Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2004, ECLI:NL:GHAMS:2004:BW2420 AO8870, 03/01978
Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2004, ECLI:NL:GHAMS:2004:BW2420 AO8870, 03/01978
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 februari 2004
- Datum publicatie
- 4 mei 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2004:AO8870
- Zaaknummer
- 03/01978
Inhoudsindicatie
Het Hof acht belanghebbende niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat er gronden zijn voor de afwaardering van een vordering op een zustervennootschap. Uit de stukken leidt het Hof af dat belanghebbende geen rechthebbende tot de vordering meer was, nog voordat de door haar gestelde, tot afwaardering nopende omstandigheden zich voordeden.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap X BV te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst R, de inspecteur.
1. Loop van het geding
1.1. Van belanghebbende is op 24 april 2003 ter griffie van het Gerechtshof een beroepschrift ontvangen, ingediend door mr. A (A Belastingadviseurs) te Z als gemachtigde van belanghebbende (hierna: gemachtigde). Het beroepschrift is aangevuld bij brief met bijlagen van gemachtigde van 30 mei 2003. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 18 maart 2003, betreffende de ten name van belanghebbende genomen beschikking als bedoeld in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) inzake de vaststelling van het verlies van het jaar april 1999/maart 2000.
1.2. Het verlies van het jaar 1999/2000 is bij beschikking van 18 mei 2002 vastgesteld op ƒ 0. Na bezwaar tegen deze beschikking heeft de inspecteur het verlies bij de bestreden uitspraak nader vastgesteld op ƒ 20.406.
1.3. Het beroep strekt uiteindelijk tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot een vaststelling van het verlies op ƒ 288.471.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
1.5. De zaak is behandeld ter zitting van 3 december 2003. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is een naar Nederlands recht opgerichte en in Nederland gevestigde besloten vennootschap. De aandelen in belanghebbende worden voor 100 percent gehouden door de te Curaçao gevestigde X NA NV, van welke vennootschap de aandelen op haar beurt voor 100 percent worden gehouden door de op een van de Bermuda-eilanden gevestigde vennootschap B Ltd. De aandelen in B Ltd worden gehouden door C Ltd., een te Hong Kong gevestigde beursgenoteerde vennootschap. De C-groep houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling en exploitatie van onroerend goed.
2.2. C Ltd is tevens voor 100 percent houder van de aandelen in D NV welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder is van E B.V.
2.3. Belanghebbende en E BV hielden zich tot de jaren 1996-1997 bezig met het verstrekken van doorstroomleningen en het doorfactureren van management fees. Ter zake van deze activiteiten was met de Belastingdienst geen ruling of winstvaststellingsafspraak over-eengekomen.
2.4. Belanghebbende had een vordering in rekening-courant op E BV. Deze vordering is ontstaan doordat E BV af en toe over onvoldoende middelen beschikte om de haar opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting te betalen. Het verloop van het saldo van deze vordering is als volgt:
1996/1997 ƒ 83.437
1997/1998 268.437
1998/1999 268.065
1999/2000 268.065
Van deze geldverstrekking is geen leenovereenkomst opgesteld. Voorts zijn met betrekking tot die geldverstrekking geen zekerheden bedongen en is er geen aflossingsregeling overeengekomen. Rente is niet in rekening gebracht, althans niet betaald.
2.5. Op 25 februari 2000 heeft B Ltd voor $ 15.000 haar dochtervennootschap D NV, met inbegrip van B BV, verkocht aan F Ltd, een vennootschap opgericht naar het recht van de Britse Maagdeneilanden en feitelijk gevestigd te Hong Kong. F Ltd is niet gelieerd met B Ltd.
2.6. Door middel van een zogenoemde 'Deed of assignment' zijn HKT Ltd als 'assignor' en F Ltd als 'assignee' op 25 februari 2000 het volgende overeengekomen:
"WHEREAS:
(A)
(…)
As at 31 December 1999, the books of X BV showed a current account due by E BV (…) of NLG 268,065 and the Assignor has agreed to assign to the Assignee and the Assignee has agreed to assume from the Assignor the E Debt.
(B)
In consideration of an amount equal to the amount of the E BV Debt to be paid by the Assignee to the Assignor. The parties hereto have agreed to execute and deliver this Deed whereby the Assignee will acquire the rights benefit and title to the E BV Debt on the terms hereinafter appearing.
NOW WITTNESSES:
1. In consideration of the Assignee assuming the E BV Debt, the Assignor, as beneficial owner, hereby assigns to the Assignee absolutely all of its rights, title and interest in the E BV Debt free and clear from an claims, charges, liens, encumbrances, defects of any kind whatsoever to the intent that the Assignee shall be the legal and beneficial owner thereof and shall be solely and absolutely entitled thereto to the exclusion of the Assignor as from the date hereof.
2. The Assignor hereby confirms to the Assignee that the E BV Debt is due and owned by E BV and that it has not previously been assigned.
(…)
4. The Assignor hereby unconditionally and irrevocably covenants and undertakes with the Assignee that:
i. it will give to the Assignee a notice of assignment addressed to E BV forthwith upon execution of this Deed;
ii. It will not do any act in which the Assignee may be prevented or hindered from enforcing the payment of the E BV Debt.
(…)
6. X shall forfeit a penalty of USD $60,000 in case of default under this agreement (…).
(…)
8. This deed shall be governed by and interpreted in accordance with the laws of the the Hong Kong Special Administrative Region of the People's Republic of China (…)."
2.7. In een specificatie van de commerciële en fiscale balans van belanghebbende per 31 maart 1999 is de vordering op E BV onder de activa voor ƒ 268.065 verantwoord.
2.8. De winst- en verliesrekening van belanghebbende over de periode van 1 april 1999 tot en met 31 maart 2000 vermeldt onder meer het volgende:
"INKOMSTEN 0,00
KOSTEN:
(…)
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening (20.406,00)
BUITENGEWONE RESULTATEN (baten/(lasten)):
- Afboeking vordering op E BV 268.065,00
- Voorziening hoofdelijke aansprakelijkheid 148.750,00
(416.815,00)
Resultaat voor belasting (437.221,00)"
De door belanghebbende in haar aangifte vennootschapsbelasting 1999/2000 aangegeven belastbare winst bedraagt -/- ƒ 437.221.
2.9. Een namens belanghebbende aan de inspecteur gerichte brief van 19 maart 2002 luidt onder meer als volgt:
"By way of background you should know that both E BV and X BV used to belong to the C Group of Companies, (…).
In 1999 (…) the shares in E BV were sold to the F Group (…). The purchaser, however, never fulfilled its obligations and moreover the company was afraid to be held responsible for certain penalties to be incurred, for which the provision for joint and several liability was formed (…).
Thusfar, no liability has materialised. However, the purchase price for the transaction was never paid and moreover the assignment was never executed as stipulated in the relevant agreement.
The receivable on E BV was written off because we found out that E BV had financial difficulties and was no longer fulfilling its legal and tax obligations in the Netherlands. The F Group refused to take responsibility and was claiming that we never properly delivered the E files; the actual purchaser of E BV (…) has disappeared. (…)
After the sale of E BV the purchaser never fulfilled its contractual obligation to pay off this current account nor was the assignment properly executed. (…)
Moreover we never received the purchase price, nor was the receivable paid. Due to lack of securities we will not be able to collect the monies due to us."
2.10. Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Z betreffende E BV vermeldt dat die vennootschap is ontbonden en met ingang van 7 mei 2002 is opgehouden te bestaan.
3. Geschil
In geschil is de vraag of het verlies van belanghebbende over het jaar 1999/2000 dient te worden verhoogd met ƒ 268.065 ter zake van de afboeking van een vordering op E BV. Voorts is in geschil of de inspecteur met het niet aanvaarden van deze afboeking het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting van 3 december 2003.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2.4 vermelde geldverstrekking van belanghebbende aan E BV (hierna ook: de geldverstrekking) op instigatie van de aandeelhouder van belanghebbende heeft plaatsgevonden en dat deze geldverstrekking aan die aandeelhouder moet worden toegerekend. Voorts wijkt de wijze waarop de geldverstrekking is vormgegeven zozeer af van hetgeen in bancaire verhoudingen gebruikelijk is, terwijl bovendien een commerciële relatie tussen belanghebbende en E BV ontbrak, dat de inspecteur concludeert dat belanghebbende slechts ten gerieve van haar aandeelhouder tot de geldverstrekking kan zijn overgegaan. Voorts acht de inspecteur het opmerkelijk dat belanghebbende geen partij was bij de onder 2.6 aangehaalde Deed of Assignment
5.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de geldverstrekking op zakelijke gronden heeft plaatsgevonden en dat er ten tijde van die geldverstrekking geen gronden waren om aan te nemen dat E BV de geldverstrekking niet zou kunnen aflossen. B Ltd heeft de vordering van belanghebbende/de schuld van E BV aan F Ltd gecedeerd, met de kennelijke bedoeling dat F Ltd. de schuld van E BV aan belanghebbende zou voldoen. Nu E BV na de vervreemding van de aandelen in D NV aan F Ltd niet in staat is gebleken om de vordering van belanghebbende af te lossen, dient deze vordering ten laste van de winst te worden afgeboekt. Belanghebbende acht de juridische vormgeving van de Deed of Assignment merkwaardig, omdat het ook naar het recht van Hong Kong niet mogelijk zou zijn dat een moedervennootschap beschikt over een vordering die tot het vermogen van een dochtervennootschap behoort.
5.3. Naar het oordeel van het Hof moet, zoals belanghebbende ter zitting door het Hof is voorgehouden en door haar niet is ontzenuwd, uit de Deed of Assignment worden afgeleid dat B Ltd uiterlijk op 25 februari 2000 juridisch dan wel economisch eigenaar is geworden van de vordering van belanghebbende welke is ontstaan uit de geldverstrekking. In onderdeel 1 van deze Deed of Assignment is B Ltd immers als 'beneficial owner' van de E Debt aangeduid. Voorts is in onderdeel (B) onder 'WHEREAS' vermeld dat F Ltd de 'rights benefit and title to the E BV Debt' zal verwerven. Dat belanghebbende geen rechthebbende op de vordering meer was, vindt ook bevestiging in de omstandigheid dat van enige poging van haar om de vordering te innen, niet is gebleken.
5.4. Uit het overwogene onder 5.3 leidt het Hof af dat B Ltd hetzij door middel van een vervreemding, hetzij (middellijk) door middel van een uitkering van dividend, op enig moment voorafgaand aan de totstandkoming van de Deed of Assignment juridisch dan wel economisch eigenaar is geworden van de vordering die belanghebbende op E BV had. Nu feiten of omstandigheden die een afwaardering van de vordering van belanghebbende op E BV vóór 25 februari 2000 zouden rechtvaardigen niet zijn gesteld en ook overigens niet aannemelijk zijn geworden, moet worden aangenomen dat die vordering tegen de nominale waarde daarvan het vermogen van belanghebbende heeft verlaten. Indien wordt aangenomen dat belanghebbende haar vordering op E BV aan B Ltd heeft vervreemd, is niet aannemelijk geworden dat zij daarvoor enige tegenprestatie heeft ontvangen. Derhalve dient ook in dat geval ervan te worden uitgegaan dat de nominale waarde van de vordering op E BV aan haar vermogen is onttrokken. Aan het vorenstaande verbindt het Hof als conclusie dat er geen gronden zijn die een afwaardering van de vordering op E BV ten laste van het resultaat van belanghebbende rechtvaardigen.
5.5. Belanghebbende heeft subsidiair gesteld dat het de inspecteur redelijkerwijs bekend was dat zij aan een gelieerde vennootschap gelden had verstrekt en dat er over die vordering geen rente in rekening werd gebracht. Nu voorts de verantwoording van die geldverstrekking in de aangiften van belanghebbende over de aan het onderhavige jaar voorafgaande jaren is gevolgd en de inspecteur deze niet als aan het vermogen van belanghebbende onttrokken beschouwde, meent belanghebbende dat het vertrouwensbeginsel aan de door de inspecteur in aanmerking genomen correctie van het verlies 1999/2000 in de weg staat. Het Hof verwerpt deze stelling van belanghebbende, reeds omdat uit de gedingstukken blijkt dat de vordering op E BV op de eindbalans van het boekjaar 1998/1999 nog voor de nominale waarde was opgenomen, zodat moet worden aangenomen dat het aan het vermogen van belanghebbende onttrekken van de vordering in de loop van het boekjaar 1999/2000 heeft plaatsgevonden.
5.6. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het gelijk aan de inspecteur is.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond
De uitspraak is vastgesteld op 25 februari 2004 door mrs. Den Boer, voorzitter, Van der Ouderaa en Slijpen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Schiltkamp als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.