Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-03-2004, AO5651, 02/06685

Gerechtshof Amsterdam, 03-03-2004, AO5651, 02/06685

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 maart 2004
Datum publicatie
24 maart 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2004:AO5651
Formele relaties
Zaaknummer
02/06685
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 229

Inhoudsindicatie

Belanghebbende, Stichting Rijksmuseum Muiderslot, is terecht in de heffing van de vermakelijkhedenretributie betrokken. Beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van de Stichting Rijksmuseum Muiderslot te Muiden, belanghebbende,

tegen

de uitspraak van het Hoofd afdeling Financiële Zaken van de gemeente Muiden, verweerder.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 19 november 2002, ingediend door mr. A te Q als gemachtigde van belanghebbende. Het beroepschrift is aangevuld bij schrijven van 13 december 2002 van gemachtigde.

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 8 november 2002, betreffende de aan belanghebbende opgelegde voorlopige aanslag vermakelijkheden-retributie voor het jaar 2001 met aanslagnummer 19233 (hierna: de aanslag). De aanslag is opgelegd tot een bedrag van ƒ 29.418,75.

Na bezwaar tegen de aanslag heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. De aanslag is bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en vernietiging van de aanslag.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Belanghebbende heeft op 23 mei 2003 een stuk ingediend met als opschrift "conclusie van dupliek". Het Hof merkt dit stuk aan als een nader stuk in de zin van artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Ter zitting van 6 juni 2003 zijn verschenen gemachtigde voornoemd, tot bijstand vergezeld van mr. B, alsmede mr. drs. C, mr. D en E namens verweerder.

Verweerder heeft het Hof bij telefax van 5 juni 2003 een pleitnota toegezonden. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De pleitnota's worden tot de gedingstukken gerekend.

2. De Verordening

2.1. In zijn openbare vergadering van 19 oktober 2000 heeft de raad van de gemeente Muiden vastgesteld de Verordening op de heffing en invordering van de vermakelijkhedenretributie 2001 (hierna: de Verordening). Deze Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Artikel 1

Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam vermakelijkhedenretributie worden rechten geheven terzake van het geven van vermakelijkheden, waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur wordt getroffen.

Artikel 2

Belastingplicht

Belastingplichtig is degene die de vermakelijkheid geeft, dan wel degene voor wiens rekening en risico de vermakelijkheid gegeven wordt, dan wel degene die gelegenheid biedt tot het geven van de vermakelijkheid.

Artikel 3

Maatstaf van heffing

De rechten worden geheven naar het aantal betalende bezoekers van de vermakelijkheid.

Artikel 4

Tarief

Het tarief bedraagt ƒ 0,75 per betalende bezoeker.

Artikel 5

Wijze van heffing

De rechten worden geheven bij wege van aanslag."

2.2. In "De Nieuwe Weesper" van 30 november 2000 is vanwege de gemeente Muiden mededeling gedaan van de vaststelling van de Verordening en de terinzagelegging in het gemeentehuis.

3. Tussen partijen vaststaande feiten

3.1 Belanghebbende is opgericht met ingang van 31 december 1994. In de akte houdende oprichting van de Stichting Rijksmuseum Muiderslot van 9 december 1994 is onder meer het volgende opgenomen:

"Doel

Artikel 2

1. De stichting stelt zich ten doel representatieve collecties samen te stellen, in stand te houden en te verbeteren van voorwerpen van geschiedenis en kunst betreffende "Het Muiderslot". De stichting houdt hiertoe in stand het dertiende eeuwse complex "Het Muiderslot" met bijgebouwen, terreinen en slotgracht als gaaf voorbeeld van een middeleeuwse weerbare waterburcht, waarin zij aan de hand van wetenschappelijk onderzoek, visuele presentatie van de collecties en informatie ten behoeve van studie, educatie en genoegen zal trachten een zo breed mogelijk publiek te interesseren voor en inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van die geschiedenis.

2. De stichting is een voor publiek toegankelijke permanente instelling in dienst van de nationale en internationale gemeenschap en haar ontwikkeling.

3. De stichting verricht voor het overige alle handelingen welke dienstig zijn ten behoeve van haar doelstelling, voor zover deze niet in strijd zijn met de primair museale doelstelling van "Het Muiderslot".

4. Het museum is niet gericht op het maken van winst."

3.2. Belanghebbende is opgenomen in het Nederlands Museumregister van de Stichting Het Nederlands Museumregister. Musea die wensen te worden opgenomen in het Nederlands Museumregister moeten voldoen aan een negental basiseisen, waaronder het zorgdragen voor het behoud van de collectie en het (laten) doen van onderzoek naar de collectie. Het doel van de museumregistratie is het zichtbaar maken, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse musea.

3.3. In het beleidsplan 2001-2004 van belanghebbende van 14 december 1999, getiteld "Muiderslot, open podium tot vermaeck", is onder meer het volgende opgenomen:

"Ontwikkelingen in de periode 1997-heden

Inhoudelijk beleid

De belangrijkste ontwikkeling die het Muiderslot in de periode 1997-2000 heeft ondergaan is de erkenning en versterking van de museale functie van het kasteel. … Het museale product heeft door de aanstelling van een conservator een sterke inhoudelijke kwaliteitsverbetering en uitbreiding ondergaan. Dit komt tot uiting door meer aandacht voor de museale waarde van de tuin met florale aankleding van het slot, een betere publieksbegeleiding op papier, inhoudelijke kunsthistorische onderbouwing van de rondleiding en een verdere invulling van de vaste evenementenagenda.

(…)

Publieksbeleid

De hoge aantallen bezoekers van het Muiderslot werden in de voorgaande beleidsperiode gecontinueerd. Hoewel de bezoekersaantallen in 1998 iets terugliepen t.o.v. 1997, is er ten opzichte van het gemiddelde aantal bezoekers over de periode 1995-1998 sprake van een stijgende trend:

1995 105.692

1996 126.250

1997 134.832 (49.700 kinderen)

1998 129.317 (42.300 kinderen)

Geteld zijn steeds de bezoekers die een toegangskaartje kochten voor kasteel en buitenterrein ineen. De getelde kinderen (tot 12 jaar) komen vooral in gezinsverband of in schoolverband.

De huidige publieksgroepen zijn grofweg in te delen in:

- gezinnen

- schoolkinderen tot 12 jaar

- dagjesmensen (zowel buitenlandse als Nederlandse toeristen met cultuurhistorische interesse)

- deelnemers aan bedrijfsontvangsten

(…)

Meer educatieve activiteiten zijn ontwikkeld zoals bijvoorbeeld in 1997 de lesbrief "In Holland staat een huis" en in 1998 het "Rondje Muiderslot", een informatief pakket opdrachtkaarten voor kinderen van 8 tot 12 jaar, tot stand gekomen met subsidie van het ministerie van OC en W."

3.4. Het Muiderslot is opengesteld voor publiek. De bezichtiging van de binnenkant van het Muiderslot kan uitsluitend plaatsvinden onder leiding van een gids. De rondleidingen duren circa 50 minuten en zijn geschikt voor volwassenen en kinderen. Naast deze rondleidingen worden er van april tot en met oktober op woensdagmiddag speciale kinderrondleidingen gehouden. De tuin van het Muiderslot kan zonder begeleiding worden bezocht.

3.5. In het jaarverslag 1997 is onder het kopje "publieksonderzoek" onder meer het volgende opgenomen:

"De gemiddelde respondent/bezoeker … komt uit de directe omgeving en per auto naar het Muiderslot. Men komt in gezinsverband, meestal voor de eerste keer. Als voornaamste reden om het Muiderslot te bezoeken werd aangegeven dat men in de eerste plaats voor het kasteel komt, daarna dat het zo leuk voor de kinderen is."

3.6. Naast de onder 3.4 omschreven reguliere publieksactiviteiten organiseert belanghebbende ook speciale evenementen. In het overzicht "Evenementen 1998", waarin een jaaroverzicht van verschillende evenementen wordt gegeven, zijn onder meer de volgende evenementen opgenomen: expositie van Quilts van stoffen rond de Zuiderzee, beelden in de tuin van het Muiderslot, tuinrondleidingen, workshops historische bloemsierkunst, avondopenstellingen "In de pruimentijd", Jonge Vriendjesdag, kerstlezing en kerstopenstellingen, alsmede (koffie)concerten. In mei 2001 en mei 2002 stond het Muiderslot in het teken van de middeleeuwen, waarbij er onder meer zwaardvechtdemonstraties, een nar/jongleur en een troubadour op het Muiderslot aanwezig waren. In 2002 heeft het Muiderslot met diverse activiteiten stilgestaan bij het 400-jarig jubileum van de VOC.

3.7. Belanghebbende besteedt veel aandacht aan het betrekken van de jeugd bij het Muiderslot. Zo is onder andere een educatieproject tot stand gebracht en lesmateriaal ontwikkeld om de doelgroep basisscholen verder te interesseren voor de geschiedenis van de middeleeuwen. Enkele jaren geleden is een educatief medewerker aangetrokken.

4. Geschil

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende vermakelijkheden geeft in de zin van artikel 229, eerste lid, onderdeel c, van de Gemeentewet en artikel 1 van de Verordening, zoals belanghebbende bestrijdt en verweerder bepleit.

5. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de desbetreffende gedingstukken. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht als volgt.

De gemachtigde van belanghebbende:

De inrichting van het Muiderslot is permanent. De collectie wordt niet gewisseld. Bij rondleidingen wordt in verband met het educatieniveau onderscheid gemaakt tussen ouderen en kinderen.

Ter zake van de pleitnota van verweerder merk ik nog op dat verweerder het een en ander bagatelliseert en dat het Muiderslot geen kermisattractie of rariteitenkabinet of iets dergelijks is. Het gaat om een wetenschappelijk-culturele instelling. Derhalve is geen sprake van vermaak in de zin van artikel 229, eerste lid, onderdeel c, van de Gemeentewet. Een vrijstelling in de Verordening is daarvoor niet nodig.

De steenkolenmijn in het arrest van de Hoge Raad waarnaar wordt verwezen is een ingebouwde attractie in een bestaande grot. Dat heeft geen cultuurhistorische waarde. De mijn wordt ook voornamelijk door vakantiegangers bezocht als attractie. Dat geldt ten aanzien van het Muiderslot niet.

De echoput in het arrest van de Hoge Raad waarnaar wordt verwezen is een Efteling-achtige attractie en ook de forellenkwekerij uit een ander arrest heeft een ander karakter dan het Muiderslot.

Alleen op woensdag is er een valkenier aanwezig bij de uitgang van het slot. Dat is slechts een bijzaak; mensen komen niet naar het slot voor die valkenier. De tuin bij het Muiderslot is ook geheel afgestemd op het verleden.

Ik ben zelf ook naar het Muiderslot geweest en heb daarbij mijn kind van 7 jaar meegenomen. Mij werd toen geadviseerd het kind met een schoolgroep mee te laten lopen, omdat ze het verhaal bij de rondleiding anders niet zou begrijpen. De rondleiding bij het Muiderslot is niet te vergelijken met een rondvaart zoals verweerder stelt, want dat is juist een toeristische attractie en dus van een heel andere orde.

Verweerder:

Het is voldoende dat het publiek in het Muiderslot vermaak kan vinden. Het is inderdaad zoals belanghebbende stelt geen kermisattractie of iets dergelijks, maar wetenschappelijk is het ook niet. De verhalen die bij de rondleidingen worden verteld zijn lichtvoetig en goed te volgen door kinderen vanaf de bovenbouw van de lagere school (groep 6 tot en met 8). Het is vergelijkbaar met hetgeen wordt verteld als je met een rondvaart door de grachten vaart. In het verleden zijn er ook gidsen geweest met bijvoorbeeld een technische opleiding en geen historische.

Partijen hebben desgevraagd verklaard geen bezwaar te hebben tegen het niet anonimiseren van de uitspraak.

6. Beoordeling van het geschil

6.1.1. Belanghebbende betoogt dat de activiteiten van het Muiderslot niet onder het begrip vermakelijkheden in de zin van artikel 1 van de Verordening en artikel 229, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet vallen. Belanghebbende leidt uit de jurisprudentie, onder meer het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1931, NJ 1937, 76, af dat de hoofddoelstelling van belanghebbende beslissend is voor de vraag of gesproken moet worden van een inrichting tot het geven van vermakelijkheden. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de bedrijfsvoering is afgestemd op deze hoofddoelstelling alsmede of de activiteiten overigens niet als vermaak kunnen worden betiteld, aldus belanghebbende. Uit het hoofddoel van de stichting, zoals verwoord in artikel 2 van de statuten, alsmede de aansluiting van belanghebbende bij het museumregister, de omstandigheid dat de activiteiten van belanghebbende zijn gericht op het conserveren en doorgeven van verworven kennis, en het wetenschappelijke, educatieve en culturele karakter van belanghebbende leidt belanghebbende af dat een bezoek aan het Muiderslot niet in hoofdzaak vermakelijk is. Er is volgens belanghebbende zeker wel een element van amusement en ontspanning te onderkennen in de activiteiten van belanghebbende, maar dit doet niet af aan het hoofddoel van belanghebbende, namelijk de instandhouding van het slot, het tonen van de terreinen en de collectie alsmede het doorgeven van verworven kennis van het verleden.

6.1.2. Belanghebbende betoogt dat uit de in de literatuur gangbare definitie van het begrip vermakelijkheid volgt dat bepaalde gebieden naar hun aard niet tot het gebied van het vermaak behoren. Belanghebbende doelt hier met name op de gebieden wetenschap, godsdienst, politiek en cultuur. Nu belanghebbende een instelling is met voornamelijk een wetenschappelijk/cultureel karakter, valt zij naar haar aard niet onder het begrip vermakelijkheid.

6.1.3. Belanghebbende wijst nog op het permanente karakter van de inrichting van het Muiderslot, alsmede de omstandigheid dat belanghebbende niet gericht is op het maken van winst. Het Muiderslot is geen evenement, attractie of pretpark dat specifiek tot stand is gebracht om plezier en amusement te verschaffen. Het gaat om een cultuurhistorisch erfgoed dat in stand wordt gehouden om het publiek in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de geschiedkundige cultuur.

6.2.1. Verweerder betoogt dat de publieksactiviteiten van belanghebbende dienen te worden beschouwd als vermakelijkheden in de zin van artikel 1 van de Verordening en artikel 229, eerste lid, onderdeel c, van de Gemeentewet. Verweerder leidt uit de jurisprudentie (onder meer uit HR 10 november 1937, NJ 1938, 91, HR 24 januari 1940, NJ 1940, 140 en de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch van 21 januari 1972, nr. 226/1971, BNB 1973/17) af dat, om van een vermakelijkheid te kunnen spreken, het niet noodzakelijk is dat het verschaffen van ontspanning of vermaak door de gever van de vermakelijkheden wordt beoogd, doch dat het voldoende is dat de bezoekers in het getoonde of vermelde amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak kunnen vinden. Uit de publieksactiviteiten die belanghebbende verricht, waarvan het geven van rondleidingen de belangrijkste zijn en uit de inhoud, de strekking en het niveau van hetgeen wordt verteld en vertoond, leidt verweerder af dat bezoekers hierin amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak kunnen vinden, zodat deze activiteiten dienen te worden beschouwd als vermakelijkheden in de zin van de Verordening en de Gemeentewet.

6.2.2. Verweerder heeft gesteld dat de activiteiten van belanghebbende niet kunnen worden gekenschetst als van een uitsluitend wetenschappelijk of cultureel karakter. Uit de jurisprudentie met betrekking tot de vrijstellingsbepalingen in verordeningen kan worden afgeleid aan welke eisen moet worden voldaan om van een activiteit met een (uitsluitend) wetenschappelijk karakter te kunnen spreken. De rondleidingen die belanghebbende voor de bezoekers organiseert kunnen niet als wetenschappelijk worden beschouwd; zij zijn begrijpelijk voor een publiek van alle leeftijden en opleidingsniveaus. Dat geldt ook voor de extra activiteiten die belanghebbende organiseert. Uit de jurisprudentie volgt dat kunsttentoonstellingen in het algemeen ook als belaste activiteiten worden aangemerkt. Dit betekent dat ook de vaste en wisselende tentoonstellingen in het Muiderslot als vermakelijkheden kunnen worden aangemerkt.

6.3.1. Naar het oordeel van het Hof is, anders dan belanghebbende bepleit, niet het hoofddoel van de stichting van belang voor de vraag of er al dan niet sprake is van een vermakelijkheid, doch het karakter van de voor bezoek opengestelde inrichting, het doel van het bezoek en de feitelijke ervaring die daarbij wordt ondergaan. Reeds voldoende om te kunnen spreken van een vermakelijkheid is dat het publiek in het vertoonde of getoonde ontspanning of vermaak kan vinden. Uit de feiten vermeld zoals onder 3.3 tot en met 3.6, alsmede hetgeen partijen ter zitting omtrent door belanghebbende verzorgde activiteiten hebben vermeld, alles in onderlinge samenhang bezien, leidt het Hof af dat bezoekers aan een bezoek aan het Muiderslot amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak kunnen vinden, zodat geconcludeerd moet worden dat belanghebbende vermakelijkheden geeft in de zin van voornoemde artikelen in de Verordening en de Gemeentewet. Uit deze feiten leidt het Hof tevens af dat deze activiteiten niet zozeer wetenschappelijk van karakter zijn dat zij naar haar aard niet onder het begrip vermakelijkheid zouden vallen. Dat de door belanghebbende verzorgde rondleidingen ook een educatieve waarde hebben, doet daaraan niet af.

6.3.2. Dat belanghebbende een (geregistreerd) museum en een monument is staat er niet aan in de weg dat de activiteiten die belanghebbende organiseert als vermakelijkheden dienen te worden aangemerkt. Onjuist is de opvatting dat een instelling specifiek tot stand zou moeten zijn gebracht met het oogmerk om vermaak te verschaffen om te kunnen spreken van een vermakelijkheid in de zin van de Verordening en de Gemeentewet. Ook de omstandigheid dat belanghebbende geen winst beoogt is niet relevant voor de vraag of sprake is van een vermakelijkheid. Belanghebbendes onder 6.1.3 verwoorde grieven kunnen dan ook niet slagen.

6.4. Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat andere gemeenten in Nederland noch van kastelen, noch van (rijks)musea vermakelijkhedenretributie heffen. Het Hof vat dit op als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het Hof is met verweerder van oordeel dat, zelfs al zou de stelling van belanghebbende juist zijn, dit niet van belang is voor de belastingheffing van belanghebbende. Gemeenten hebben, binnen de regels van de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, een autonome bevoegdheid om belasting te heffen. Het staat gemeenten vrij al dan niet een vermakelijkhedenretributie in te voeren, zij zijn daartoe niet verplicht. Belanghebbende trekt een (niet nader onderbouwde) vergelijking met kastelen en musea gelegen buiten de gemeentegrenzen van de gemeente Muiden. Reeds omdat op deze kastelen en musea de Verordening niet van toepassing is, is er geen sprake van rechtens gelijke gevallen. Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel kan dan ook niet slagen.

7. Proceskosten

Nu de uitspraak in stand blijft en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 3 maart 2004 door mrs. Van Loon, Steenbergen en Kruimel, in tegenwoordigheid van mr. Rentenaar-Groot als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.

De griffier is verhinderd deze uitspraak

mede te ondertekenen.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.