Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-12-2003, AO1412, 02/05411

Gerechtshof Amsterdam, 08-12-2003, AO1412, 02/05411

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 december 2003
Datum publicatie
14 januari 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AO1412
Zaaknummer
02/05411
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 7, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 35

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is KNO-arts en geniet neveninkomsten als reserveofficier. Hij neemt jaarlijks deel aan een militair-medisch congres. Inspecteur beperkt aftrekbare kosten. Hof kosten congres zijn ondernemingskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Zeventiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende

tegen

twee uitspraken van Y, de inspecteur, gedagtekend 15 augustus 2002, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998 en 1999.

Het beroep is behandeld ter zitting van 24 november 2003.

Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraken,

- vermindert de aanslag voor het jaar 1998 tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 193.538 (= € 87.823),

- vermindert de aanslag voor het jaar 1999 tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 200.190 (= € 90.842),

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van € 437,28 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen,

- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1.1. Belanghebbende geniet in 1998 en 1999 respectievelijk f 293.496 enf 275.841 winst uit een feitelijk door hemzelf gedreven onderneming. Hij is als KNO-arts werkzaam in het Medisch Centrum A te B en in het C Ziekenhuis te Z. Daarnaast geniet belanghebbende in 1998 en 1999 respectievelijk ƒ 6171 en ƒ 16.126 looninkomsten als reserveofficier werkzaam bij de Koninklijke Landmacht. Zijn werkzaamheden bestaan uit het geven van instructies en cursussen en het bijwonen van oefeningen.

1.2. Belanghebbende neemt jaarlijks deel aan het congres van de Conféderation Interalliée des Officiers Médiceaux de Réserve (hierna CIOMR). Het Ministerie van Defensie subsidieert de "congress-fee" van drie geneeskundige reserveofficieren die aan het congres deelnemen.

2. Belanghebbende heeft over het jaar 1998 met dagtekening 22 juni 2000 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 156.334 en over het jaar 1999 met dagtekening 7 mei 2001 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 171.715. Aan belanghebbende zijn vervolgens de onderhavige aanslagen voor het jaar 1998, gedagtekend 15 november 2001 en voor het jaar 1999, gedagtekend 2 januari 2002, opgelegd naar een vastgesteld belastbaar inkomen van respectievelijk ƒ 200.248 en ƒ 203.100. Na bezwaar heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraken de beschikkingen gehandhaafd.

3.1. De inspecteur heeft de volgende correcties aangebracht op het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen over het jaar 1998:

Belastbaar inkomen volgens aangifte ƒ 156.334

Bij: - representatiekosten 11.234

- kledingkosten 1.698

- telefoonkosten 1.000

- kosten CIOMR-congres 6.710

- meewerkaftrek 5.591

- buitengewone lasten 17.681

Vastgesteld belastbaar inkomen ƒ 200.248

3.2. De inspecteur heeft de volgende correcties aangebracht op het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen over het jaar 1999:

Belastbaar inkomen volgens aangifte ƒ 171.715

Bij: - privé-gebruik auto 418

- kledingkosten 1.689

- telefoonkosten 1.000

- kosten CIOMR-congres 2.910

- meewerkaftrek 5.455

- FOR 19.913

Vastgesteld belastbaar inkomen ƒ 203.100

4. In geschil is slechts of de kosten ter zake van deelname aan de CIOMR congressen ten laste van de winst van de onderneming kunnen worden gebracht, in welk geval de kosten volledig aftrekbaar zijn, dan wel zijn aan te merken als op aftrekbare kosten die drukken op de looninkomsten als reserveofficier, in welk geval de aftrek is beperkt tot ƒ 3.250 per jaar.

5.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de kosten ter zake van deelname aan de CIOMR congressen heeft gemaakt in het kader van de onderneming. Belanghebbende stelt ter onderbouwing hiervan dat de onderwerpen die bij de CIOMR congressen aan de orde komen hoofdzakelijk de militaire gezondheidszorg betreffen en een aantal medische onderwerpen die regelmatig aan bod komen een specifieke relatie hebben met de keel-, neus- en oorheelkunde, zoals de hyperbare geneeskunde, de duikgeneeskunde en de luchtvaartgeneeskunde. Belanghebbende stelt voorts dat het C Ziekenhuis een contract heeft met het Ministerie van Defensie als één van de zes landelijke zorgpunten voor vredeszorg, dat het ziekenhuis een afzonderlijk meldpunt heeft voor militairen en dat er met name speciale contacten bestaan tussen de afdeling KNO van het C Ziekenhuis en het Duikmedisch Centrum van de Koninklijke Marine. Belanghebbende stelt ook dat het hem niet duidelijk is waarom voor een KNO-praktijk relevante onderwerpen niet met een militaire insteek zouden mogen worden behandeld, nu ten aanzien van bepaalde onderwerpen bij uitstek specifieke deskundigheid aanwezig is bij militair geneeskundige diensten.

5.2. De inspecteur neemt het standpunt in dat de kosten ter zake van deelname aan de CIOMR congressen betrekking hebben op de dienstbetrekking en heeft ter onderbouwing hiervan gesteld dat de CIOMR congressen hoofdzakelijk een militair karakter hebben en dat de medische onderwerpen die aan bod komen altijd een insteek hebben vanuit een militaire achtergrond. De inspecteur stelt voorts dat de medische onderwerpen die aan bod komen geen toegevoegde waarde hebben voor de KNO-praktijk van belanghebbende en dat specifieke onderwerpen over keel, neus en oorheelkunde niet of nauwelijks aan bod komen. Ten slotte heeft de inspecteur gesteld dat belanghebbende hoofdbestuurslid is van de Nederlandse Vereniging van Reserve-officieren alsmede gedelegeerde voor Nederland in de -aan de NATO gelieerde- CIOMR.

6. Het Hof stelt vast dat tussen partijen de hoogte van de kosten ter zake van deelname aan de CIOMR congressen niet in geschil is. Voorts is niet in geschil is dat de kosten volledig aftrekbaar zijn indien deze kosten tot de winst uit de onderneming kunnen worden gerekend. Het Hof overweegt als volgt. Op grond van hetgeen belanghebbende in de stukken en ter zitting heeft aangevoerd acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende de CIOMR congressen heeft gevolgd om zich, in het kader van de door hem binnen de KNO-praktijk te verrichten werkzaamheden, professioneel bij te scholen met als doel de kwaliteitsverbetering in de door hem te bieden zorg. Het deelnemen aan de CIOMR congressen kunnen daarom worden gerekend tot de werkzaamheden van belanghebbende als KNO-arts. De stelling van de inspecteur dat de medische onderwerpen die aan bod komen geen toegevoegde waarde hebben voor de KNO-praktijk van belanghebbende acht het Hof niet aannemelijk gemaakt.

7. Het Hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de kosten ter zake van deelname aan de CIOMR congressen in een zodanig causaal verband staan met de door belanghebbende uitgeoefende KNO-praktijk dat deze kosten aangemerkt kunnen worden als kosten die uitsluitend betrekking hebben op de onderneming. Dat de medische onderwerpen die aan bod komen een insteek hebben vanuit een militaire achtergrond en belanghebbende als reserveofficier werkzaam is bij de Koninklijke Landmacht doet aan dit oordeel niet af, evenmin als de omstandigheid dat belanghebbende de looninkomsten slechts heeft kunnen verwerven als arts met deskundigheid op het terrein van specifiek militair-medische risico's. Ook hetgeen de inspecteur overigens heeft gesteld leidt niet tot een ander oordeel. Het Hof verwerpt daarom het standpunt van de inspecteur dat de kosten ter zake van deelname aan de CIOMR congressen zijn toe te rekenen aan de looninkomsten. Het Hof heeft nog overwogen de congreskosten naar rato toe te rekenen aan de onderneming en de dienstbetrekking doch heeft daarvan afgezien op grond van de aanhef van artikel 22, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof komt tot de conclusie dat de congreskosten uitsluitend betrekking hebben op de onderneming, zodat zij volledig aftrekbaar zijn.

8. Op grond van het voorgaande zal het Hof de voor de jaren 1998 en 1999 verminderen met respectievelijk ƒ 6710 en ƒ 2910.

Proceskosten

Nu de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd, acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag van de proceskosten gesteld op € 199,92, zijnde de werkelijke kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de vorm van een juridisch advies, vermeerderd met de kosten van belanghebbende in verband met het bijwonen van de zitting in goede justitie bepaald op € 25, zijnde de reiskosten per openbaar vervoer (tweede klasse), en € 212,36, zijnde de voor vergoeding in aanmerking komende verletkosten (vier uren à € 53,09).

De uitspraak is gedaan op 8 december 2003 door mr. Slijpen, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Schiltkamp als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.