Gerechtshof Amsterdam, 26-08-2003, AN1488, 03/00419 PV
Gerechtshof Amsterdam, 26-08-2003, AN1488, 03/00419 PV
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 augustus 2003
- Datum publicatie
- 5 november 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2003:AN1488
- Zaaknummer
- 03/00419 PV
Inhoudsindicatie
Verhuiskosten. Belanghebbende is verkeersvlieger. Naar het oordeel van het Hof rechtvaardigen de omstandigheden dat zij in staat moet zijn om binnen één uur op haar werkplek aanwezig te zijn en dat zij vanuit haar vorige woning niet altijd in staat was binnen één uur op Schiphol te zijn, de aard van de werkzaamheden van belanghebbende en de verkorting van de duur van de reistijd door de verhuizing, bezien in samenhang en onderling verband, de conclusie dat deze omstandigheden haar hebben genoopt te verhuizen teneinde haar werkzaamheden naar behoren te kunnen uitoefenen. Derhalve kunnen de met de verhuizing verband houdende kosten, waarvan de omvang tussen partijen niet in geding is op de voet van artikel 35 juncto artikel 36, tweede lid, onderdeel d, van de Wet in aftrek van het belastbaar inkomen komen.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Y, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren P, de inspecteur, gedagtekend 4 december 2002 betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 augustus 2003.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een inkomen van ƒ 65.039;
- vermindert beschikking verrekening verlies naar een bedrag van ƒ 65.039;
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 644 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.
Gronden
1. Belanghebbende, geboren 17 november 1975 en in 1999 ongehuwd, is vanaf 18 november 1997 in dienstverband werkzaam bij A (hierna: A) te Schiphol als verkeersvlieger en is daarnaast freelance beroepsvlieger. Belanghebbende woonde tot aan haar feitelijke verhuizing per 31 december 1999 op het adres B-straat 1 te C en is daarna verhuisd naar het adres D-straat 1 te Y.
2. Belanghebbende heeft over het jaar 1999 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan van een inkomen (belastbaar inkomen vóór verrekening van verliezen) van ƒ 63.198. Na verrekening van verliezen uit voorgaande jaren, resteert volgens de aangifte een belastbaar inkomen van nihil. Voor zover in dit geschil van belang heeft de inspecteur het inkomen van belanghebbende bij de aanslagregeling onder andere verhoogd met een bedrag van ƒ 10.610 als zijnde niet in aftrek aanvaarde verhuiskosten.
3. Uit de bij het verweerschrift overgelegde resultatennota van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 leidt het Hof af dat gelijktijdig met het vaststellen van die aanslag op de voet van artikel 52a van de Wet inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), bij voor bezwaar vatbare beschikking, ƒ 72.475 als verlies met het inkomen over 1999 is verrekend. In een brief van 21 augustus 2001 naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 heeft de inspecteur het door hem vast te stellen inkomen als bedoeld in de Wet - ten onrechte - aangeduid als het 'belastbare inkomen'. Ook in het verweerschrift is sprake van 'belastbaar inkomen' waar, gelet op de gedane aangifte en de overgelegde resultatennota, 'inkomen' moet zijn bedoeld. Nu het belastbare inkomen op nihil is vastgesteld, kan het door belanghebbende ingediende bezwaar, gelet ook op het hiervoor vermelde onzorgvuldig woordgebruik van de inspecteur, in redelijkheid niet anders worden opgevat dan als een bezwaar tegen de grootte van het op de voet van artikel 52a van de Wet met het 'inkomen' van belanghebbende verrekende bedrag. Het Hof gaat voorts - en voor zoveel nodig met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht - ervan uit dat de bestreden uitspraak betrekking heeft op het als een bezwaar tegen de beschikking tot verrekening van verlies aan te merken geschrift van belanghebbende en beschouwt het beroep als een beroep tegen een uitspraak op bezwaar tegen die verliesverrekeningsbeschikking.
4. In haar functie als verkeersvlieger voor A heeft belanghebbende te maken met zogenoemde 'reservedagen'. Dit zijn dagen waarop belanghebbende in principe geen dienst heeft, maar waarop zij wel beschikbaar dient te zijn voor een eventuele oproep. In het geval belanghebbende wordt opgeroepen dient zij binnen één uur op Schiphol bij A aanwezig te zijn. Onbestreden staat vast dat belanghebbende vanuit C zowel per auto als per openbaar vervoer reisde (per openbaar vervoer in het geval zij haar auto niet kon parkeren in de buurt van haar woning). Vanuit Y reist belanghebbende altijd met de auto naar Schiphol. Ter zitting is tussen partijen voorts komen vast te staan dat de gebruikelijke route per auto naar de voor het personeel van A bestemde parkeerplaats P40 te Schiphol door de verhuizing van belanghebbende als volgt is bekort in tijd en afstand:
B-straat 1 te C D-straat 1 te Y Vermindering reistijd/afstand
Reistijd 25-30 minuten 10-12 minuten 13 tot 20 minuten
Afstand 21,6 of 21,7 km 9,3 km 12,4 of 12,3 km
5. Belanghebbende stelt dat zij binnen twee jaar na aanvaarding van haar dienstbetrekking is verhuisd, omdat het koopcontract van de woning in Y is gesloten op 7 juli 1999 en zij derhalve op de voet van artikel 7b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990 (hierna UR IB 1990) recht heeft op toepassing van een verhuiskostenaftrek. De inspecteur betwist deze stelling. Het Hof is van oordeel dat verhuizen in de zin van artikel 7b van de UR IB 1990 moet worden opgevat als het feitelijke verhuizen naar een andere woning en dat de datum van het sluiten van het (voorlopige) koopcontract van de woning derhalve in deze zin niet van belang is.
6. Gezien hetgeen is overwogen onder 5 dient de beoordeling of de verhuiskosten kunnen worden aangemerkt als aftrekbare kosten plaats te vinden op de voet van artikel 35, eerste lid, van de Wet. Verhuiskosten kunnen onder meer als aftrekbare kosten in aanmerking komen indien de dienstbetrekking, of een bijzondere omstandigheid gelegen in de aard van de dienstbetrekking, de belastingplichtige tot verhuizing noopt. Belanghebbende heeft - niet weersproken door de inspecteur - als bijzondere omstandigheid gelegen in de aard van de dienstbetrekking aangevoerd dat zij in staat moet zijn om binnen één uur op Schiphol bij A aanwezig te zijn en voorts - eveneens niet weersproken door de inspecteur - dat zij vanuit haar vorige woning in C niet altijd in staat was binnen één uur op Schiphol te zijn, dat zij haar functie in dat geval niet naar behoren kon uitvoeren en dat deze omstandigheden haar hebben genoopt naar Y te verhuizen. Naar het oordeel van het Hof rechtvaardigen deze omstandigheden, de aard van de werkzaamheden van belanghebbende en hetgeen met betrekking tot de duur van de reistijd per auto is vermeld onder 4, bezien in samenhang en onderling verband, de conclusie dat deze omstandigheden haar hebben genoopt naar Y te verhuizen teneinde haar werkzaamheden naar behoren te kunnen uitoefenen. Daarbij neemt het Hof voorts in aanmerking dat de stelling van de inspecteur dat persoonlijke beweegredenen belanghebbende aanleiding hebben gegeven voor de verhuizing, bezien ook in het licht van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden, niet voldoende aannemelijk is gemaakt.
7. Het vorenstaande leidt ertoe dat de met de verhuizing verband houdende kosten, waarvan de omvang tussen partijen niet in geding is, op de voet van artikel 35 juncto artikel 36, tweede lid, onderdeel d, van de Wet in aftrek van het belastbaar inkomen kunnen komen. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten vastgesteld op € 644 (2 punten voor het verweerschrift en het verschijnen ter zitting x € 322 x 1 voor het gewicht van de zaak = € 644).
De uitspraak is gedaan op 26 augustus 2003 door mr. Van der Ouderaa, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Vervanging
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.