Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-09-2004, AR2111, 02/07280

Gerechtshof Amsterdam, 02-09-2004, AR2111, 02/07280

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 september 2004
Datum publicatie
15 september 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2004:AR2111
Zaaknummer
02/07280
Relevante informatie
Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 36a, Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 36p

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een LCD-monitor aangeschaft en maakt aanspraak op de energiepremie. Het Hof volgt de inspecteur in zijn stelling dat belanghebbende de aanvraag voor de energiepremie niet tijdig heeft gedaan. Beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Achttiende Enkelvoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Belanghebbende heeft op 17 december 2002 een beroepschrift ingediend. Het beroep is gericht tegen de uitspraak met dagtekening 6 november 2002 van de inspecteur, betreffende een beschikking tot het niet toekennen van een door belanghebbende aangevraagde energiepremie. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en de beschikking gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en toekenning van een energiepremie.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Daarin concludeert hij dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.

Op 17 maart 2004 is ter griffie per fax een stuk ingekomen waarin belanghebbende haar echtgenoot, (...) te Z (hierna: de gemachtigde), machtigt om ter zitting namens haar het woord te voeren. Voorts is op die dag, eveneens per fax, een pleitnota van de gemachtigde met een bijlage ingekomen.

Ter zitting van 18 maart 2004 zijn verschenen de gemachtigde en, namens de inspecteur, (...), tot bijstand vergezeld van (...). De inspecteur heeft kunnen kennisnemen van de genoemde pleitnota met bijlage en heeft zich erover kunnen uitlaten. Ter zitting heeft belanghebbende een kopie van een zogenoemd Geleideformulier van de gemeente A aan belanghebbende met dagtekening 8 mei 2003 en een kopie van een aan belanghebbende geadresseerde enveloppe van de gemeente A overgelegd. De inspecteur heeft van dat stuk kunnen kennisnemen en heeft zich erover kunnen uitlaten. Het Hof rekent de pleitnota met bijlage, de kopie van het geleideformulier en de kopie van de enveloppe tot de gedingstukken.

Het Hof heeft het vooronderzoek heropend. Op 23 maart 2004 heeft belanghebbende een brief met dagtekening 22 maart 2004 met twee bijlagen (belanghebbendes salaris- en uitbetalingsspecificaties voor de maanden maart en juli 2002) aan de inspecteur gefaxt. Een afschrift daarvan heeft zij op 23 maart 2004 aan de griffier gefaxt. Op 31 maart 2004 heeft de griffier een brief met dagtekening 30 maart 2004 met bijlage van de inspecteur ontvagen. De griffier heeft een kopie van die brief op 2 april 2004 aan de gemachtigde gezonden. Bij brief van 27 april 2004 heeft belanghebbende schriftelijk gereageerd op de brief van 30 maart 2004. De griffier heeft de brief van 27 april 2004 op 3 mei 2004 in kopie aan de inspecteur gezonden. In zijn brief met dagtekening 11 mei 2004 heeft de inspecteur de griffier medegedeeld dat hij het Hof toestemming geeft om een nadere zitting achterwege te laten. In haar brief van 13 mei 2004 heeft belanghebbende die toestemming eveneens gegeven.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Op 15 december 2001 heeft belanghebbende een computer met een LCD-monitor aangeschaft. Die monitor is een energiezuinig apparaat als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, onderdeel j, van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2001). Belanghebbende heeft de computer en de monitor aangeschaft in het kader van een zogenoemde PC privé-regeling. Dat houdt in dat de zaken via de werkgever van belanghebbende (de gemeente A) zijn aangeschaft, dat de werkgever de factuur heeft betaald en dat het factuurbedrag door middel van inhouding op het salaris van belanghebbende is verrekend.

2.2. Op belanghebbendes salarisspecificatie van maart 2002 staat onder meer:

“Incidenteel

Omschrijving Bedrag

(...)

BT Aflossing PC 1727,09 -“

De salarisspecificatie van juli 2002 vermeldt niets over het PC privé-project of de afbetaling van de computer.

2.3. Ter zake van de voornoemde monitor heeft belanghebbende een door haar op 1 juni 2002 ondertekend zogenoemd Premieformulier, waarmee zij verzocht “om overmaking van de Energiepremie”, bij N.V. NUON te B (“het energiebedrijf”) ingediend. Een kopie van dat formulier gaat als bijlage bij het verweerschrift. Rechtsboven op het formulier staat “04 JULI 2002” gestempeld.

2.4. Op 11 juli 2002 heeft het energiebedrijf belanghebbende onder meer het volgende geschreven:

“Helaas moeten wij u meedelen dat uw aanvraag voor de energiepremie door ons niet verder in behandeling kan worden genomen.”

2.5. Belanghebbende heeft de inspecteur een brief met dagtekening 8 augustus 2002 geschreven. Daarin schrijft zij onder meer:

“Hierbij maak ik bezwaar tegen de beslissing geen energiepremie te verlenen.”

2.6. Bij voor bezwaar vatbare beschikking van 9 september 2002 heeft de inspecteur beslist op het verzoek van 8 augustus 2002. De inspecteur is daarbij niet aan belanghebbendes verzoek tegemoet gekomen omdat de aanvraag niet tijdig is ingediend.

2.7. Op 8 oktober 2002 heeft belanghebbende een bezwaarschrift tegen de beschikking van 9 september 2002 ingediend.

2.8. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en de beschikking gehandhaafd.

2.9. In het beroepschrift schrijft belanghebbende onder meer het volgende:

“In de bezwaarfase heb ik aangegeven waarom de termijnoverschrijding van de aanvraagtermijn van 13 weken na ingebruikname is overschreden. Op het moment van de koop ben ik niet op de hoogte van het feit dat deze regeling ook geldt bij aanschaf van een LCD-scherm voor computergebruik en de leverancier maakt geen melding van de premieregeling. De inspecteur stelt dat een verzuim van de leverancier een zaak tussen hem en mij is.”

2.10. In haar brief van 27 april 2004 aan het Hof schrijft belanghebbende onder meer het volgende:

“Loonbetaling vindt per ultimo van de maand plaats; in casu 31 maart 2002. Gebruik is, dat de inhoudingsplichtige in verband met de verwerkingstijd van de mutatie vóór de uiterste datum het salaris betaalbaar stelt zodat de werknemer dit loon tijdig in handen heeft. De datum 31 maart 2002 is de laatste dag van week 13 van dat jaar. De aanvraag moet binnen dertien weken worden ingediend. De laatst dag van week 26 in dat jaar is 30 juni 2002.

De aanvraag (...) is gedagtekend 1 juni 2002 en derhalve tijdig. Het stempeltje ‘4 juli 2002’ van het energiebedrijf bevat geen verdere aanduiding en kan dan ook niet worden aangemerkt als bepalend voor de datum van binnenkomst van de aanvraag. In het vakje ‘In te vullen door het energiebedrijf’ is het onderdeel ‘Datum ontvangst’ immers niet gevuld.

(...)

Zonodig overeenkomstig de bepalingen met betrekking tot de bezwaarschriftprocedure zal de aanvraag binnen één week na ommekomst van de termijn ontvangen moeten zijn.

De datum 4 juli 2002 ligt binnen één week na ommekomst van de aanvraagtermijn. Ook in deze situatie is de aanvraag dus tijdig.”

3. Geschil

In geschil is of belanghebbende ter zake van de aanschaf van de onder 2.1 genoemde monitor recht heeft op een energiepremie van ƒ 50.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen en de motivering ervan wordt verwezen naar de stukken van het geding. Ter zitting hebben partijen daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd.

De gemachtigde:

Het is een open einde-regeling. De indieningstermijn is bezwarend kort. Op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en met name op grond van het beginsel van de redelijkheid, moet het beroep gegrond worden verklaard.

De inspecteur:

Er is sprake van een PC privé-project. Als belanghebbende kan aantonen dat de laatste betaling in mei 2002 heeft plaatsgevonden, is zij alsnog tijdig. Ik zou daarom een salarisspecificatie van belanghebbende willen zien.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Belanghebbende heeft de onder 2.1 genoemde monitor betaald doordat het verschuldigde bedrag is ingehouden op haar salaris over de maand maart 2002. In haar brief van 27 april 2004 aan het Hof schrijft belanghebbende dat gebruik is dat de inhoudingsplichtige voor de laatste dag van de maand het salaris betaalbaar stelt. Het Hof acht aannemelijk dat de betaling van het salaris en de hiervoor bedoelde verrekening niet later hebben plaatsgevonden dan de laatste werkdag van de maand maart 2002, dat was donderdag 28 maart 2002, aangezien vrijdag 29 maart 2002 goede vrijdag was. De termijn van dertien weken waarbinnen de aanvraag om een energiepremie moet worden gedaan, vangt niet later aan dan met vrijdag 29 maart 2002 en eindigt niet later dan met donderdag 27 juni 2002.

5.2. De inspecteur heeft gesteld dat het energiebedrijf de aanvraag op 4 juli 2002 heeft ontvangen. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat het energiebedrijf de aanvraag eerder heeft ontvangen, heeft zij daarvoor verwezen naar de door haar geplaatste dagtekening op het premieformulier (1 juni 2002) en erop gewezen dat de stempelafdruk “4 juli 2002” niet is geplaatst in het hokje “Datum ontvangst”. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende tegenover de betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag eerder dan 4 juli 2002 door het energiebedrijf is ontvangen.

5.3. Belanghebbende stelt - zo begrijpt het Hof haar brief van 27 april 2004 - dat zij de aanvraag niet later dan 27 juni 2002 heeft verzonden. Belanghebbende heeft voor deze stelling geen enkel bewijsmiddel bijgebracht. Gelet op de datum waarop het energiebedrijf de aanvraag heeft ontvangen, acht het Hof deze stelling van belanghebbende niet aannemelijk. Daaruit volgt dat zij de aanvraag niet tijdig heeft gedaan, ook al zou de datum van verzending moeten worden aangemerkt als de datum waarop het verzoek is gedaan. Ook indien de - voor de indiening van bezwaar- en beroepschriften geldende - regeling van artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht analoog zou worden toegepast, is het verzoek niet tijdig gedaan, nu niet aannemelijk is dat het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.

5.4. Belanghebbende stelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij bij de aankoop niet wist dat de aankoop van de monitor recht gaf op een energiepremie en dat de leverancier haar daarvan evenmin op de hoogte had gesteld. Naar het oordeel van het Hof komen de gestelde omstandigheden voor rekening van belanghebbende en maken zij de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.

5.5. Gelet op het vorenoverwogene heeft belanghebbende geen recht op de energiepremie omdat zij het verzoek niet tijdig heeft ingediend. Het gelijk is derhalve aan de inspecteur.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 2 september 2004 door mr. Van de Merwe, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.