Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-12-2004, AS2122, 04/01224

Gerechtshof Amsterdam, 21-12-2004, AS2122, 04/01224

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. De 30% bewijsregel is niet van toepassing nu er geen inhoudingsplichtige is (art. 15a, eerste lid, onderdeel k en 6, vierde lid, van de Wet LB en art. 3, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Uitvoeringsregeling LB 2001).

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tiende Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen,

de uitspraak, gedagtekend 2 maart 2004, van de inspecteur van de Belastingdienst / P, de inspecteur, betreffende de beschikking, gedagtekend 29 oktober 2003, waarbij het verzoek van belanghebbende om toepassing van de zogenoemde 30% bewijsregel is afgewezen.

Het beroep is behandeld ter zitting van 7 december 2004.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep ongegrond, en

- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende, geboren op (...), heeft de A-landse nationaliteit. Belanghebbende heeft in A-land van aan Universiteit B gestudeerd. Op grond van een overeenkomst tussen het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek op het gebied van kernenergie (hierna ook wel GCO, voorheen Euratom) en belanghebbende werkt belanghebbende aan het onderzoeksproject “C“. Het salaris van belanghebbende bedraagt € (...) (bruto) per maand.

2. Het Centrum voor Werk en Inkomen te Zoetermeer heeft ten behoeve van belanghebbende aan het GCO een tewerkstellingsvergunning verleend voor de periode van (...) tot (...). .

3. Belanghebbende en het GCO hebben de inspecteur verzocht om met ingang van

1 april 2003 de 30% bewijsregel als bedoeld in Hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 toe te passen. De inspecteur heeft dat verzoek bij beschikking van

29 oktober 2003 afgewezen. Bij brief van 30 oktober 2003, door de inspecteur ontvangen op 31 oktober 2003, is hiertegen namens belanghebbende bezwaar aangetekend. Bij bestreden uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.

4. In geschil is of de inspecteur het verzoek om toepassing van de 30% bewijsregel terecht heeft afgewezen.

5. Ingevolge artikel 15a, eerste lid, onderdeel k, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2003) geldt dat voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen, onder daarbij te stellen voorwaarden, ten hoogste van 30% van het loon als belastingvrije vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt aangemerkt.

6. Ingevolge artikel 6, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2003) worden diplomatieke, consulaire en andere vertegenwoordigers van andere Mogendheden en de hun toegevoegde ambtenaren, alsmede bij ministeriële regeling aan te wijzen internationale organisaties en vertegenwoordigers en functionarissen daarvan, niet als inhoudingsplichtigen beschouwd.

7. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (tekst 2003) wordt als niet inhoudingsplichtige beschouwd het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek op het gebied van kernenergie (GCO, voorheen Euratom).

8. De inspecteur heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat in het onderhavige geval de 30% bewijsregel niet kan worden toegepast omdat er geen inhoudingsplichtige is.

9. Om in aanmerking te komen voor toepassing van de 30% bewijsregel moet (allereerst) sprake zijn van een inhoudingsplichtige. In het onderhavige geval is er geen inhoudingsplichtige. Immers, ingevolge artikel 6, vierde lid van de Wet op de loonbelasting 1964 juncto artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 wordt het GCO, het centrum waarvoor belanghebbende werkzaamheden verricht, niet als inhoudingsplichtige beschouwd.

10. Gelet op het vorenoverwoge heeft de inspecteur het verzoek om toepassing van de

30% bewijsregel terecht afgewezen. Voor zover namens belanghebbende is gesteld dat belanghebbende weliswaar geen loonbelasting hoeft af te dragen, maar in de toekomst wel degelijk inkomstenbelasting over de door GCO gegeven vergoedingen zal moeten afdragen, leidt dit niet tot een ander oordeel.

11. De inspecteur heeft ter zitting aangegeven dat belanghebbende de reeds (ten onrechte) afgedragen loonbelasting met een “briefje” kan terugkrijgen.

12. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel dient het gestorte griffierecht aan belanghebbende vergoed te worden.

De uitspraak is gedaan op 21 december 2004 door mr. P. F. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Çiblak als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door het lid van de belastingkamer en de griffier is ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.