Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-11-2003, AN9674, 02/03199

Gerechtshof Amsterdam, 10-11-2003, AN9674, 02/03199

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 november 2003
Datum publicatie
10 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AN9674
Zaaknummer
02/03199
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67a, Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 [Tekst geldig vanaf 01-01-2009] [Regeling ingetrokken per 2009-01-01] art. 21

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt dat de verzuimboete dient te worden verminderd, omdat het bedrag van de aanslag VB uiteindelijk niet positief is. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende volgens de aanslag een positief bedrag aan VB is verschuldigd, zodat terecht een verzuimboete is opgelegd. De stelling van belanghebbende, faalt nu belanghebbende daarmee miskent dat door inwilliging van het verzoek op grond van artikel 14, vijfde lid, van de Wet VB de aanslag niet is verminderd maar dat de VB is teruggegeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Zeventiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende

tegen

de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, de inspecteur, gedagtekend 4 april 2002, betreffende de met dagtekening 1 februari 2002 bij beschikking gehandhaafde de verzuimboete.

Het beroep is behandeld ter zitting van 27 oktober 2003. Belanghebbende is, met kennisgeving daarvan aan het Hof, niet ter zitting verschenen.

Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1 Belanghebbende heeft de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1999 en de aangifte vermogensbelasting over het jaar 2000 niet tijdig gedaan. De aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is opgelegd conform de aangifte naar een belastbaar inkomen van ƒ 42.069 negatief. De aanslag vermogensbelasting, gedagtekend 9 november 2001, is opgelegd conform de aangifte naar een belastbaar vermogen van ƒ 1.699.361. Gelijktijdig met de aanslag vermogensbelasting is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van ƒ 750 ter zake van een tweede verzuim voor het niet tijdig doen van aangifte. De vermogensbelasting is op verzoek en met toepassing van artikel 14, vijfde lid van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (hierna Wet VB) bij beschikking van 1 februari 2002 teruggegeven. Bij deze beschikking is de opgelegde verzuimboete niet teruggegeven. Na bezwaar heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak de beschikking gehandhaafd.

2. In geschil is de vraag of met de beschikking op grond van artikel 14, vijfde lid van de Wet VB ook de verzuimboete moet worden teruggegeven. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een tweede verzuim voor het niet tijdig doen van aangifte.

3.1. De tekst van paragraaf 21, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke boeten Belastingdienst 1998 (tekst 2001) luidt:

"Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de inspecteur in geval van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk ƒ 250, ƒ 750, ƒ 1250, ƒ 1750 of ƒ 2500. Wordt de aanslag op nihil of een negatief bedrag vastgesteld dan legt de inspecteur een boete op van respectievelijk ƒ 50, ƒ 150, ƒ 250, ƒ 350 of ƒ 500. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder een op een positief bedrag vastgestelde aanslag verstaan een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen positief is. Onder een op nihil of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag wordt voor de toepassing van deze paragraaf een aanslag waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen nihil of negatief is."

3.2. In artikel 15, vierde lid, van de Wet VB is het volgende bepaald:

"Op verzoek wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur de belasting teruggegeven voor zover deze tezamen met de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen over het voorafgaande kalenderjaar meer zou bedragen dan 68% van het belastbare inkomen van dat kalenderjaar. (…)"

4. Belanghebbende stelt dat de verzuimboete dient te worden verminderd, omdat het bedrag van de aanslag vermogensbelasting uiteindelijk niet positief is. De inspecteur stelt dat de aanslag vermogensbelasting op een positief bedrag is vastgesteld, dat hij terecht een verzuimboete heeft opgelegd van ƒ 750 en dat toepassing van artikel 14, vijfde lid, Wet VB geen omstandigheid is die tot matiging van de boete leidt.

5. Vaststaat dat sprake is van een tweede verzuim voor het niet tijdig doen van aangifte. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende volgens de aanslag een positief bedrag aan vermogensbelasting is verschuldigd, zodat terecht een verzuimboete van ƒ 750 is opgelegd. Het argument van belanghebbende dat de verzuimboete dient te worden verminderd omdat het bedrag van de aanslag vermogensbelasting uiteindelijk niet positief is, faalt nu belanghebbende daarmee miskent dat door inwilliging van het verzoek op grond van artikel 15, vierde lid, van de Wet VB de aanslag vermogensbelasting niet is verminderd maar dat de vermogensbelasting is teruggegeven. Ook overigens heeft het Hof geen aanleiding gezien de opgelegde verzuimboete te matigen dan wel te vernietigen.

6. Gezien het vorenoverwogene is het gelijk aan de inspecteur.

Proceskosten

Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan op 10 november 2003 door mr. Slijpen, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Schiltkamp als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.