Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-08-2003, AL8310, 02/04887 PV

Gerechtshof Amsterdam, 18-08-2003, AL8310, 02/04887 PV

Gegevens

Inhoudsindicatie

Een uitspraak op bezwaar is gericht aan de erven van X. De gemachtigde van twee van de vier erfgenamen gaat tegen deze uitspraak in beroep. Het Hof verklaart het beroep niet- ontvankelijk.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van de erven van X te Y, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van het hoofd van de sector Belastingen van de gemeente Haarlemmermeer, hierna verweerder, gedagtekend 12 juli 2002, betreffende een beschikking ten name van X, gedagtekend 31 mei 2001, waarbij de waarde van de onroerende zaak A-weg 000 te R (het object) is vastgesteld op € 218.722, welke waarde bij de uitspraak werd verminderd tot € 201.932 (verder: de waardebeschikking).

Het beroep is behandeld ter zitting van 4 augustus 2003.

Beslissing

Het Hof verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Gronden

1. Het beroepschrift tegen de in hoofde vermelde uitspraak is ingediend door middel van een schrijven van 29 juli 2002 door B te R, die "namens de erven van X" ondertekend heeft.

2. X is op 1 mei 1999 overleden. Tot de gedingstukken behoort een zogenoemde "verklaring van erfrecht" die is opgesteld door mr. C, notaris te S. Uit deze verklaring blijkt dat D, E, F en G erfgenamen van X zijn.

3. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 23 en 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 30, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet), kan alleen beroep worden ingesteld door of namens degene aan wie de uitspraak op bezwaar is gericht. De bestreden uitspraak is gericht aan de "erven van X".

4. Op 18 november 2002 is door het Hof een schrijven ontvangen van E, één van de onder 2 genoemde erfgenamen. In deze brief staat onder meer het volgende:

"Onlangs heb ik vernomen dat de heer B in zijn brief van 29 juli 2002 aan u, beroep heeft aangetekend tegen de waardebeschikking (…).

In zijn brief vermeldt de heer B dat hij 'namens de erven X' handelt, dit is echter niet juist. De heer B is in deze erfenisafhandeling geen executeur-testamentair, noch heeft hij een machtiging om namens alle 4 de erfgenamen te handelen, de machtiging daarvoor is op 17 november 1999 ingetrokken.

Ik verzoek u om voornoemd beroep niet in behandeling te nemen."

Van voornoemde E heeft het Hof op 28 april 2003 een brief ontvangen, waaruit blijkt dat de machtiging aan B door haar en een andere erfgenaam is ingetrokken op 12 november 1999.

5. Ter zitting heeft B verklaard als gemachtigde op te treden van twee van de vier erfgenamen van X, te weten F en G. Tevens merkte B op dat er over de waarde van het object tussen de erfgenamen een verschil van mening was en dat dat vermoedelijk een van de redenen was voor het intrekken van de machtiging.

6. Het Hof is van oordeel dat de heer B niet als gemachtigde van de erven van X kan worden aangemerkt. B is immers slechts door twee van hen als gemachtigde aangewezen. Voorzover F en G belang hebben bij de vastgestelde waarde van het object kunnen zij ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Wet verweerder om een beschikking verzoeken. Dit beroep wordt niet in behandeling genomen.

7. Uit het vorenstaande volgt dat in deze een onderzoek naar de juistheid van belanghebbendes grieven tegen de aanslag niet aan de orde kan komen.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig om verweerder te veroordelen tot het vergoeden van proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan op 18 augustus 2003 door mr. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Kreijns-Mostermans als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.