Home

Gerechtshof Amsterdam, 13-07-2004, AQ7126, 01/90034 DK en 01/90035 DK

Gerechtshof Amsterdam, 13-07-2004, AQ7126, 01/90034 DK en 01/90035 DK

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
13 juli 2004
Datum publicatie
23 augustus 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ7126
Zaaknummer
01/90034 DK en 01/90035 DK

Inhoudsindicatie

Hoewel software - zoals de onderhavige besturingssystemen - als immaterieel economisch goed moet worden aangemerkt dat als zodanig niet onder het gemeenschappelijk douanetarief valt, is de Douanekamer van oordeel dat, nu deze software is geïncorporeerd in de laptops, de ingevoerde goederen waarvan de bepaling van de douanewaarde in casu in geschil is, laptops inclusief de daarop geïnstalleerde besturingssystemen zijn. Steun voor dit oordeel vindt de Douanekamer in het arrest Brown Boveri (Hof van Justitie van 18 april 1991, nr. C-79/89). Naar het oordeel van de Douanekamer behoren tot de onder art. 32, lid 1, aanhef en onderdeel b, sub i tot en met iii, CDW vermelde zaken, in elk geval naar de letter, niet besturingssystemen als de onderhavige. Zij twijfelt echter of door de belichaming van de besturingssystemen in de laptop, de (gratis) toelevering daarvan naar de ratio van het voormelde artikel, moet worden gezien als een goed waarvan de waarde de transactiewaarde (art. 29 CDW) van de ingevoerde laptops moet verhogen, en stelt het Hof van Justitie de volgende prejudiciële vraag: moet bij de invoer van computers waarop door de verkoper besturingssystemen zijn geïnstalleerd, de transactiewaarde van die computers op de voet van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het CDW, worden verhoogd met de waarde van de door de koper kosteloos aan de verkoper ter beschikking gestelde programmatuur, indien de waarde daarvan niet in de transactiewaarde is begrepen?

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Douanekamer

Uitspraak

In de zaken nrs. 01/90034 DK (voorheen: 0268/2001 TC) en 01/90035 DK (voorheen: 0269/2001 TC)

de dato 13 juli 2004

1. De procedure

1.1. Op 4 januari 2001 zijn bij de Tariefcommissie te Amsterdam twee beroepschriften ingekomen van A, verbonden aan B. Belastingadviseurs te Z, namens C te Y, belanghebbende. De beroepschriften zijn aangevuld bij brieven van 27 april 2001 en 15 mei 2001.

1.1.1. Het beroep in de zaak met het kenmerk 01/90034 DK heeft betrekking op de uitspraak van de inspecteur van 28 november 2000, kenmerk ........, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van 24 december 1999, nummer ........., ten bedrage van f 438.605,60 aan douanerechten werd afgewezen.

1.1.1. Het beroep in de zaak met het kenmerk 01/90035 DK heeft betrekking op de uitspraak van het Hoofd van het Douanedistrict Arnhem (hierna: de inspecteur) van 28 november 2000, kenmerk ........., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van 28 december 1998, nummer .................., ten bedrage van f 2.194.982,-- aan douanerechten, welke inmiddels bij afzonderlijke beschikking van 21 december 1999 met kenmerk .............. is verlaagd tot een bedrag van f 353.168,60 aan douanerechten, werd afgewezen.

1.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie voor elk van de zaken een griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.

1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de Douanekamer van 30 januari 2003 te Amsterdam. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende D en als gemachtigde van belanghebbende A van B, tot bijstand vergezeld van zijn kantoorgenoot E, alsmede, namens de inspecteur, F en G.

Partijen hebben elk een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de Douanekamer en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de inspecteur heeft belanghebbende bij haar pleitnota twee bijlagen gevoegd. De Douanekamer rekent de pleitnota’s, alsmede de bij de pleitnota van belanghebbende gevoegde bijlagen tot de stukken van het geding.

2. De vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende maakt deel uit van het internationale concern H, producent en wereldwijd leverancier van gegevenswerkende apparatuur en onderdelen daarvoor. Belanghebbende houdt zich bezig met de marketing, verkoop en distributie van deze apparatuur in Europa. Zij beschikt daartoe over een distributiecentrum in Y (Nederland).

2.2. De eveneens tot het H concern behorende I, gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika (hierna: I) heeft met softwareproducent J een overeenkomst gesloten op grond waarvan door of namens H geproduceerde computers mogen worden voorzien van na te melden software van J en tezamen doorverkocht. De software waarop de overeenkomst ziet betreft de besturingssystemen K en L (hierna: de besturingssystemen) die tegen een betaling van US $ 31 per computer mogen worden geïnstalleerd.

2.3. H heeft bij twee fabrikanten van computers, M en N, ieder gevestigd in Taiwan, laptopcomputers gekocht, waarbij is overeengekomen dat de harde schijven van de laptopcomputers bij aflevering zijn voorzien van de besturingssystemen. De fabrikanten hebben deze software kosteloos van I ter beschikking gekregen, en tezamen met specifieke aansturingsprogramma’s (drivers) die door H zelf zijn ontwikkeld, op de laptopcomputers geïnstalleerd. Daarna zijn de laptopcomputers met het oog op verkoop in de Gemeenschap free on board (hierna: FOB) Taiwan geleverd.

2.4. I heeft de onder 2.3 bedoelde laptopcomputers op haar beurt verkocht aan belanghebbende. De laptops zijn rechtstreeks vanuit Taiwan naar Nederland vervoerd. Na aankomst in Nederland zijn de laptopcomputers, al dan niet na een periode van opslag in het entrepot type E van belanghebbende in Y voor het vrije verkeer aangegeven. In het jaar 1996 heeft belanghebbende in totaal 100.356 laptopcomputers voor het vrije verkeer aangegeven, in het jaar 1997 in totaal 163.269 stuks.

2.5. Bij de bepaling van de douanewaarde van de voor het vrije verkeer aangegeven laptops is met toepassing van artikel 29 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) juncto artikel 147 van de Uitvoeringsverordening CDW (hierna: UCDW) uitgegaan van de verkoopprijs tussen de fabrikanten en I. De waarde van de besturingssystemen is niet begrepen in de prijs. Aangezien de laptops FOB Taiwan zijn geleverd, is de douanewaarde op de voet van artikel 32, eerste lid, onderdeel e, van het CDW verhoogd met de kosten van vracht en verzekering tot de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap. Overige aanpassingen van de douanewaarde hebben bij de aangiften voor het vrije verkeer niet plaatsgevonden.

2.6. Het Landelijk Waardeteam van de douane heeft in 1999 bij belanghebbende een onderzoek verricht naar de juistheid van de aangegeven douanewaarde van de laptop computers welke gedurende het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1997 door belanghebbende voor het vrije verkeer zijn aangegeven. In het op 20 december 1999 van dit onderzoek uitgebrachte rapport stellen de controlerende ambtenaren zich op het standpunt dat de waarde van de op de laptops geïnstalleerde besturingssystemen dient te worden opgenomen in de douanewaarde.

2.7. Het resultaat van het onder 2.6 vermelde onderzoek vormde voor de inspecteur aanleiding de aangegeven douanewaarde te verhogen en de in geschil zijnde uitnodigingen tot betaling aan belanghebbende uit te reiken. Naast enige niet in geschil zijnde correcties is de inspecteur van mening dat belanghebbende ten onrechte de waarde van de software niet in de douanewaarde van de laptopcomputers had begrepen. Over de waarde van de software zijn de volgende bedragen aan douanerechten nagevorderd.

Aantal laptops waarde software gemiddelde koers douanerechten Correctie

1996 100.356 US$ 31 f 1,673925 3,5% f 182.267,50

1e helft 1997 63.426 US$ 31 f 1,86775 3,5% f 128.533,40

2e helft 1997 99.843 US$ 31 f 2,0146857 2,6% f 162.128,80

2.8. Het naar het oordeel van de inspecteur alsnog over het jaar 1996 verschuldigde bedrag van f 182.267,50 is begrepen in de uitnodiging tot betaling van 28 december 1998 met kenmerk ........., welke inmiddels bij afzonderlijke beschikking van 21 december 1999 is verminderd tot f 353.168,60.

Het bedrag van in totaal f 290.662,20 dat naar het oordeel van de inspecteur over het jaar 1997 alsnog verschuldigd is, is begrepen in de uitnodiging tot betaling van 24 december 1999, kenmerk ..................

2.9. Het dossier van de gevoegde zaken bevat de navolgende gedingstukken, welke als bijlagen bij deze uitspraak worden gevoegd:

A. de beroepschriften van 3 januari 2001 met als bijlagen de uitspraken op bezwaar van 28 november 2000, kenmerken ..................... en ..................... .

B. brieven in aanvulling op de beroepschriften van 27 april 2001 en 15 mei 2001 met als bijlagen:

B.1. de uitnodigingen tot betaling van 28 december 1998 en 24 december 1999;

B.2. de bezwaarschriften van 4 januari 1999 en 27 januari 2000;

B.3. de aanvulling op de bezwaarschriften van 11 mei 2000;

B.4 het rapport van het Landelijk Waardeteam van de douane van 20 december 1999, kenmerk ...........

C. de verweerschriften van 25 juli 2001 met de daarbij horende volgende bijlagen:

C.1. de uitspraken op bezwaar (idem bijlagen A);

C.2. een communiqué van het Comité Douanewaarde van de WTO van 8 oktober 1996;

C.3. een verslag van het hoorgesprek tijden de bezwaarfase op 11 mei 2000.

D. Pleitnota van belanghebbende met als bijlagen Besluit 4.1 van het Comité Doua-newaarde, genomen tijdens de tiende bijeenkomst op 24 september 1984 en een verklaring van de voorzitter van het Comité Douanewaarde van de WTO van 24 september 1984.

E. Pleitnota van de inspecteur.

3. Het geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur bij het vaststellen van de douanewaarde terecht op de voet van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het CDW, de transactiewaarde van de laptopcomputers heeft verhoogd met de waarde van de op die laptops geïnstalleerde besturingssystemen.

Niet is in geschil dat de waarde van de software kan worden gesteld op US$ 31 per computer. Ook de berekening van de door de inspecteur aangebrachte overige correcties is tussen partijen niet in geschil.

4. Het standpunt van belanghebbende

4.1. Belanghebbende is van mening dat de waarde van de besturingssystemen niet moet worden begrepen in de douanewaarde van de laptopcomputers. Primair stelt zij zich op het standpunt dat deze geïnstalleerde software niet behoort tot de elementen waarmee op de voet van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het CDW de transactiewaarde, en daarmee de douanewaarde, moet worden verhoogd. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de besturingssystemen zijn aangebracht op een gegevensdrager in de zin van artikel 34 van het CDW en dat de waarde van software op grond van artikel 167 van de UCDW (tekst 1996 en 1997) niet in de douanewaarde hoeft te worden begrepen

4.2. Belanghebbende doet haar standpunten steunen op de gronden welke zij daartoe heeft aangevoerd in de van haar afkomstige stukken. Ter zitting heeft zij, zakelijk weergegeven, nog het volgende aan haar stellingen toegevoegd.

De goederen zijn voor het vrije verkeer aangegeven met toepassing van de domiciliëringsprocedure, waarbij maandelijks een aanvullende aangifte werd ingediend. Bij deze aangiften zijn geen aangiften van gegevens inzake de douanewaarde (formulier D.V.1) overgelegd.

De harddisk zit in de laptopcomputer. Het komt niet voor dat een harddisk met software los wordt ingevoerd. Er zijn wel gevallen bekend waarin de software op een CD-rom én op de laptop stond, en waarbij bij invoer de software niet werd belast. De lidstaten gaan verschillend met deze problematiek om. De materie is zelfs in 1995 of 1996 in het Comité douanewetboek besproken. Ook in het Verenigd Koninkrijk is een procedure aanhangig. De Engelse inspecteur wacht met het doen van een uitspraak op bezwaar totdat de Nederlandse rechter heeft beslist.

4.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraken en tot vermindering van de uitnodiging tot betaling van 24 december 1999, kenmerk ......... met een bedrag van f 290.662,20 en vermindering van de uitnodiging tot betaling van 28 december 1998, kenmerk ........., met een bedrag van f 182.267,50.

5. Het standpunt van de inspecteur

5.1. De inspecteur is van mening dat de waarde van de besturingssystemen op de voet van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het CDW bij de waarde van de laptopcomputers moet worden bijgeteld. Voorts is de inspecteur van mening dat het bepaalde in artikel 34 van het CDW in samenhang met artikel 167 van de UCDW niet van toepassing is, aangezien geen sprake is van de invoer van gegevensdragers, maar van invoer van gegevensverwerkende apparatuur.

5.2. De inspecteur doet zijn standpunt steunen op de gronden welke daartoe zijn aangevoerd in de van hem afkomstige stukken. Ter zitting heeft hij daaraan, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd.

Er zijn geen aangiften van de douanewaarde gedaan noch heeft belanghebbende anderszins de waarde van de besturingssystemen van de waarde van de laptops onderscheiden. Belanghebbende had de besturingssystemen op de factuur moeten onderscheiden en op de aangifte twee tariefposten moeten aangeven: voor de laptop en de gegevensdrager.

5.3. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

6. De rechtsoverwegingen

6.1. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef, van het CDW, voorzover hier van belang, is de douanewaarde van ingevoerde goederen de transactiewaarde van die goederen, dat wil zeggen de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs indien zij voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap worden verkocht, in voorkomend geval na aanpassing overeenkomstig de artikelen 32 en 33.

6.2. Belanghebbende heeft laptopcomputers ingevoerd met daarop besturingssystemen geïnstalleerd. Hoewel software - zoals de onderhavige besturingssystemen - als immaterieel economisch goed moet worden aangemerkt dat als zodanig niet onder het gemeenschappelijk douanetarief valt, is de Douanekamer van oordeel dat, nu deze software is geïncorporeerd in de laptopcomputers, de ingevoerde goederen waarvan de bepaling van de douanewaarde in casu in geschil is, laptopcomputers inclusief de daarop geïnstalleerde besturingssystemen zijn. Steun voor dit standpunt ontleent de Douanekamer aan de rechtsoverwegingen 21 en 22 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) van 18 april 1991, nr. C-79/89 (Brown Boveri), Jurispr. blz. I-1853. Dit arrest betrof een casus waarin programmatuur op een gegevensdrager werd ingevoerd, waarbij de leverancier aan de koper een totaalprijs in rekening had gebracht. De aan het Hof voorgelegde vraag in laatstvermelde zaak betrof de uitlegging van artikel 3, van verordening (EEG) nr. 1224/80 (Pb EG 1980, nr. L134), welke bepaling gelijkluidend is aan artikel 29 van het CDW. In het onderhavige geval echter gaat het niet om de uitlegging van artikel 29 van het CDW, maar om de vraag of de transactiewaarde van de ingevoerde goederen moet worden verhoogd met de waarde van de besturingssystemen die niet in de verkoopprijs zijn begrepen, omdat deze reeds kosteloos door de koper aan de verkoper ter beschikking zijn gesteld.

6.3. Op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW, voorzover hier van belang, dient bij de vaststelling van de douanewaarde, de transactiewaarde van ingevoerde goederen te worden verhoogd met de waarde van de onder i tot en met iv van vermeld onderdeel b, opgesomde goederen en diensten indien deze gratis door de koper worden geleverd om te worden gebruikt bij de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, voorzover deze waarde niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs is begrepen.

6.4. Uit hetgeen onder 6.1 is overwogen vloeit voort dat de verkopers de hen door de koper kosteloos toegeleverde besturingssystemen hebben gebruikt bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen. Onderzocht moet worden of de op de computers geïnstalleerde besturingssystemen behoren tot de goederen waarvan de waarde op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel b, sub i tot en met iii, van het CDW, bij de transactiewaarde moet worden opgeteld. Het betreft:

“i. materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen worden verwerkt;

ii. werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt;

iii. materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden verbruikt;

iv. (...)”

6.5. Naar het oordeel van de Douanekamer behoren tot de onder i, ii en iii van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, vermelde zaken, in elk geval naar de letter, niet besturingssystemen als die welke in geding zijn.

De Douanekamer twijfelt er evenwel aan of door de belichaming van de besturingssystemen in het ingevoerde goed, de toelevering daarvan naar de ratio van artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW, beschouwd moet worden als een goed waarvan de waarde de transactiewaarde van de ingevoerde goederen moet verhogen.

6.6. In het vorenoverwogene ziet de Douanekamer aanleiding het Hof van Justitie op de voet van artikel 234 van het EG-Verdrag om een prejudiciële beslissing te verzoeken zoals onder 7 weergegeven.

7. De beslissing

7.1. De Douanekamer verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen uitspraak te doen over de volgende vraag:

Moet bij de invoer van computers waarop door de verkoper besturingssystemen zijn geïnstalleerd, de transactiewaarde van die computers op de voet van artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het CDW, worden verhoogd met de waarde van de door de koper kosteloos aan de verkoper ter beschikking gestelde programmatuur, indien de waarde daarvan niet in de transactiewaarde is begrepen?

7.2. De Douanekamer houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie uitspraak zal hebben gedaan over deze vraag.

Aldus vastgesteld op 13 juli 2004 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, en mrs. M.E. van Hilten en E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. T.A.J.S. Hesselink, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

De griffier De voorzitter