Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-10-2003, AO1122, 02/05535

Gerechtshof Amsterdam, 21-10-2003, AO1122, 02/05535

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 oktober 2003
Datum publicatie
31 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AO1122
Zaaknummer
02/05535
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 16

Inhoudsindicatie

Omdat bij het opleggen van de definitieve aanslagen geen acht meer is geslagen op de voorhanden zijnde in het aangiftebiljet aangedragen feiten is sprake van aan navordering in de weg staande ambtelijke verzuimen, die geen schrijffout of tikfout of daarmee gelijk te stellen vergissing zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

de uitspraken van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, hierna de inspecteur, gedagtekend 1 augustus 2002, betreffende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 en een navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000.

Het beroep is ter zitting behandeld op 7 oktober 2003.

Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraken;

- vernietigt de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000;

- vernietigt de navorderingaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000;

- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden; en

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 222,36 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.

Gronden

1. Belanghebbende heeft met dagtekening 26 juli 2001 zijn aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000/premie arbeidsongeschiktheids-verzekering zelfstandigen 2000 ingediend bij de Belastingdienst te P. Belanghebbende deed hierin aangifte van een belastbaar inkomen van ¦ 143.320, een ingehouden loonheffing van ¦ 13.339 en te verrekenen dividendbelasting van ¦ 420. Gelijktijdig met de aangifte van belanghebbende - die bestond uit het ingevulde en ondertekende omslagvel van het originele uitgereikte aangiftebiljet en een computeruitdraai daarvan - is tevens een computeruitdraai van een aangiftebiljet ten name van de echtgenote van belanghebbende, Y, ingediend.

2. De onder 1 vermelde aangiften zijn op 15 augustus 2001 ingekomen bij de Belastingdienst. Op 16 augustus 2001 is de aangifte ten name van belanghebbende ingetoetst in het computersysteem van de Belastingdienst. Daarbij zijn de gegevens overgenomen die afkomstig waren uit de computeruitdraai van het aangiftebiljet ten name van zijn echtgenote, te weten een belastbaar inkomen van ¦ 121.447 en een ingehouden loonheffing van ¦ 18.770. Op 24 augustus 2001 heeft de inspecteur een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000/premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000 aan de echtgenote van belanghebbende uitgereikt. Deze aangifte is op 30 augustus 2001 ingekomen bij de Belastingdienst. De gegevens daaruit zijn de volgende dag eveneens ingetoetst in het computersysteem van de Belastingdienst. Bij de aangifte was een notitie gevoegd met de vermelding: "2de keer, ditmaal met getekend aangifteformulier".

3. De aangifte van belanghebbende is op 16 oktober 2001 administratief geregeld door een administratief medewerker van de Belastingdienst. De aangifte van de echtgenote van belanghebbende is door diezelfde medewerker op 23 oktober 2001 administratief geregeld. Met dagtekening 26 oktober 2001 heeft de inspecteur aan belanghebbende een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 opgelegd naar een belastbaar inkomen van ¦ 121.447 en een ingehouden loonheffing van ¦ 18.770 en een aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000 van nihil. Belanghebbende heeft bij brief van 6 november 2001 bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, heeft daarbij aangegeven dat deze ten onrechte waren gebaseerd op de aangiftegegevens van zijn echtgenote en verzocht de aanslagen te wijzigen in aanslagen op basis van zijn eigen aangiftegegevens.

4. Met dagtekening 23 november 2001 heeft de inspecteur aan belanghebbende een definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 en aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000 opgelegd. Deze aanslagen waren gelijkluidend aan de eerder opgelegde voorlopige aanslagen. Belanghebbende is bij brief van 24 december 2001 ook tegen deze aanslagen in bezwaar gegaan, heeft daarbij verwezen naar het eerder tegen de voorlopige aanslagen ingediende bezwaarschrift, heeft aangegeven dat deze ten onrechte waren gebaseerd op de aangiftegegevens van zijn echtgenote en verzocht de aanslagen te wijzigen in aanslagen op basis van zijn eigen aangiftegegevens.

5. De inspecteur heeft met dagtekening 4 mei 2002 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 opgelegd naar een belastbaar inkomen van ¦ 143.320, een ingehouden loonheffing van ¦ 13.339 en te verrekenen dividendbelasting van ¦ 420, en met dezelfde dagtekening een navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000 naar een premie-inkomen van ¦ 177.897. De door belanghebbende tegen deze navorderingsaanslagen ingediende bezwaarschriften zijn door de inspecteur bij de bestreden uitspraken afgewezen. Belanghebbende is tegen deze uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

6. In geschil is of de navorderingsaanslagen in stand kunnen blijven, meer in het bijzonder of - zoals de inspecteur betoogt en belanghebbende bestrijdt - sprake is van een schrijf- of tikfout, of een daarmee gelijk te stellen vergissing. Niet in geschil is dat geen sprake is van een nieuw feit.

7. De inspecteur heeft ter zitting - kort en zakelijk weergegeven - in aanvulling op de hiervoor genoemde feiten, het volgende verklaard:

De gegevens uit de ingediende aangiften worden door uitzendkrachten ingetoetst in het computersysteem van de Belastingdienst. Op basis daarvan wordt vervolgens een voorlopige aanslag opgelegd. De aangifte is in dit geval administratief geregeld. Dat betekent dat een administratieve kracht kijkt of de gegevens juist zijn ingetoetst en of er geen inconsistenties waren. Daarbij is niet meer geheel gekeken naar de aangifte zelf. Omdat geen nader onderzoek nodig was is de aanslag opgelegd zonder naar de aangifte te kijken. Dat bij de definitieve aanslag is voortgeborduurd op de eerder begane fout is een gevolg van de inrichting van de automatiseringsprocessen. Een en ander is zes maanden later door middel van het opleggen van navorderingsaanslagen hersteld omdat toen pas werd onderkend dat er een fout was gemaakt.

8. Het Hof leidt uit de hiervoor opgenomen feiten en verklaring van de inspecteur het volgende af. Het moet voor mogelijk worden gehouden dat er in eerste instantie sprake is geweest van een vergissing aan de zijde van de inspecteur die erin heeft bestaan dat abusievelijk de onjuiste gegevens zijn ingetoetst en gehanteerd bij het opleggen van de voorlopige aanslagen. Nadien zijn de definitieve aanslagen opgelegd waarbij - zo volgt uit de verklaring van de inspecteur - geen acht meer is geslagen op de daarbij voorhanden zijnde door belanghebbende middels het ingediende aangiftebiljet aangedragen feiten. Hierin ligt naar het oordeel van het Hof besloten dat de destijds bij het opleggen van deze aanslagen gemaakte fouten een gevolg zijn geweest van een onjuiste vaststelling van die feiten door de inspecteur. Gelet op hetgeen feitelijk is komen vast te staan omtrent het indienen van de onderhavige aangiften en het nadien opleggen van aanslagen hebben die aanslagen naar het oordeel van het Hof bij belanghebbende ook de indruk kunnen wekken te berusten op een - zij het mogelijk onjuiste - vaststelling van de elementen van de aanslag door de inspecteur. Daarmee zijn het aan navordering in de weg staande ambtelijke verzuimen, die geen schrijffout of tikfout of daarmee gelijk te stellen vergissing (meer) zijn. Niet valt in te zien waarom de inrichting van het (automatiserings)proces van de aanslagregeling door de Belastingdienst, als gevolg waarvan onder meer gegevens uit aangiftebiljetten worden ingetoetst door niet fiscaal geschoolde uitzendkrachten en nadien soms slechts een beperkte controle plaatsvindt, en het overigens door de inspecteur gestelde hieraan in de weg zouden staan. Het beroep van belanghebbende is mitsdien gegrond.

9. Omdat belanghebbende heeft verzuimd bezwaar aan te tekenen tegen de gelijktijdig met de bestreden navorderingsaanslagen opgelegde beschikkingen waarin de in rekening gebrachte heffingsrente is vastgesteld kan het Hof het daaromtrent door belanghebbende gestelde niet inhoudelijk behandelen. De inspecteur heeft ter zitting toegezegd de bij die beschikkingen in rekening gebrachte heffingsrente bij vernietiging van de navorderingsaanslagen te zullen verminderen tot nihil.

Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, veroordeelt het Hof de inspecteur in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten per openbaar vervoer, niet zijnde taxi, laagste klasse om de zitting in Amsterdam bij te wonen en de verletkosten van belanghebbende. Het Hof begroot deze kosten op € 222,36 (€ 10 plus 4 maal € 53,09). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

De uitspraak is gedaan op 21 oktober 2003 door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt en door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.