Gerechtshof Amsterdam, 29-01-2004, AO2701, 03/01844
Gerechtshof Amsterdam, 29-01-2004, AO2701, 03/01844
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 29 januari 2004
- Datum publicatie
- 4 februari 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2004:AO2701
- Zaaknummer
- 03/01844
Inhoudsindicatie
Loonbelasting. Ter gelegenheid van dienstjubileum verstrekt gouden horloge heeft hoofdzakelijk een ideële waarde en veel minder een gebruikswaarde of de geldswaarde.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Achttiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X B.V., statutair gevestigd te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 11 april 2003, ingediend door mr. A en mr. B. (C N.V.) te Q als gemachtigden en aangevuld bij brief van 14 mei 2003.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 14 maart 2003, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loon-belasting/pre-mie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag opgelegd van € 27.539. Voorts is € 1.945 heffingsrente in rekening gebracht. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur een boete opgelegd van € 433. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag is deze bij de bestreden uitspraak verminderd tot € 17.330 en is de heffingsrente verminderd tot € 835.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot ƒ 9.545.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot primair ongegrondverklaring van het beroep en subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 14.903.
Ter zitting van 19 november 2003 zijn behandeld de beroepen van belanghebbende inzake de naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen over de tijdvakken 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 (kenmerk 03/01844) en 1 januari 2002 tot en met 31 mei 2002 (kenmerk 03/01843). Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier proces-verbaal opgemaakt.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is actief in de a-werkzaamheden. Zij is onderdeel van een groot concern.
2.2. Belanghebbende geeft verschillende uitkeringen en verstrekkingen bij dienstjubilea van haar werknemers. Bij een 25-jarig dienstjubileum ontvangt de werknemer onder meer een gouden horloge. Op één duurdere uitzondering na gaat het om Prisma horloges met een aankoopprijs inclusief BTW van ƒ 850 (€ 386). De horloges zijn aan de achterzijde voorzien van een gravure (X B.V. en datum). Een foto van de voorkant van een dergelijk horloge behoort tot de stukken.
2.3. De waarde van de in 2000 aan werknemers verstrekte horloges is ƒ 32.095, de waarde van de in 2001 verstrekte horloges is ƒ 30.000.
2.4. Belanghebbende heeft met betrekking tot de verstrekte horloges geen loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden of afgedragen en zij heeft ook geen eindheffing betaald.
2.5. Met dagtekening 25 juli 2002 is de in geding zijnde naheffingsaanslag opgelegd. Van de bij de bestreden uitspraak verminderde naheffingsaanslag heeft € 12.999 (ƒ 28.648) betrekking op de hiervoor vermelde verstrekking van gouden horloges. Met betrekking tot deze correctie is geen boete opgelegd. De overige correcties en de boete zijn niet in geschil.
3. Geschil
In geschil is of de gouden horloges een in hoofdzaak ideële waarde hebben. Als die vraag ontkennend wordt beantwoord is in geschil of belanghebbende aan de aanschrijving van 19 augustus 1955, nr. 2, V-N 1955, blz. 575, het in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen dat de inspecteur de gouden horloges niettemin zal beschouwen als voorwerpen met een in hoofdzaak ideële waarde.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Het Hof is van oordeel dat verstrekkingen een in hoofdzaak ideële waarde hebben, indien voor de werknemer die de verstrekking geniet deze ideële waarde duidelijk belangrijker is dan de gebruikswaarde of de bij eventuele verkoop te verwachten opbrengst (geldswaarde). Deze beoordeling leent zich naar 's Hofs oordeel niet voor een uitsluitend cijfermatige benadering en een zekere marge is daarbij onvermijdelijk.
5.2. Het Hof acht aannemelijk dat een gouden horloge met inscriptie, zoals in casu aan de orde is, voor de werknemer aan wie het wordt verstrekt een belangrijke ideële waarde heeft, welke waarde erin bestaat dat het horloge een aandenken is aan het reeds 25 jaar bestaande dienstverband en aan de viering van het 25-jarig dienstjubileum en voorts - naar belanghebbende onweersproken heeft gesteld - kan worden beschouwd als een blijk van waardering voor het "commitment" van de werknemer ten opzichte van belanghebbende.
5.3. De gebruikswaarde van een horloge is erin gelegen dat de drager ervan het kan raadplegen om zich op de hoogte te stellen van de tijd. Het Hof acht aannemelijk dat alle, althans vrijwel alle werknemers aan wie een gouden horloge wordt verstrekt reeds een horloge bezitten. Voor het gebruik van een horloge zijn zij dan ook niet aangewezen op het door de werkgever verstrekte gouden horloge.
5.4. De inspecteur stelt dat een horloge al snel in hoofdzaak een (intrinsieke) geldswaarde heeft, zeker als het van goud is vervaardigd. Niet in geschil is dat voor deze werknemers de aanschaf van een horloge in deze prijsklasse niet uitzonderlijk is. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat de relatieve waarde van het horloge ten opzichte van het basissalaris fors is gedaald. Er is niet gesteld of gebleken en het Hof acht ook niet aannemelijk dat werknemers de ter gelegenheid van hun jubileum verkregen horloges plegen te gelde te maken. Uit het vorenoverwogene leidt het Hof af dat de geldswaarde van het horloge voor deze werknemers duidelijk lager is dan de ideële waarde.
5.5. Het Hof acht aannemelijk dat bij horloges als de onderhavige voor de ontvanger niet de gebruikswaarde of de geldswaarde voorop staat, maar de ideële waarde. Het Hof is dan ook van oordeel dat de verstrekking van deze horloges niet tot het loon behoort. Het gelijk is aan belanghebbende. Voor dat geval is niet in geschil dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot ƒ 9.545.
5.6. Gelet op het vorenoverwogene behoeft geen behandeling de stelling van belanghebbende dat zij aan de aanschrijving van 19 augustus 1955, nr. 2, V-N 1955, blz. 575, het in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen dat de inspecteur de gouden horloges niettemin zal beschouwen als voorwerpen met een in hoofdzaak ideële waarde.
6. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat de beroepen met kenmerken 03/01843 en 03/01844 samenhangen. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief op: 2 (proceshandelingen: beroepschrift en verschijnen ter zitting) ´ 1 (wegingsfactor gewicht van de zaak) ´ 1 (wegingsfactor samenhangende zaken) ´ € 322, ofwel € 644. De kostenveroordeling heeft betrekking op twee zaken, hetgeen per zaak neerkomt op € 322.
7. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
- vermindert de naheffingsaanslag tot ƒ 9.545 (€ 4.331,33);
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 232 aan belanghebbende te vergoeden, en;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 322 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.
De uitspraak is vastgesteld op 29 januari 2004 door mr. Van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. Van Wier als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.