Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-06-2004, AU3312, 03/02117

Gerechtshof Amsterdam, 28-06-2004, AU3312, 03/02117

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 juni 2004
Datum publicatie
28 september 2005
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2004:AU3312
Zaaknummer
03/02117
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 9

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Zgn. Slender You activiteiten (bewegingsbanken) zijn niet aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening in de zin van post b, onderdeel 3, van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I. Beroep op gelijkheidsbeginsel faalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tweede Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van de vennootschap onder firma V.o.f. X te Z, belanghebbende

tegen

een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 2 mei 2003, ingediend door mr. (...) als gemachtigde en aangevuld bij brief van 4 juni 2003. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 21 maart 2003, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 augustus 2002.

Aan belanghebbende is met dagtekening 30 december 2002 onder nummer (...) over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 augustus 2002 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 2.486 aan enkelvoudige belasting. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vernietiging van de naheffingsaanslag.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Ter zitting van 26 januari 2004 zijn verschenen mr. (...), als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van (...), alsmede namens de inspecteur mr. (...).

Ter zitting is een drietal brieven door de inspecteur overgelegd. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van deze brieven. De brieven worden tot de stukken van het geding gerekend.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende exploiteert in de vorm van een vennootschap onder firma onder meer een praktijk voor bewegingstherapie alsmede voor verzorging en opbrengen van (kunst)nagels. Als zodanig is zij ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).

2.2. Tot de activiteiten van belanghebbende behoort onder meer het tegen vergoeding geven van gelegenheid tot gebruik van zogenoemde Slender You bewegingsbanken (hierna ook: de bewegingsbanken). Dergelijke banken brengen, door middel van in de bank aangebrachte elektromotoren, het lichaam van degene die daarop heeft plaatsgenomen, in beweging. Door de beweging van de bank worden de spieren verstevigd. Belanghebbende heeft zes van dergelijke banken, die elk een bepaald gedeelte van het lichaam in beweging brengen.

2.3. In een folder van de Slender You organisatie is -voor zover van belang- het volgende opgenomen:

“Slender You, een nieuwe life-style.

(…) Met Slender You bereikt u verassend goede resultaten in betrekkelijk korte tijd, zowel figuurtechnisch als medisch gezien. (…) De Slender You toestellen doen 80% van het werk voor u, de rest is uw inzet en natuurlijk hoort hier ook verstandig eten en drinken bij. (...) Bloed, zweet en tranen komen er niet aan te pas. Integendeel. Na een uurtje Slender You bent u heerlijk ontspannen.”

In een folder van belanghebbende is met betrekking tot Slender You -voor zover van belang- het volgende opgenomen:

“Slender You is een figuur- en spierconditioneringssalon, waarbij zes elektromotorisch aangedreven toestellen “het werk” van de conventionele gymnastiek overnemen. (…) Van oorsprong zijn de Slender You-toestellen door een arts in de Verenigde Staten ontwikkeld voor de rehabilitatie van poliopatiënten. Bij de behandeling van deze patiënten werd tevens vastgesteld dat de toestellen niet alleen de pijn verminderd, maar ook een ongelooflijk slankheidseffect hadden. (…)

De behandeling met deze toestellen kan het best worden vergeleken met onderwatergymnastiek. Bij onderwatergymnastiek wordt het lichaamsgewicht grotendeels gedragen door het water. Bij de Slender You-toestellen wordt het lichaamsgewicht gedragen door de toestellen. Omdat er geen zwaartekracht behoeft te worden overwonnen zijn deze toestellen ook te gebruiken door mensen met rug-, wervel- en/of gewrichtsklachten of anderzins (medische) klachten, voor welke normale sportbeoefening niet of nauwelijks mogelijk is. (…) Men verlaat de salon na een behandeling uitgerust en ontspannen.”

2.4. Belanghebbende heeft gedurende het onderhavige tijdvak omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief. Bij de onderhavige naheffingsaanslag heeft de inspecteur -die van mening is dat het verlaagde tarief geen toepassing vindt- 13/113 deel van de omzet exclusief btw van de over dit tijdvak aangegeven vergoedingen voor de onderwerpelijke diensten nageheven.

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil of de Slender You activiteiten van belanghebbende aan te merken zijn als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening in de zin van post b, onderdeel 3, van de bij de Wet behorende Tabel I. Voorts is in geschil of belanghebbende op grond van het gelijkheidsbeginsel terecht aanspraak maakt op toepassing van het verlaagde tarief.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen en hetgeen ter zitting is gezegd verwijst het Hof naar de stukken van het geding en het proces-verbaal van de zitting.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Het geven van gelegenheid tot sportbeoefening is op grond van het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet juncto post b 3, van de bij de Wet behorende Tabel I (tekst vanaf 1 januari 2002), onderworpen aan het verlaagde tarief.

5.2. Belanghebbende betoogt dat het geven van gelegenheid tot gebruik van de bewegingsbanken is aan te merken als het gelegenheid geven tot sportbeoefening. Zij voert hiertoe aan dat het enkele feit dat de toestellen zorgen voor beweging van het lichaam dan wel de spieren niet uitsluit dat er sprake is van sportbeoefening in de zin van eerder vermelde tabelpost omdat ook bij andere sporten als paardrijden en karten de spieren van de sportbeoefenaar door het paard respectievelijk de kart in beweging worden gebracht. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. Uit de vaststaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leidt het Hof af dat het ter beschikking stellen van de bewegingsbanken door belanghebbende niet geschiedt om gelegenheid te geven tot sportbeoefening. Het Hof acht hierbij van belang dat belanghebbende een praktijk voor bewegingstherapie drijft (vgl. 2.1), en dat de onderhavige spierconditionering een onderdeel daarvan vormt. Daarbij zijn het blijkens hetgeen onder 2.2 is vermeld, de onder 2.3 geciteerde passages en het verhandelde ter zitting de bewegingsbanken die zorgen voor de versteviging van de spieren. Het Hof is van oordeel dat naar maatschappelijke opvattingen onder dergelijke omstandigheden geen sprake is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening. Hieraan doet niet af belanghebbendes stelling dat bij sporten als karten en paardrijden het lichaam in beweging wordt gebracht en de spieren worden versterkt, nu naar het oordeel van het Hof deze activiteiten, c.q. het gelegenheid geven daartoe, niet te vergelijken zijn met (het gelegenheid geven tot) gebruikmaking van bewegingsbanken als de onderhavige (“slenderen”).

5.3. Belanghebbende beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Zij stelt dat bij een ondernemer in Rijswijk het verlaagde tarief is toegepast en door de competente inspecteur in die regio is goedgekeurd zodat er sprake is van niet gepubliceerd begunstigend beleid, waarvan te harer aanzien zou zijn afgeweken. De inspecteur heeft ter zitting gesteld dat er geen sprake is van begunstigend beleid maar dat de problematiek wel landelijk is besproken. De inspecteur heeft ter zitting een brief met dagtekening 28 maart 2002 van de betreffende inspecteur in de regio Rijswijk overgelegd. Uit deze brief volgt dat de betreffende ondernemer in Rijswijk vanaf 1 juli 2002 het algemene tarief moet toepassen op het “slenderen”. Het Hof is van oordeel dat de inspecteur met deze brief aannemelijk heeft gemaakt dat geen sprake is van niet gepubliceerd begunstigend beleid. Indien en voor zover belanghebbende met haar vergelijking tussen karten enerzijds en “slenderen” anderzijds een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel faalt dit beroep, nu naar het oordeel van het Hof het gelegenheid geven tot karten enerzijds en het gelegenheid geven tot “slenderen” anderzijds geen gelijke gevallen zijn.

6. Proceskosten

Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 28 juni 2004 door mrs. Van Hilten, voorzitter van de belastingkamer, Beukers-Van Dooren en Ettema, leden, in tegenwoordigheid van mr. Goedhart als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.