwaar tegen aanslag Vpb '97 X BV

(…)

Naar aanleiding van de opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 1997, aanslagnummer xxxxxxV.76.0112, met dagtekening 30 september 2000 heeft u op 10 november 2000 bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag. (…) Bij de uitspraak op het bezwaar zijn de bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1996 en de aanslag vennootschapsbelasting 1997 (…) gezamenlijk beoordeeld en behandeld.

(…)

Uitspraak op het bezwaar.

Ik verklaar reclamante ontvankelijk in haar bezwaar. Ik zie geen aanleiding om de aanslag te verminderen (…)."

2.4. In zijn brief aan de griffier van 17 februari 2003 schrijft de inspecteur onder meer het volgende:

"De inspecteur heeft uitspraak gedaan op bezwaar tegen de navorderingsaanslag (…) en de aanslag vennootschapsbelasting 1997 (met het kenmerk xxxxxxV.76.0112. met de dagtekening 30 september 2000) ten name van X BV. (…)

Hoewel het formeel gezien niet juist is geformuleerd heb ik (…) bedoeld uitspraak te doen tegen de (…) beschikking vaststelling verlies en de beschikking verrekening verlies (aanslagnummer xxxxxxV.76.0112).

(…)

Verzoek:

In verband met het formele kader waarin de uitspraak van uw Hof moet passen verzoek ik uw Hof de brief van 1 mei 2002 met als kenmerk xxxxxx.4 te zien als een uitspraak op het bezwaar tegen de beschikking vaststelling verlies en beschikking verrekening verlies, (aanslag)nummer xxxxxxV.76.0112, dagtekening 30 september 2000 ten name van X BV in plaats van: Uitspraak op bezwaar tegen de aanslag Vpb '97 X BV.

Tevens verzoek ik uw Hof het beroepschrift van belanghebbende, d.d. 7 juni 2002, aan te merken als een beroepschrift tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de beschikking vaststelling verlies en beschikking verrekening verlies, (aanslag)nummer xxxxxxV.76.0112, dagtekening 30 september 2000 ten name van X BV in plaats van als een beroepschrift tegen de: Uitspraak op het bezwaarschrift tegen de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 1997, aanslagnummer xxxxxxV.76.0112, ten name van X BV".

Het hiervoor aangehaalde verzoek is 'voor akkoord' mede ondertekend door gemachtigde.

3. Geschil

In geschil is of de inspecteur het verlies van belanghebbende over 1997 terecht heeft vastgesteld op ƒ 0 en of terecht een bedrag groot ƒ 81.854 als verliezen van voorgaande jaren met een evenzo groot bedrag aan over 1997 vastgestelde belastbare winst is verrekend.

4. Standpunten van partijen

4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en naar de onder 1.5 vermelde pleitnota.

4.2. Ter zitting is namens belanghebbende - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Van de in geschil zijnde primaire beschikkingen zal, voorzover deze nog niet tot de stukken behoren, een kopie worden toegezonden. Voor wat betreft het jaar 1997 gaat het geschil over de hoogte van het verlies en de verrekening van het verles uit een eerder jaar.

4.3. Ter zitting is door de inspecteur - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Voor wat betreft het jaar 1997 gaat het geschil over de hoogte van het verlies en de verrekening van het verles uit een eerder jaar.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Vaststaat dat met dagtekening 30 september 2000 door de inspecteur drie beschikkingen ten aanzien van belanghebbende zijn genomen: een nihilaanslag betreffende het jaar 1997 als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, van de Wet, een beschikking tot vaststelling van het verlies van belanghebbende van 1997 als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, van de Wet, en een beschikking tot verrekening van de belastbare winst van belanghebbende over 1997 met verliezen van voorgaande jaren, als bedoeld in art. 21a, eerste lid, van de Wet.

5.2. Belanghebbende is in bezwaar gegaan tegen de hiervoor vermelde beschikking tot vaststelling van het verlies en de beschikking tot verrekening van verliezen van voorgaande jaren. De inspecteur heeft een uitspraak gedaan als vermeld onder 2.3.

5.3 De conclusie van het beroep betreft de beschikking tot vaststelling van het verlies van belanghebbende van 1997 als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, van de Wet, en die tot verrekening met de belastbare winst van belanghebbende over 1997 van verliezen van voorgaande jaren, als bedoeld in art. 21a, eerste lid, van de Wet. Tegen deze beschikkingen is belanghebbende in bezwaar gegaan, maar daarop heeft de inspecteur geen uitspraak gedaan. De onder 2.3 aangehaalde uitspraak kan niet gelezen worden als een uitspraak op de bezwaren die zijn gericht tegen de beschikking tot vaststelling van het verlies van belanghebbende van 1997 als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, van de Wet, en die tot verrekening met de belastbare winst van belanghebbende over 1997 van verliezen van voorgaande jaren, als bedoeld in art. 21a, eerste lid, van de Wet. Hieraan doet het onder 2.4 aangehaalde verzoek niet af, omdat dit verzoek voorbijgaat aan de tekst van de onder 2.3 vermelde uitspraak en aan de omstandigheid dat de inspecteur ten aanzien van belanghebbende, met dagtekening 30 september 2000, drie beschikkingen heeft genomen, waaronder een aanslag. In het bijzonder deze laatste omstandigheid staat eraan in de weg de bestreden uitspraak aan te merken als een uitspraak welke, in afwijking van de tekst daarvan, onmiskenbaar betrekking heeft op de bezwaren tegen de beschikking tot vaststelling van het verlies van belanghebbende van 1997 als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, van de Wet, en die tot verrekening met de belastbare winst van belanghebbende over 1997 van verliezen van voorgaande jaren, als bedoeld in art. 21a, eerste lid, van de Wet.

5.4. Het vorenstaande leidt ertoe dat het beroep betrekking heeft op beschikkingen waartegen weliswaar bezwaren zijn ingediend, maar waarop nog geen uitspraken zijn gedaan. Op deze grond dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep niet-ontvankelijk en verstaat dat de inspecteur nog uitspraak zal doen op de door belanghebbende ingediende bezwaren tegen de beschikking tot vaststelling van het verlies van belanghebbende van 1997 als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, van de Wet, en die tot verrekening met de belastbare winst van belanghebbende over 1997 van verliezen van voorgaande jaren, als bedoeld in art. 21a, eerste lid, van de Wet.

De uitspraak is vastgesteld op 6 mei 2003 door mrs. Van der Ouderaa, voorzitter, Kostense en Hartman, leden, in tegenwoordigheid van mr. Kreijns-Mostermans als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het door belanghebbende verschuldigde geworden griffierecht wordt door de griffier teruggegeven na onherroepelijk vaststaan van de uitspraak.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) de dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.