Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-09-2004, AR7041, 03/02727

Gerechtshof Amsterdam, 07-09-2004, AR7041, 03/02727

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 september 2004
Datum publicatie
8 december 2004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2004:AR7041
Zaaknummer
03/02727
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 27e, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67e

Inhoudsindicatie

Ex-partner van belanghebbende levert fotografische afdrukken van het “zwarte kasboek” in bij de Belastingdienst. Bewijslast terecht omgekeerd en verzwaard. De navorderingsaanslagen met vergrijpboeten van 50% zijn terecht opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op de beroepen van X te Z, belanghebbende,

tegen

elf uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 24 juni 2003. De daarin vervatte beroepen zijn gericht tegen de uitspraken van de inspecteur van 15 mei 2003, 31 mei 2003 en 24 oktober 2003, betreffende de aan belanghebbende opgelegde

- navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997;

- navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998;

- navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999;

- navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000;

- navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1998;

- navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1999 en

- navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2000,

alsmede betreffende het in verband met de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 1997 genomen kwijtscheldingsbesluit met betrekking tot de in deze navorderingsaanslag begrepen verhoging en de boetebeschikkingen die zijn genomen in verband met de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1998, 1999 en 2000. De beroepen zijn aangevuld bij brief van 28 juli 2003 van A te Q als gemachtigde van belanghebbende en bij brief van belanghebbende van 30 september 2003.

1.2.1. Voor het jaar 1997 was aan belanghebbende oorspronkelijk een 10 maart 1999 gedagtekende aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 8.410. De met dagtekening 25 juli 2002 opgelegde navorderingsaanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 20.103. De nagevorderde belasting van ƒ 4.848 werd verhoogd met 100%, van welke verhoging bij besluit van de inspecteur 50% (ƒ 2.424) werd kwijtgescholden.

1.2.2. De met dagtekening 17 december 1999 aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 45.026. Met dagtekening 26 juli 2002 is vervolgens een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998 opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 115.034. Gelijktijdig met het vaststellen van deze navorderingsaanslag heeft de inspecteur een boetebeschikking genomen op de voet van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). De opgelegde boete bedraagt ƒ 16.318, zijnde 50% van de nagevorderde belasting.

1.2.3. Voor het jaar 1999 was aan belanghebbende oorspronkelijk een 16 juni 2000 gedagtekende aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 12.632. De met dagtekening 26 juli 2002 opgelegde navorderingsaanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 104.746. Gelijktijdig met de navorderingsaanslag is een boete opgelegd van ƒ 19.093, zijnde 50% van de nagevorderde belasting die voortvloeit uit de door de inspecteur in aanmerking genomen omzetcorrectie van ƒ 84.384.

1.2.4. De met dagtekening 19 mei 2001 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 was berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 9.846. De 26 juli 2002 gedagtekende navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 is opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 100.012. Gelijktijdig daarmee is door de inspecteur een boetebeschikking genomen op de voet van artikel 67e van de AWR, waarbij een boete is opgelegd van ƒ 17.799. Dit boetebedrag komt overeen met 50% van de nagevorderde belasting.

1.2.5. De met dagtekening 17 december 1999 vastgestelde aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1998 was berekend naar een premie-inkomen van ƒ 65.174. De navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998, gedagtekend 25 juli 2002, is berekend naar het maximale premie-inkomen van ƒ 84.000.

1.2.6. Voor het jaar 1999 was aan belanghebbende oorspronkelijk een 16 juni 2000 gedagtekende aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van ƒ 30.906. De met dagtekening 25 juli 2002 opgelegde navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheids-verzekering zelfstandigen 1999 is berekend naar het maximale premie-inkomen van ƒ 84.000.

1.2.7. De met dagtekening 19 mei 2001 vastgestelde aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2000 was berekend naar een premie-inkomen van ƒ 24.466. De navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000, gedagtekend 25 juli 2002, is berekend naar het maximale premie-inkomen van ƒ 84.000.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de onder 1.1 vermelde navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en het kwijtscheldingsbesluit een bezwaarschrift ingediend met dagtekening 5 september 2002, dat door de inspecteur op dezelfde dag is ontvangen.

1.4.1. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 31 mei 2003 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 19.103, met toepassing van tariefgroep IV. De verhoging is door hem in overeenstemming hiermee verminderd tot (na kwijtschelding) ƒ 300.

1.4.2. De navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998 is bij uitspraak op bezwaar van 31 mei 2003 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 114.034. Bij eveneens 31 mei 2003 gedagtekende uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de opgelegde boete in overeenstemming hiermee verminderd tot ƒ 16.068, zijnde 50% van het bij de genoemde uitspraak vastgestelde bedrag van de nagevorderde belasting.

1.4.3. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 31 mei 2003 is de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 door de inspecteur verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 103.746. In overeenstemming hiermee is de opgelegde boete bij uitspraak van 31 mei 2003 verminderd tot ƒ 18.843, hetgeen overeenkomt met 50% van het bij de uitspraak op bezwaar vastgestelde bedrag van de nagevorderde belasting die voortvloeit uit de bij de uitspraak op bezwaar in aanmerking genomen omzetcorrectie van ƒ 83.384.

1.4.4. De navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 is bij uitspraak op bezwaar van 24 oktober 2003 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 99.012. Bij eveneens 24 oktober 2003 gedagtekende uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de opgelegde boete in overeenstemming hiermee verminderd tot ƒ 17.549, zijnde 50% van de (na vermindering bij de uitspraak op bezwaar) nagevorderde belasting.

1.4.5. Bij de bestreden uitspraken met dagtekening 15 mei 2003 heeft de inspecteur de navorderingsaanslagen premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen gehandhaafd.

1.5. De beroepen strekken tot vernietiging van de uitspraken van de inspecteur, de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen.

1.6. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Hij concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraken.

1.7. Ter zitting van 6 april 2004 zijn verschenen belanghebbende en haar gemachtigde, tot bijstand vergezeld van B en C, alsmede namens de inspecteur D, tot zijn bijstand vergezeld van E. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het door de griffier opgemaakte proces-verbaal, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende, geboren op 26 december 1948, dreef sinds oktober 1995 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, bestaande uit de exploitatie van een afhaalrestaurant op het adres a-straat 1 te R (hierna: de onderneming).

2.2.1. Belanghebbende heeft met dagtekening 11 november 1998 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen over 1997 van ƒ 8.410.

2.2.2. Het in juni 1999 aangegeven belastbare inkomen over het jaar 1998 bedroeg ƒ 45.026 en het aangegeven premie-inkomen premie arbeidsongeschiktheids-verzekering zelfstandigen 1998 beliep ƒ 65.174.

2.2.3. Met dagtekening 27 maart 2000 heeft belanghebbende aangifte gedaan van een belastbaar inkomen over het jaar 1999 van ƒ 12.632 en van een premie-inkomen premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1999 van ƒ 30.906.

2.2.4. Belanghebbende heeft met dagtekening 22 maart 2001 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen 2000 van ƒ 9.846 en van een premie-inkomen premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2000 van ƒ 24.466.

2.3. De aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 1997 tot en met 2000 alsmede de aanslagen premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998 tot en met 2000 zijn conform de aangiften vastgesteld.

2.4. In de loop van 2002 heeft de voormalige levenspartner van belanghebbende, F, zich bij de belastingdienst gemeld met fotografische afdrukken van een kasboek dat volgens zijn mededeling in de periode 19 augustus 1997 tot en met 17 november 2000 in de onderneming is gebruikt. F verklaarde daarbij dat het origineel van dit kasboek niet bewaard is gebleven en dat uit de afdrukken blijkt dat in het kasboek zowel een “witte” als een “zwarte” omzet werd bijgehouden. Op de in de onderneming gebruikte kassa zat een knop waarmee werd bewerkstelligd dat een deel van de omzet niet op de Z-afslag van de kassa verscheen, aldus F.

2.5. Op 13 maart 2002 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder meer de door haar ingediende aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 1997 tot en met 2000. In het van dit onderzoek opgemaakte verslag is onder andere het volgende vermeld:

“2.2 Bedrijfsactiviteiten

De ondernemingsactiviteit bestaat uit de exploitatie van een afhaalcentrum. Tijdens het onderzoek waren bij de onderneming geen werknemers in dienst.

2.3 Administratie

X verzorgt de dagelijkse administratie.

(...)

3.1.1 Kasverantwoording

De afhaalmaaltijden worden op de kassa aangeslagen. De Z afslagen van de telstroken worden per dag in een kasboek genoteerd. Het kasboek wordt per maand aan de boekhouder gegeven ter verwerking in het grootboek. Bij de controle waren alleen de grootboekrekeningen en de Z afslagen van de omzet aanwezig. Over het jaar 1998 waren de Z afslagen over de periode 1 januari tot en met 30 juni 1998 niet aanwezig. X heeft verklaard dat zowel de telstroken als het kasboek aan het eind van de maand werden weggegooid.

Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een kasboek dat de fiscus heeft verkregen van de ex partner van X. Het kasboek is een gefotografeerde versie van het origineel en beslaat de periode 17 augustus 1997 tot en met 17 november 2000. In het kopie kasboek zijn de omzetbedragen vermeld met boven dit bedrag een lager bedrag. Het omzetbedrag wordt met dit bedrag verminderd. Het aldus berekende bedrag komt overeen met het bedrag van de Z afslag en het bedrag op de omzetrekening.

Aan de hand van steekproeven is gecontroleerd of verminderde omzetbedragen vermeldt in de kopieversie van het kasboek overeenkomen met de bedragen van de Z afslagen en de vermelding van deze bedragen in de grootboekrekening omzet. (...) In alle gevallen komen de gecorrigeerde bedragen in het kasboek overeen met de bedragen op de Z afslag en de dito boekingen in het grootboek.

Vervolgens hebben wij X gevraagd of dit kasboek onderdeel uitmaakt van de administratie van haar onderneming. X heeft op deze vraag ontkennend geantwoord. Zij verklaarde het kasboek en het handschrift waarin het geschreven is niet te kennen. De volledige administratie zou door F -haar expartner- zijn bijgehouden. Verder verklaarde zij dat het kasboek weliswaar in het Thai is opgemaakt, maar dat de heer F daar wel iemand voor zou hebben gebruikt.

Gezien de boekingen kan worden aangenomen dat het kasboek -ondanks dat X het kasboek wel of niet heeft opgemaakt- onderdeel heeft uitgemaakt van de administratie van haar onderneming.

3.2 Administratie en bewaarplicht

Belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard gebleven:

- kassarollen

- kasboek

(...)

3.4 Gecorrigeerde winstberekening

In de paragraaf 3.3 is geoordeeld dat de boekhouding als gevolg van ernstige tekortkomingen, niet kan dienen als betrouwbare grondslag voor de winstberekening over de jaren 1997 tot en met 2000. (...) In paragraaf 3.2 is geconstateerd dat belastingplichtige niet heeft voldaan aan de bewaarplicht. Ik ben dan ook genoodzaakt om aan de gepresenteerde opbrengstenverantwoording voorbij te gaan en zelfstandig een winstberekening op te stellen voor de jaren 1997 tot en met 2000. Als uitgangspunt van de gecorrigeerde winstberekening heb ik de niet geboekte ,maar wel genoteerde bedragen in het kopie-kasboek geteld. De uitkomsten van de tellingen zijn als volgt:

1997: f 11.693 periode: 17/8-31-12

1998: - 70.008

1999: - 84.384

2000: - 90.166 periode: 1/1-17/11

(...)

4 Bedrijfskosten

1999:

In 1999 is een onkostenpost opgenomen voor een bedrag van f 5.778. de geboekte onkosten betreffen uitgaven die gedaan zijn voor een reis naar A-land en een schenking aan familieleden. Deze uitgaven zijn aan te merken als privé bestedingen.

Correctie 1999: f 5.778

2000:

In de V&W rekening over het jaar 2000 is een bedrag opgenomen ad f 1.952 als overige kosten. (...) Volgens de adviseur moet onder deze kosten worden verstaan: eten en representatiekosten voor het personeel. Aan de adviseur is uitgelegd dat deze onkosten in mindering dienen te worden gebracht op de inkoopwaarde.

Correctie kosten: f 1.952

(...)

6 Eindgesprek

(...) X heeft verteld dat er wel bewust geld buiten de boeken is gehouden. Zij heeft ook verteld dat er een kasboek is bijgehouden waarin de omzetbedragen en de zwarte ontvangsten zijn vermeld. Het getoonde fotokopie van het kasboek is inderdaad het kasboek van de onderneming. Door wie het kasboek is opgemaakt kon zij niet vertellen, daarvoor is het origineel nodig.

Een deel van de niet geboekte ontvangsten is bestemd geweest voor haar expartner –F. Dit zijn de bedragen die geboekt zijn in het kasboek onder de kolom personeel. Zij heeft verteld dat de financiële kant van de onderneming geheel is verzorgd door haar ex-partner.

(...)

9 Overzicht correcties

9.1 Inkomstenbelasting

1997 1998 1999

Aangegeven stipinkomen (...) f 8410 f 45026 f 12632

Winstcorrecties f 11693 f 70008 f 84384

Correctie bedrijfskosten f f f 7730

Gecorrigeerd stipinkomen in guldens 20103 115034 104746

(...)

2000

Aangegeven stipinkomen (...) f 9.846

Winstcorrecties f 90.166

Gecorrigeerd stipinkomen (...) f 100.012

(...)

10.2 Vergrijpboete inkomstenbelasting

Over de correcties genoemd van de jaren 1998 tot en met 2000 zal ik naast de aanslag een vergrijpboete (...) opleggen. De vergrijpboete bedraagt 50%. (...) Over de correctie bedrijfskosten in 1999 zal geen boete worden opgelegd. Dit betreft een fiscaal technisch verzuim.

(...)

11 WAZ

De voorgenomen correcties in de winst hebben eveneens gevolgen voor de premie van de WAZ.

1998:

Aangegeven winst: f 65.174

Correctie - 70.008

Winst f 135.182

Maximum premie-inkomen f 84.000

Af. franchise - 29.000

Premie maximaal over f 55.000

Reeds aangegeven - 36.174

Nog premie verschuldigd over f 18.826

Premie 7,9%

1999:

Aangegeven winst f 30.906

Correctie - 84.384

Winst 1999 f 115.290

Maximum premie-inkomen f 84.000

Af: franchise - 29.000

Maximaal premie-inkomen f 55.000

Reeds aangegeven - 1.906

Nog premie verschuldigd over f 53.094

Premie: 8,42%

2000:

Aangegeven winst f 27.802

Correctie - 90.166

Winst 2000 f 117.968

Maximum premie-inkomen f 84.000

Af: franchise - 29.000

Maximaal premie-inkomen f 55.000

Over 2000 is geen WAZ-inkomen

aangegeven

Premie 2000: 8.8%”

2.6. In een aan belanghebbende gerichte brief van 27 juni 2002, met als aanhef ‘hoorverslag boete’, schrijft de ambtsvoorganger van de inspecteur, het Hoofd van de Belastingdienst P (hierna eveneens: de inspecteur) onder meer:

“Wij hebben (...) u meegedeeld dat u niet tot antwoorden verplicht bent voorzover het vragen betreft met betrekking tot de schuldvraag.

Op de vraag wie het kasboek heeft opgemaakt heeft u meegedeeld dat het handschrift mogelijk van u is. Voor een juist oordeel heeft u het origineel nodig. U heeft verteld dat u van het bestaan van een kasboek op de hoogte was, maar weet niet zeker of het aan u getoonde kopie het bedoelde kasboek is. Er is een kasboek geweest maar u heeft op verzoek van uw voormalige partner - F - delen en.of stukken hieruit weggegooid.

Op de vraag wat er met geld is gebeurd dat niet is geboekt als omzet heeft u meegedeeld dat u dit niet weet. Een deel van het geld zou bestemd kunnen zijn geweest voor zwarte betalingen aan personeel of zwarte inkopen. U heeft verder verklaard dat u alleen maar heeft gekookt en schoongemaakt in de winkel. F heeft allee financiële zaken afgehandeld.

(...)

Er is nooit een vast bedrag uit de kassa gehaald. Door het indrukken van een toets op de kassa werd een deel van de omzet niet op de Z-afslag vermeld. Dat is de reden waarom er iedere dag verschillende bedragen in het zwarte kasboek zijn genoteerd.

U heeft benadrukt dat het initiatief voor het niet aangeven van de omzet geheel bij uw ex partner heeft gelegen. Allen hij was op de hoogte van de werking van de kassa.

U heeft verklaard dat er ook zwarte inkopen zijn gedaan. U weet niet of dit ook betaald werd van het niet aangegeven deel van de omzet.”

3. Geschil

In geschil is of de inspecteur terecht de onder 1.1 vermelde navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen heeft opgelegd en of hij terecht bij het bestreden kwijtscheldingsbesluit de in de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 begrepen verhoging niet verder heeft kwijtgescholden dan tot op 50%.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het Hof volgt partijen in hun eensluidende standpunt dat belanghebbende ten tijde van het indienen van haar beroepen betreffende de haar opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 alsmede de in verband daarmee genomen boetebeschikking redelijkerwijs kon menen dat de uitspraken op bezwaar betreffende deze navorderingsaanslag en boetebeschikking reeds tot stand waren gekomen, zodat belanghebbendes beroepen tegen de desbetreffende 24 oktober 2003 gedagtekende uitspraken met toepassing van het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ontvankelijk zijn.

5.2. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen moeten worden vernietigd. Ter zitting heeft zij aangegeven dat de als bijlage 27 bij het verweerschrift gevoegde kopieën inderdaad – zoals de inspecteur stelt – kopieën zijn van het “zwarte” kasboek van de onderneming, waarin is bijgehouden welke omzet in de periode van 17 augustus 1997 tot en met 17 november 2000 in werkelijkheid werd behaald alsmede welk deel daarvan als “zwarte” omzet buiten de officiële boekhouding werd gehouden. Belanghebbende betwist daarom ter zitting ook niet meer dat de omzet van de onderneming over de in geschil zijnde jaren moet worden gecorrigeerd, zoals de inspecteur heeft gedaan, met de in het bedoelde kasboek genoteerde bedragen aan zwarte omzet, maar daarbij heeft de inspecteur volgens belanghebbende ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat een deel van deze zwarte omzetten is gebruikt om het “zwarte” personeel uit te betalen dat die periode in de onderneming heeft gewerkt. Daarnaast heeft F een groot deel van de zwarte omzet aan zich doen toekomen, zo stelt belanghebbende. Voorts heeft belanghebbende aangegeven dat de onderneming weliswaar volledig op haar naam stond, maar dat F in feite de financiële administratie van de onderneming beheerde en dat zij daarover geen controle had. Verder hielp F niet in de onderneming, belanghebbende moest al het werk verrichten. Omdat F naar zijn zin onvoldoende geld kreeg van belanghebbende, heeft hij uiteindelijk contact gezocht met de belastingdienst en de kopieën van het zwarte kasboek overhandigd. Aldus heeft F haar in een kwaad daglicht gesteld, zo stelt belanghebbende.

5.3. De inspecteur heeft de stellingen van belanghebbende betwist. Volgens hem hebben F en belanghebbende in eendrachtige samenwerking een deel van de omzet buiten de officiële boekhouding gehouden en daarvan het zwarte kasboek bijgehouden. Wellicht is een deel van deze zwarte omzet uiteindelijk ook aan F ten goede gekomen, maar die omstandigheid ligt in de sfeer van de winstbesteding door belanghebbende. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende niet doen blijken dat en in hoeverre de bestreden uitspraken onjuist zijn. Dit geldt ook voor haar stelling dat een deel van de zwarte omzet voor personeelskosten is aangewend. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende door het voeren van een zwart kasboek (voorwaardelijk) opzettelijk een te laag belastbaar inkomen aangegeven, zodat de voor het jaar 1997 na kwijtschelding resterende verhoging alsmede de voor de jaren 1998 tot en met 2000 opgelegde vergrijpboeten van 50% terecht zijn opgelegd.

5.4. Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat de door de inspecteur als bijlage 27 bij het verweerschrift overgelegde kopieën het “zwarte” kasboek van de onderneming vormen over de periode 17 augustus 1997 tot en met 17 november 2000. Daarmee staat derhalve vast dat een deel van de omzet buiten de officiële administratie van de onderneming is gehouden. Voorts staat vast dat door het indrukken van een speciale knop op de kassa van de onderneming werd bewerkstelligd dat een deel van de omzet niet op de Z-afslag van de kassa verscheen. De aldus verminderde omzetbedragen werden opgenomen in het grootboek, waarop vervolgens de officiële jaarstukken van de onderneming werden gebaseerd. In het genoemde “zwarte” kasboek werd van dag tot dag genoteerd welke omzet in werkelijkheid was behaald, welk deel daarvan als “zwarte” omzet buiten de officiële boekhouding bleef en (na vermindering van de werkelijke omzet met de zwarte omzet) welk bedrag als officiële omzet werd gepresenteerd op de Z-afslagen en in het grootboek. Daarmee staat vast dat belanghebbende, door haar aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 1997 tot en met 2000 alsmede haar aangiften premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor de jaren 1998 tot en met 2000 (hierna: de aangiften) te baseren op de officiële omzet- en winstcijfers van het grootboek en de daaruit afgeleide jaarstukken, voor al deze jaren niet de vereiste aangifte heeft gedaan in de zin van artikel 27e van de AWR, nu belanghebbende bij alle in geschil zijnde aangiften een zowel absoluut als relatief (in verhouding tot het wel aangegeven bedrag) aanzienlijk te lage aangifte heeft gedaan. Belanghebbendes stelling dat haar ex-partner F in feite de financiële administratie van de onderneming beheerde en dat zij daarover geen controle had, doet hieraan niet af, reeds omdat - nog daargelaten dat de inspecteur naar het oordeel van het Hof aannemelijk heeft gemaakt dat het handschrift van het in het Thai opgestelde zwarte kasboek overeenkomt met belanghebbendes handschrift - is komen vast te staan dat de zwarte omzetten met medeweten van belanghebbende buiten de officiële administratie van de onderneming zijn gehouden. Belanghebbende heeft uiteindelijk immers verklaard dat zij ermee bekend was dat een deel van de omzet, corresponderend met de door de inspecteur gecorrigeerde bedragen, buiten de boeken van de onderneming werd gehouden en dat daarvan het zwarte kasboek werd bijgehouden. Bovendien acht het Hof het aannemelijk gemaakt dat belanghebbende zelf heeft meegewerkt aan het buiten de boeken houden van deze zwarte omzet, nu immers is komen vast te staan dat deze omzet ook buiten de Z-afslagen van de kassa werd gehouden door middel van het indrukken van een speciale knop op de kassa, terwijl belanghebbende heeft verklaard dat zij – afgezien van het opstellen van het zwarte kasboek en het verrichten van zwarte inkopen – al het werk in de onderneming deed. Belanghebbendes stelling dat alleen F op de hoogte was van de werking van de kassa verwerpt het Hof als ongeloofwaardig.

5.5. Het voorgaande houdt in dat het Hof op grond van het bepaalde in artikel 27e van de AWR de beroepen van belanghebbende ongegrond dient te verklaren, tenzij belanghebbende doet blijken - dat wil zeggen: overtuigend aantoont - dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar van de inspecteur onjuist zijn. Belanghebbende is niet in dit bewijs geslaagd. Haar - overigens cijfermatig niet onderbouwde - stelling dat F een (groot) deel van de omzet aan zich heeft doen toekomen leidt niet tot een lagere bij belanghebbende in aanmerking te nemen winst, aangezien de onderneming volledig voor haar rekening en risico werd gedreven. De omstandigheid dat een deel van de zwarte omzet uiteindelijk wellicht (mede) aan haar ex-partner ten goede is gekomen ligt dan in de sfeer van de winstbesteding. Ook met haar stelling dat een deel van de zwarte omzet is gebruikt voor de uitbetaling van zwart personeel in de onderneming heeft belanghebbende niet doen blijken dat en in hoeverre de bestreden uitspraken onjuist zijn. De enkele verwijzing naar het gegeven dat in het zwarte kasboek een kolom “working people” is opgenomen, voldoet daarvoor niet, evenmin als belanghebbendes verklaring ter zitting dat de in het zwarte kasboek onder “working people” genoteerde bedragen voor verschillende doeleinden zijn gebruikt, zoals betalingen aan zwart personeel alsmede zwarte inkopen. Dit nog daargelaten dat belanghebbende op dit punt tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, nu zij tijdens het eindgesprek ter zake van het boekenonderzoek heeft verklaard, zoals weergegeven onder 2.5, dat de in het zwarte kasboek onder de kolom ‘personeel’ geboekte bedragen ten goede zijn gekomen aan F.

5.6. Voorts is het Hof van oordeel dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van belanghebbendes belastbare inkomens voor de jaren 1997 tot en met 2000 en haar premie-inkomens premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998 tot en met 2000, aangezien hij de door hem aangebrachte winstcorrecties heeft berekend aan de hand van de totaaltellingen per jaar van de in het zwarte kasboek genoteerde zwarte omzetten, alsmede de onder 2.5 weergegeven correctie bedrijfskosten. Het Hof verklaart de beroepen van belanghebbende op dit punt derhalve ongegrond.

5.7. Vaststaat dat in de in geschil zijnde jaren een zowel relatief als absoluut groot gedeelte van de in werkelijkheid gerealiseerde omzet buiten de boeken van de onderneming is gehouden. Belanghebbende heeft uiteindelijk verklaard dat dit gegeven haar bekend was en dat zij van het bestaan van het zwarte kasboek op de hoogte was. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat de inspecteur het bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat sprake is van het onjuist doen van aangifte dat tenminste is te wijten aan voorwaardelijk opzet van belanghebbende. Door haar aangiften, ondanks de hiervoor vermelde wetenschap, te baseren op de officiële boekhouding van de onderneming en de daaruit afgeleide jaarstukken, heeft belanghebbende immers willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij daarmee voor de in geschil zijnde jaren onjuist aangifte deed tot het bedrag van de buiten de boeken gehouden zwarte omzetten. Daar komt bij dat het Hof het door de inspecteur aannemelijk gemaakt acht - zoals weergegeven onder 5.4 - dat belanghebbende heeft meegewerkt aan het buiten de boeken houden van de uiteindelijk gecorrigeerde bedragen aan zwarte omzet. Naar het oordeel van het Hof geven de feiten en omstandigheden waaronder de vergrijpen zijn gepleegd geen reden tot matiging van de (na kwijtschelding) bij de bestreden uitspraken vastgestelde verhoging en boeten, die overeen komen met 50% van de over de verzwegen omzetten nagevorderde belasting. Zij staan naar ’s Hofs oordeel niet in wanverhouding tot de ernst van de vergrijpen. Het Hof weegt daarbij mee dat opzettelijk onjuist aangifte is gedaan voor een in verhouding tot de overige in de aangiften opgenomen bedragen aanzienlijk bedrag. Het Hof acht de opgelegde verhoging en boeten derhalve passend en geboden. Ook op dit punt is het gelijk aan de inspecteur.

6. Proceskosten

Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

7. Beslissing

Het Hof verklaart de beroepen ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 7 september 2004 door mrs. Van Loon, voorzitter, Kostense en Kooijman, leden, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Cassatie

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.