Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-07-2003, AO1033, 01/01436

Gerechtshof Amsterdam, 02-07-2003, AO1033, 01/01436

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 juli 2003
Datum publicatie
31 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AO1033
Zaaknummer
01/01436

Inhoudsindicatie

Door aangesloten taxivergunninghouders betaalde maandelijkse bijdragen in voorgenomen investering in nieuwe centrale behoeven op grond van goed koopmansgebruik niet tot de jaarwinst te worden gerekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Derde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van de X BV te Z, belanghebbende

tegen

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. A (BV B) heeft op 3 mei 2001 als gemachtigde van belanghebbende beroep aangetekend tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 17 april 2001, betreffende de aanslag vennootschapsbelasting, aanslagnummer xxx, voor het jaar 1995 (hierna: de aanslag). In een brief van 25 juni 2001 heeft belanghebbende haar beroep aangevuld.

1.2. De inspecteur heeft de aanslag aan belanghebbende opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van f xxx. Belanghebbende is tegen de aanslag in bezwaar gekomen. De inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van negatief f xxx. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

1.4. Ter zitting van 19 juni 2002 is namens belanghebbende verschenen C (hierna: gemachtigde). Voorts verschenen xxx namens de inspecteur. Tegelijk zijn behandeld het beroep van belanghebbende betreffende het jaar 1996 (nr. 01/01434) en het beroep van Y betreffende het jaar 1993 (nr. 01/01634), De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Het Hof rekent deze tot de gedingstukken.

1.5. Bij brief van 1 juli 2002 heeft het Hof partijen een vraag gesteld. Bij brief van 4 december 2002 heeft gemachtigde hierop, mede namens de inspecteur, gereageerd. Bij deze brief is gevoegd een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek, gedateerd 4 december 2002.

1.6. Ter zitting van 4 december 2002 is geen van de partijen verschenen.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. De onderneming van belanghebbende kwam tot 1 januari 1995 voor rekening van een vereniging op coöperatieve grondslag (hierna eveneens: belanghebbende). Sinds 1988 had de coöperatie nog slechts twee leden, te weten de YA en de YB.

2.2. Met ingang van 1 januari 1995 heeft belanghebbende de door de coöperatieve vereniging gedreven onderneming voortgezet. Haar aandelen zijn overgedragen aan de Stichting Administratiekantoor X, die op haar beurt certificaten heeft uitgegeven.

2.3. Belanghebbende heeft samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met de bij haar aangesloten houders van taxivergunningen. Per taxivergunning wordt een overeenkomst opgesteld. In 1995 zijn er 635 overeenkomsten afgesloten.

2.4. De werkzaamheden van belanghebbende bestaan uit het verrichten van diensten ten behoeve van het personenvervoer, waaronder het exploiteren van een mobilofooncentrale ten behoeve van de aangesloten taxivergunninghouders. De aangesloten vergunninghouders betalen een maandelijkse bijdrage voor de verrichte diensten. De Algemene Bestuursvergadering van belanghebbende stelt deze bijdrage jaarlijks vast.

2.5. Sinds 1989 heeft belanghebbende het voornemen de oude mobilofooncentrale te vernieuwen. De financiering van deze nieuwe centrale zou gedeeltelijk plaatsvinden door het afsluiten van een lening bij de ING-bank. Daarnaast had belanghebbende het voornemen een deel van de voor de investering benodigde middelen van de leden te verkrijgen.

2.6. In de Besluitenlijst van de in 2.4. genoemde Algemene Bestuursvergadering van 2 september 1992 is daartoe onder meer het volgende opgenomen.

"13. Het investerings/spaarplan zal per 1 januari 1993 gaan lopen voor de tijdsduur van 12 maanden tegen f 180,-- excl. B.T.W. per maand per taxi.

14. In 1993 zal bekend zijn welke apparatuur aangeschaft zal worden. Het spaarplan zal dan navenant aangepast worden.

15. Het door het spaarplan verkregen kapitaal zal op een aparte rekening gestort moeten worden. Als waarborg dat het geld alleen besteed wordt voor investering in de nieuwe communicatie apparatuur, zal de notaris medeverantwoording dragen voor het beheer van dat vermogen.

16. Bij niet investeren zal het bedrag aan de desbetreffende bedrijfsvergunninghouders terug betaald moeten worden.

17. 1993 zal het besluit tot investeren genomen worden daarbij zal ingaande 1994 een vier- a vijfjarig financieringsplan van kracht worden waarvan het bedrag afhankelijk zal zijn van de hoogte van de investering. Het financieel spaarplan moet erin voorzien dat men zijn aandeel in het spaarplan in een keer kan storten"

2.7. Belanghebbende heeft in 1995 met een leverancier een overeenkomst gesloten inzake de levering van een nieuwe telefoon- en mobilofooncentrale (hierna: centrale). Zij betaalt in 1996 en 1997 twee termijnen ad in totaal f 3,1 miljoen. In 1997 stagneert het project, waarna de termijnbetalingen stop worden gezet. De nieuwe centrale wordt vanwege niet goed functioneren buiten gebruik gesteld. In 1999 wordt de overeenkomst ontbonden. De leverancier betaalt f 5 miljoen schadevergoeding; daarnaast worden de betaalde termijnen ad f 3,1 miljoen terugbetaald. De vertraging die is opgelopen bij het tot stand komen van de nieuwe centrale heeft geleid tot hoge exploitatiekosten, welke zijn gefinancierd uit de "bestemmingsreserve Spaarfonds nieuwe centrale" (hierna: bestemmingsreserve). De schadevergoeding heeft op deze tekorten betrekking en is derhalve in deze reserve teruggestort.

2.8. In 1999 voert belanghebbende onderhandelingen met een andere leverancier over de aanschaf van een nieuwe centrale. In 2000 gaat zij daartoe nieuwe verplichtingen aan. De nieuwe centrale is in 2002 opgeleverd.

2.9. Belanghebbende rekent de door haar ontvangen maandelijkse betalingen voor zover deze betrekking hebben op de voorgenomen investering in de nieuwe centrale (hierna: maandelijkse bijdragen) niet tot haar jaarwinst. Zij boekt deze maandelijkse bijdragen rechtstreeks ten gunste van het eigen vermogen onder de balanspost bestemmingsreserve

2.10. Belanghebbende stort vanaf 1993 de maandelijkse bijdragen op een depositorekening. Belanghebbende rekent de rente die met ingang van 1994 op deze rekening wordt bijgeschreven (hierna: de rente) evenmin tot de jaarwinst. De rente wordt rechtstreeks toegevoegd aan de bestemmingsreserve.

2.11. De inspecteur heeft het belastbare bedrag over 1995 als volgt berekend.

Belastbare winst volgens aangifte: negatief f xxx

Bij: bijdragen maandelijkse bijdragen: f xxx

Bij: rente f xxx

Gecorrigeerde belastbare winst 1995 f xxx

Af: te verrekenen verliezen f x

Belastbaar bedrag 1995 f xxx

3. Geschil

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de maandelijkse bijdragen tot belanghebbendes belastbare jaarwinst behoren.

3.2. Tevens is in geschil of de rente tot haar belastbare jaarwinst behoort.

3.3. Voor het geval belanghebbende in het gelijk wordt gesteld met betrekking tot geschilpunt 3.1. en in het ongelijk met betrekking tot geschilpunt 3.2. zijn partijen het er blijkens de in 1.5. vermelde vaststellingsovereenkomst over eens dat ter zake van de rente een terugbetalingsverplichting geldt jegens de aangesloten vergunninghouders en hebben zij afgesproken dat deze verplichting kan worden gewaardeerd op 40% van het rentebedrag.

4. Standpunten van partijen

4.1. Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

4.2. Voor het verhandelde ter zitting van 19 juni 2002 verwijst het Hof naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van deze zitting.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Ten aanzien van de vraag of de maandelijkse bijdragen tot belanghebbendes belastbare jaarwinst behoren overweegt het Hof als volgt. Vaststaat dat het bedrag van de bestemmingsreserve ultimo 1995 niet toereikend was om een nieuwe centrale te financieren, dat belanghebbende om dat doel te bereiken de maandelijkse bijdragen met een bepaald bedrag heeft verhoogd en dat zij verplicht was de maandelijkse bijdragen terug te betalen indien een nieuwe centrale niet tot stand zou komen. Vast staat ook dat in 1995 nog geen nieuwe centrale was opgeleverd of in gebruik genomen. Het Hof trekt hieruit de conclusie dat sprake is van door belanghebbende ontvangen maandelijkse bijdragen waartegenover zij in de toekomst jegens de betalers van die bijdragen nog een prestatie moet verrichten. Goed koopmansgebruik brengt dan met zich mee dat belanghebbende de in 1995 ontvangen maandelijkse bijdragen niet tot de jaarwinst van het onderhavige kalenderjaar behoeft te rekenen. Tussen partijen is voor dat geval niet in geschil dat het belastbare bedrag over 1995 met f xxx moet worden verminderd.

5.2. De inspecteur neemt het standpunt in dat belanghebbende de maandelijkse bijdragen heeft ontvangen als tegenprestatie voor geleverde diensten en dat de bijdragen nodig waren om de dienstverlening in de toekomst te kunnen continueren. Hij heeft gesteld dat de maandelijkse bijdragen zijn gegoten in de vorm van een verhoging van de maandelijks te betalen reguliere bijdragen waarover, inclusief de verhoging, omzetbelasting in rekening is gebracht. De kans dat de maandelijkse bijdragen terug moeten worden betaald is, aldus de inspecteur, op nihil te waarderen.

Een en ander leidt niet tot een andersluidend oordeel van het Hof. De inspecteur heeft niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat de kans op terugbetaling van de maandelijkse bijdragen nihil was. Voorts overweegt het Hof dat een nieuwe centrale eerst vanaf de ingebruikneming nutsprestaties zal afwerpen. Van een tegenprestatie voor in 1995 geleverde diensten is derhalve geen sprake. Het feit dat de maandelijkse bijdragen zijn gegoten in de vorm van een verhoging van de reguliere bijdragen neemt niet weg dat sprake is van afzonderlijke bijdragen ten behoeve van een investering in een nieuwe centrale waaraan afzonderlijke rechtsgevolgen zijn verbonden. Ten slotte hecht het Hof geen betekenis aan het in rekening brengen van omzetbelasting. Het al dan niet in rekening brengen van omzetbelasting is geen factor die van invloed is op het tijdstip van winstneming.

5.3. De inspecteur heeft voorts aangevoerd dat de aangesloten taxivergunninghouders de maandelijkse bijdragen in het jaar van betalen ten laste van hun winst hebben gebracht en trekt daaruit de conclusie dat belanghebbende de maandelijkse bijdragen in hetzelfde jaar tot haar belastbare winst moet rekenen. Het Hof verwerpt dit argument reeds omdat goed koopmansgebruik belanghebbende er niet toe dwingt acht te slaan op de wijze waarop andere belastingplichtigen hun jaarwinst bepalen.

5.4. Met betrekking tot de vraag of de rente tot belanghebbendes belastbare jaarwinst behoort oordeelt het Hof dat zulks het geval is omdat tegenover de rente jegens de bank geen verplichting bestond tot het verrichten van een prestatie als bedoeld in 5.1.

5.5. Als belanghebbende de maandelijkse bijdragen te zijner tijd moet terugbetalen omdat de investering in de nieuwe centrale geen doorgang vindt, komt de vraag op of de taxivergunninghouders recht hebben op een eventuele rentevergoeding over de terugbetaling. Voorts is de vraag hoe groot de kans is dat belanghebbende gehouden is om de bijdragen terug te betalen en rente te vergoeden. Partijen hebben op deze twee vragen bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Ter zake van de rente geldt een betalingsverplichting jegens de aangesloten vergunninghouders die kan worden gewaardeerd op 40% van het rentebedrag.

5.5. Het Hof is van oordeel dat het belanghebbende op grond van goedkoopmansgebruik is toegestaan een passiefpost te vormen ter zake van de voorwaardelijke verplichting tot het vergoeden van rente aan de taxivergunninghouders. Het Hof volgt het compromis van partijen. De inspecteur heeft f xxx depositorente in de jaarwinst opgenomen. Het belastbare bedrag over 1995 dient derhalve met 40% van dat bedrag ofwel f xxx te worden verminderd.

5.5. Op grond van het vorenstaande concludeert het Hof dat het belastbare bedrag over 1995 moet worden verminderd tot f xxx -/- (f xxx + f xxx) = f xxx.

6. Proceskosten

Naast de onderhavige zaak voeren partijen twee procedures over hetzelfde geschilpunt over de jaren 1993 en 1996. Het Hof oordeelt dat deze procedures met elkaar samenhangen in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Van kosten specifiek gemaakt ten behoeve van deze procedure is niet gebleken. Het Hof zal de inspecteur in de procedure over het jaar 1996 veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht en ziet daar in het onderhavige jaar van af.

7. Beslissing

Het Hof:

· verklaart het beroep gegrond;

· vernietigt de uitspraak van de inspecteur;

· vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van f xxx (€ xxx);

· gelast de Staat het gestorte griffierecht ad f 450 (€ 204,20) aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld op 2 juli 2003 door mrs. Van Ballegooijen, Slijpen en Happé, in tegenwoordigheid van mr. Koning als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit

gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

de naam en het adres van de indiener;

de dagtekening;

een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.