Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:BW2125 AO1034, 02/07012

Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:BW2125 AO1034, 02/07012

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 december 2003
Datum publicatie
31 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AO1034
Zaaknummer
02/07012
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 26

Inhoudsindicatie

Aanmerken van verzoek van een nieuwe belanghebbende tot het afgeven van een woz-beschikking als een bezwaarschrift tegen een eerder afgegeven woz-beschikking leidt tot inperking van door de wet geboden rechtsbescherming en is niet toegestaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Derde Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

de uitspraak met dagtekening 21 oktober 2002 van de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, verweerder, betreffende beschikkingen waarbij de waarden van de onroerende zaken A-weg 1, 2, 3, 4, 5 en 5 en B-laan 1, 1 (1), 2, 3 en 4, alle te Zeist, zijn vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.

Het beroep is behandeld ter zitting van 26 november 2003.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraak,

- verstaat dat de griffier aan belanghebbende het teveel betaalde griffierecht ad € 189 aan de vennootschap onder firma XY V.O.F restitueert,

- gelast de Gemeente Zeist het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden, en

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 20 en wijst de Gemeente Zeist aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.

Gronden

1.1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken A-weg 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en B-laan 1, 1 (1), 2, 3 en 4, alle te C. Hij is vennoot in de vennootschap onder firma XY V.O.F (hierna: de VOF). Met dagtekening 31 mei 2002 zijn ter zake elf aanslagen onroerende-zaakbelastingen (eigenarenbelasting) over 2002 (hierna: de aanslagen) opgelegd aan de VOF.

1.2. Belanghebbende is namens de VOF tegen de aanslagen in bezwaar gekomen per brief van 31 mei 2002, waarin onder andere staat:

"Dmv dit schrijven wil ik bezwaar aantekenen tegen de opgelegde aanslag (…) met als belastingjaar 2002 van dd 31-05-2002. Vanaf 31 maart 2001 is [de VOF] de nieuwe eigenaar van (…) de op de aanslag verder genoemde onroerende goederen. Door deze overname is de juiste economische waarde bekend geworden. Deze waarde wijkt bijzonder veel af van de waarde die door de gemeente is vastgesteld. (…) Graag vragen wij Uw mening hierover, en evt. herziening van de opgelegde aanslag."

1.3. Met dagtekening 20 juni 2002 zendt verweerder de VOF een brief waarin onder andere staat:

"Betreft: Ontvangstbevestiging WOZ-bezwaar

(…)

U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag (…). Ik heb uw bezwaar tevens aangemerkt als een verzoek een waardebeschikking te nemen. Ik beschouw uw bezwaar als gericht tegen onroerende-zaakbelasting en tegen de waardebeschikking."

2. Bij op naam van de VOF gestelde beschikkingen van 20 juni 2002 (hierna: de WOZ-beschikkingen) stelt verweerder de waarden van de onroerende zaken A-weg 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en B-laan 1, 1 (1), 2, 3 en 4, alle te C, in de zin van de Wet waardering onroerende zaken (hierna de Wet WOZ) naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vast op € 212.822, € 109.814, € 114.806, € 109.814, € 117.075, € 169.260, € 160.184, € 169.260, € 169.260, € 150.655 respectievelijk € 713.796. Verweerder heeft bij uitspraak van 21 oktober 2002 de vastgestelde waarden van de onroerende zaken B-laan 1, 2 en 4 verminderd tot € 136.474, € 136.474 en € 668.397 en de andere vastgestelde waarden gehandhaafd. Het beroep heeft betrekking op deze uitspraak. Er is nog geen uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de aanslagen.

3. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de aanslagen, de WOZ-beschikking en de brief van 20 juni 2002 moeten geacht te zijn opgelegd dan wel gericht te zijn aan belanghebbende. Het teveel betaalde griffierecht zal aan de VOF worden vergoed.

4.1. Verweerder heeft de brief van belanghebbende van 31 mei 2002 gelijktijdig aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslagen, als een verzoek van een nieuwe belanghebbende als bedoeld in artikel 26 van de Wet WOZ en als een bezwaarschrift tegen de vastgestelde waarden. Het Hof volgt verweerder hierin voor zover de brief is aangemerkt als een verzoek om te zijnen aanzien genomen WOZ-beschikkingen.

4.2. Naar aanleiding van verweerders stelling dat de brief van belanghebbende van 31 mei 2002 op grond van artikel 26 van de Wet WOZ kan worden aangemerkt als een bezwaar tegen de WOZ-beschikkingen, oordeelt het Hof als volgt. Op grond van artikel 26 Wet WOZ wordt (kort gezegd) ten aanzien van degene die in de loop van een tijdvak genothebbende dan wel gebruiker van een onroerende zaak wordt een nieuwe WOZ-beschikking genomen binnen acht weken na een daartoe gedaan verzoek, mits het verzoek wordt gedaan uiterlijk zes weken na dagtekening van de eerste aanslag onroerende-zaakbelastingen die de nieuwe genothebbende/gebruiker met betrekking die onroerende zaak heeft verkregen. Deze bepaling ziet mede erop een nieuwe gerechtigde tot een bepaalde onroerende zaak voldoende rechtsbescherming te bieden waar het betreft de waarde van dat object. Die rechtsbescherming zou niet aanwezig zijn indien die gerechtigde zonder meer gehouden zou zijn aan onherroepelijk vaststaande waardebeschikkingen voor de Wet WOZ die aan een eerdere gerechtigde zijn bekendgemaakt. Voorts zou de beoogde rechtsbescherming onvoldoende zijn gewaarborgd, indien de op de voet van artikel 26 Wet WOZ te nemen beschikking niet voor heroverweging na bezwaar vatbaar zou zijn. Artikel 26 Wet WOZ voorziet hierin. Deze bepaling staat het dan niet toe om een op de voet daarvan genomen beschikking te laten volgen door een uitspraak, nadat de aanvraag tot het nemen van die beschikking tevens als bezwaar tegen die - op dat moment nog te nemen - beschikking is aangemerkt. Door de brief van belangebbende van 31 mei 2002 op deze wijze te verstaan heeft verweerder afbreuk gedaan aan de met artikel 26 Wet WOZ beoogde rechtsbescherming. Als gevolg hiervan heeft belanghebbende niet de gelegenheid gehad in een bezwaarfase zijn grieven tegen de op de voet van artikel 26 Wet WOZ genomen beschikking aan te voeren en met bewijsmateriaal te ondersteunen. Bij dit laatste denkt het Hof bij voorbeeld aan een ter zitting door belanghebbende overgelegd taxatierapport.

5. Gelet op het onder 4.1 en 4.2 overwogene, heeft verweerder de brief van 31 mei 2002 ten onrechte aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de WOZ-beschikkingen. Nu overigens belanghebbende geen andere stukken heeft ingediend die kunnen worden aangemerkt als bezwaarschrift tegen de WOZ-beschikkingen, heeft de inspecteur de in geschil zijnde uitspraak ten onrechte gedaan. De uitspraak moet derhalve vernietigd worden.

6. Ten overvloede overweegt het Hof dat belanghebbende, indien hij het niet eens is met de vastgestelde waarden, alsnog bezwaar kan maken tegen de WOZ-beschikkingen. Verweerder kan belanghebbende daarbij niet tegenwerpen dat hij niet binnen zes weken na dagtekening van de beschikkingen (20 juni 2002) in bezwaar is gekomen, omdat gelet op de brief van verweerder van 20 juni 2002 sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, mits belanghebbende binnen een redelijke termijn na ontvangst van deze uitspraak een bezwaarschrift indient. Vervolgens dient een heroverweging van de vastgestelde waarden plaats te vinden in de bezwaarfase, waarbij verweerder het door belanghebbende ter zitting getoonde taxatierapport met betrekking tot de onroerende zaak B-laan 4 mede in zijn afweging kan betrekken.

7. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien gesteld noch gebleken is dat andere in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht vermelde kosten zijn gemaakt dan reiskosten voor het bijwonen van de zitting in Amsterdam door belanghebbende, zal het Hof de veroordeling tot die kosten beperken. De reiskosten worden gesteld op de reiskosten per openbaar vervoer, niet zijnde een taxi, laagste klasse. Het Hof begroot de kosten op € 20 in totaal.

De uitspraak is gedaan op 10 december 2003 door mr. Van der Ouderaa, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Rijn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.