Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-03-2004, AO6986, 04/00341

Gerechtshof Amsterdam, 25-03-2004, AO6986, 04/00341

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 maart 2004
Datum publicatie
7 april 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2004:AO6986
Zaaknummer
04/00341
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:81, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:84

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorziening. Connexiteitseis bij ontbreken bezwaar of beroep. Er kan niettemin reden zijn voor een treffen van een voorlopige voorziening, indien een wél aanhangige be-zwaar- of beroepsprocedure een besluit betreft dat kennelijk onrechtmatig is genomen en de vernietiging van dat besluit directe gevolgen heeft voor de onherroepelijk vaststaande aansla-gen waarvoor de schorsing wordt gevraagd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

UITSPRAAK VAN DE VOORZIENINGENRECHTER ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8:84 VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

inzake: X te Z, verzoeker,

tegen: de inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

Bij schrijven van 26 januari 2004 heeft Y namens verzoeker een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, waarbij hij verzoekt om een tijdelijke schorsing voor de naheffingsaanslagen loonbelasting 1997 en 1998 ten name van A Beheer B.V. en de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) 1993 ten name van verzoeker, een en ander onder verwijzing naar een lopende beroepsprocedure inzake de (navorderings-)aanslagen IB/PVV 1996 tot en met 1999 ten name van verzoeker.

De inspecteur heeft gereageerd bij schrijven van 10 februari 2004.

Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 februari (…) en 10 maart 2004 (..).

2. Karakter voorlopige voorziening

Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.

Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.

3. Feiten en omstandigheden

3.1. Aan verzoeker zijn (navorderings-)aanslagen IB/PVV over de jaren 1996 tot en met 1999 opgelegd die onderwerp zijn van de lopende beroepsprocedure met ken-merk 03/01606.

3.2. In zijn verweerschrift heeft de inspecteur geconcludeerd tot vernietiging van de navorderingsaanslag over 1996 ad EUR 195.307 en tot ambtshalve vermindering van de oorspronkelijk ambtshalve opgelegde aanslag over 1996 tot een naar een belast-baar inkomen van NLG 1.221 (EUR 554), conform een overgelegd controlerapport.

3.2. Over de jaren 1997 tot en met 1999 bestaan tussen partijen diverse geschilpun-ten, waaronder de omvang van de als gebruikelijk loon van A Beheer B.V. in aanmerking te nemen bedragen. De inspecteur is vooralsnog uitgegaan van NLG 150.000 per jaar en heeft het aangegeven belastbare inkomen onder meer met die bedragen verhoogd. Tevens zijn te dier zake naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd aan A Beheer B.V. van in totaal EUR 91.555,53. Tegen de naheffingsaan-slagen zijn te laat bezwaarschriften ingediend, die dan ook niet-ontvankelijk zijn verklaard. De naheffingsaanslagen staan daarmee onherroepelijk vast.

3.3. Verzoeker vraagt voorts de aanslag IB/PVV 1993 (volgens de inspecteur ter zitting: ad EUR 4.151) tijdelijk te schorsen tot op het beroep inzake de navorderings-aanslag IB/PVV 1996 is beslist. Hij veronderstelt dat die procedure zal leiden tot vaststelling van een zodanig groot verlies dat de aanslag over 1993 tot nihil zal worden verminderd.

Blijkens de gedingstukken was eerder een primitieve aanslag IB/PVV 1996 opgelegd naar een ambtshalve vastgesteld belastbaar inkomen van NLG 200.000.

3.4. Verzoeker heeft op 15 en 17 oktober 1993 verzocht om uitstel van betaling te willen verlenen voor de naheffingsaanslagen van A Beheer B.V. en voor de aan hemzelf opgelegde aanslag IB/PVV 1993. De ontvanger heeft zich daartoe bereid verklaard onder de voorwaarde dat verzoeker zekerheid stelt, bij voorkeur in de vorm van een bankgarantie van EUR 150.000. Verzoeker is tegen die beslissingen in beroep gegaan bij de directeur. Deze heeft het beroep op 20 januari 2004 afgewezen.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

Ter zitting van 25 februari 2004 is daaraan toegevoegd, zakelijk weergegeven:

4.1. Namens verzoeker: Ik heb nog onvoldoende kans gehad om met de inspecteur te praten over een compromissoire oplossing van alle geschillen die onder de vorige gemachtigde zijn ontstaan.

4.2. Namens de inspecteur: Voor de (navorderings-) aanslagen waartegen beroep loopt, is vooralsnog uitstel van betaling verleend zonder het stellen van voorwaarden. De totale belastingschuld van verzoeker, volgens de pleitnota EUR 483.868,95, moet nog worden verminderd met EUR 195.307 inzake de te laat opgelegde navorderings-aanslag 1996. Ook dient de bij A Beheer B.V. nageheven loonbelasting ad EUR 91.555,53 nog met de aanslagen over 1997 en 1998 te worden verrekend.

Er staan ook nog belastingschulden open over volgende jaren.

Ik ben bereid om met de huidige gemachtigde naar een oplossing te zoeken.

Ter zitting van 10 maart 2004 is daaraan toegevoegd, onder verwijzing naar de stukken inzake het mislukte compromis, zakelijk weergegeven:

4.3. Namens verzoeker: Ik heb geprobeerd aan de hand van de werkelijke bedragen een situatie na te bootsen die voor de belastingdienst acceptabel zou zijn geweest indien die in eerste aanleg zou zijn gepresenteerd. De inspecteur gaat nu voor twee ankers liggen: én gebruikelijk loon bijtellen én uitdelingen in aanmerking nemen. Dan blijft verzoeker met grote, waardeloze vorderingen op A Beheer B.V. zitten. Zijn financiële positie is thans slecht omdat zijn uitvinding nog steeds niet rendabel kan worden geëxploiteerd. Verzoeker heeft daar grote verwachtingen van. Ook draait zijn B.V. B redelijk goed.

Als er snel uitspraak kan worden gedaan in het lopende beroep, dan kan de nagehe-ven loonbelasting met de inkomstenbelasting worden verrekend.

4.4. Namens de inspecteur: Ik heb in het voorgestelde compromis al heel grote stappen genomen. Verder wens ik niet te gaan.

De verliezen stapelen zich op; wat mij betreft is het nu 'einde verhaal'. Verzoeker heeft zijn krediet bij de ontvanger verspeeld. We gaan door met het treffen van invorderingsmaatsregelen.

5. Beoordeling van het verzoek

5.1. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening strekt tot de tijdelijke schorsing van de naheffingsaanslagen loonbelasting 1997 en 1998 ten name van A Beheer B.V. en de aanslag IB/PVV 1993 ten name van verzoeker.

Het treffen van een voorlopige voorziening is alleen mogelijk indien hetzelfde besluit voorwerp is van een bezwaar- of beroepsprocedure, het 'connexiteitsvereiste'.

De hiervoor vermelde aanslagen staan reeds onherroepelijk vast. Een directe con-nexiteit ontbreekt derhalve.

5.2. Er kan niettemin reden zijn voor een treffen van een voorlopige voorziening, indien een wél aanhangige bezwaar- of beroepsprocedure een besluit betreft dat kennelijk onrechtmatig is genomen en de vernietiging van dat besluit directe gevol-gen heeft voor de onherroepelijk vaststaande aanslagen waarvoor de schorsing wordt gevraagd.

5.3.1. Een geval als hiervoor bedoeld doet zich ten aanzien van de aanslag IB/PVV 1993 niet voor. De vernietiging van de in beroep bestreden navorderingsaanslag IB/PVV 1996 heeft niet tot rechtstreeks gevolg dat over 1996 een verlies wordt vastgesteld dat met het belastbare inkomen over 1993 zal worden verrekend. Er is dan ook geen reden de aanslag IB/PVV 1993 tijdelijk te schorsen totdat op het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 1996 is beslist.

5.3.2. De inspecteur heeft ervoor gekozen om ter zake van het gebruikelijk loon van verzoeker naheffingsaanslagen op te leggen aan A Beheer B.V. Consequentie van deze handelwijze is dat de nageheven bedragen, die onherroepelijk vaststaan, in beginsel dienen te worden verrekend met de aanslagen IB/PVV van verzoeker over de desbetreffende jaren. Een eventuele vermindering van de aanslagen IB/PVV 1997 en 1998 van verzoeker in verband met lagere bedragen aan gebruikelijk loon heeft geen directe gevolgen voor de aan A Beheer B.V. opgelegde naheffingsaanslagen. Connexiteit als onder 5.2. geschetst doet zich te dezen dan ook niet voor.

5.4. Het vorenstaande voert tot de conclusie dat verzoeker vergeefs via de omweg van connexiteit met de besluiten die onderwerp zijn van de beroepsprocedure IB/PVV 1996 tot en met 1999, tracht te bereiken dat de aanslag IB/PVV 1993 en de naheffingsaanslagen loonbelasting van A Beheer B.V. over 1997 en 1998 tijdelijk worden geschorst.

5.5. Waar verzoeker overigens bedoelt te bereiken - en in wezen is dat de kern - dat de invorderingsmaatregelen van de ontvanger ongedaan worden gemaakt, althans gematigd, is de fiscale voorzieningenrechter daartoe niet bevoegd, aangezien tegen de desbetreffende beslissing van de directeur geen beroep bij de belastingkamer van het Hof openstaat.

5.6. Intussen blijft de noodzaak bestaan dat verzoeker op zo kort mogelijke termijn een definitieve beslissing krijgt op zijn beroepschrift, opdat de werkelijk verschul-digde belastingbedragen komen vast te staan en de ontvanger zich bij het eisen van zekerheid of andere invorderingsmaatregelen op die werkelijke bedragen kan base-ren.

Het beroep met kenmerk 03/01606 zal daartoe zo spoedig mogelijk worden behan-deld, en wel ter zitting van de Derde Meervoudige Belastingkamer van 28 april 2004.

5.7. De slotsom luidt dat het verzoek tot tijdelijke schorsing van de aanslag IB/PVV 1993 en de naheffingsaanslagen loonbelasting 1997 en 1998 van A Beheer B.V. wordt afgewezen.

6. Proceskosten

De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig om een partij te veroordelen in de proceskosten.

7. Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voor-ziening af.

Gewezen door mr. Schaap als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2004.

De voorzieningenrechter heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of beroep in cassatie open.