Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-02-2005, AT3663, 04/01538

Gerechtshof Amsterdam, 24-02-2005, AT3663, 04/01538

Inhoudsindicatie

Loonbelasting, 30%-bewijsregel, specifieke deskundigheid niet of schaars aanwezig op de Nederlandse arbeidsmarkt. Belanghebbende, die een talentvolle student in moderne talen was, heeft niet aannemelijk gemaakt een specifieke deskundigheid te bezitten voor de functie van recruitment consultant gezien zijn niet specifiek op recruitment activiteiten gerichte opleiding, zijn relevante werkervaring van slechts acht maanden, zijn jonge leeftijd en zijn salarisniveau.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst te P, gedagtekend 17 maart 2004, betreffende de beschikking, gedagtekend 19 december 2002, waarbij het verzoek van belanghebbende om toepassing van de zogenoemde 30%-bewijsregel is afgewezen.

Het beroep is behandeld ter zitting van 10 februari 2005.

Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. Belanghebbende is op (...) 1978 geboren te Q (Y-land) en heeft de Y-landse nationaliteit. Na in 1996 aan het R College zijn eindexamen op ‘A-levels’ behaald te hebben (met de hoogste waarderingen), heeft belanghebbende in (...) 2001 zijn Bachelor of Arts titel in moderne talen (Frans en Duits) met ‘honours’ behaald aan de universiteit van S.

2. Van 1997 tot 2001 is belanghebbende, naast zijn studie, op ad-hoc basis als zogenoemd list researcher werkzaam geweest bij het conferentiebureau A. In die functie hield hij zich bezig met het leggen van contacten met West-Europese cliënten om A’s conferenties en publicaties te verkopen, met een focus op conferenties met als doelgroep medewerkers op het gebied van het bankwezen en technologie.

3. Op 9 juli 2001 is belanghebbende in dienst getreden bij B Ltd, als recruitment consultant voor IT-personeel. B Ltd richt zich op werving voor, onder andere, IT-functies in met name het bankwezen.

Per 1 maart 2002 is belanghebbende, eveneens als recruitment consultant, in dienst getreden bij de nieuw geopende Nederlandse vestiging van B Ltd, welke hij mede heeft helpen opstarten. Zijn functie is het aanwerven van IT-personeel voor het bankwezen en andere financiële instellingen in Europa.

4. Belanghebbendes salaris bedroeg met ingang van 1 maart 2002 op grond van zijn arbeidsovereenkomst € 23.328 bruto per jaar (inclusief vakantietoeslag). Afhankelijk van behaalde prestaties zou dit eventueel verhoogd worden met commissies. Volgens de jaaropgaven bedroeg zijn inkomen € 32.430 in 2002 respectievelijk € 37.560 in 2003.

Zijn Nederlandse basissalaris bedroeg vanaf maart 2002 € 1.944 bruto per maand. In februari 2002 verdiende hij in Y-land een basissalaris van omgerekend € 2.051 bruto per maand. Beide bedragen zijn exclusief eventueel ontvangen commissies.

5. B Ltd heeft de functie welke belanghebbende is gaan vervullen vanaf mei 2001 bekendgemaakt door de vacature elke week op verscheidene internetsites te plaatsen. Na een eerste selectie werd ongeveer 20% van 150 kandidaten uitgenodigd voor een gesprek zonder dat dit heeft geleid tot de vervulling van de vacature

6. Aansluitend op overleg in de bezwaarfase tussen de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur, heeft C, managing partner bij D BV, in een brief van 26 februari 2004 zijn mening gegeven over de achtergrond en ervaring van belanghebbende. Hierin vermeldt hij onder meer dat de uitzonderlijke scholingsachtergrond van belanghebbende hem opvalt, dat de ervaringsopbouw van belanghebbende, eerst als list researcher en later als recruitment consultant, consequent is en dat het voor de uitoefening van het vak van werving en selectie noodzakelijk is kennis en met name een (Europees) netwerk op te bouwen in een bepaald segment. Tevens vermeldt hij dat, bij een aanvraag voor een recruiter, hij de kandidatuur van belanghebbende op prijs zou stellen, waarbij hij nadrukkelijk de totale ervaring van belanghebbende mee zou nemen “want sec de recruitment-ervaring zou onvoldoende zijn”. Tenslotte merkt hij op dat hij toevallig ook op zoek is naar een dergelijke kandidaat, maar dat hij deze in de afgelopen 3 maanden niet heeft kunnen vinden.

7. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de 30%-bewijsregel, in het bijzonder of belanghebbende, op het moment van tewerkstelling als ingekomen werknemer (1 maart 2002), specifieke deskundigheid bezat die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig was.

8. Ingevolge artikel 15a, eerste lid, onderdeel k, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2002) geldt dat voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers, die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen, onder daarbij te stellen voorwaarden, ten hoogste 30% van het loon en de vergoeding voor extraterritoriale kosten, als belastingvrije vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt aangemerkt. Als een zodanige werknemer wordt aangewezen de ingekomen werknemer die door een inhoudingsplichtige uit een ander land is aangeworven met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is (artikel 9, eerste lid, in verbinding met artikel 8, tweede lid, onderdelen a en b, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965). Artikel 9a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 geeft nadere bepalingen voor de beoordeling van de vraag of een ingekomen werknemer een dergelijke specifieke deskundigheid bezit.

9. In artikel 9a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 is voor de beoordeling of een werknemer een dergelijke specifieke deskundigheid bezit in het eerste lid vermeld dat in onderlinge samenhang rekening wordt gehouden met (a) het niveau van de gevolgde opleiding, (b) de voor de functie relevante ervaring en (c) het beloningsniveau van de functie in Nederland in verhouding tot het beloningsniveau in het land van herkomst. In het tweede lid van dit artikel is een regeling opgenomen voor werknemers die onder bepaalde voorwaarden geacht worden specifieke deskundigheid te bezitten die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is. Vaststaat dat belanghebbende niet tot de groep werknemers behoort waarop het tweede lid van artikel 9a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 betrekking heeft.

10. Op belanghebbende rust de last aannemelijk te maken dat hij op het moment van aanwerving (1 maart 2002) een specifieke deskundigheid bezat die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig was.

11. Namens belanghebbende heeft de gemachtigde verklaard dat belanghebbende, mede door zijn werkzaamheden bij het conferentiebureau A, beschikt over de voor de functie vereiste specifieke kennis en vaardigheden (te weten HBO- of academische opleiding, specifieke marktkennis en ervaring met de markt waarop B Ltd zich begeeft, ervaring met kennismanagement en technische databases, internationale verkoopervaring en kennis en ervaring met interviewtechnieken). Daarnaast blijkt, volgens belanghebbende, de schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt uit het feit dat uit een groep van 150 sollicitanten geen geschikte kandidaat kon worden gevonden en dat, na de genomen wervingsinspanningen, toch gekozen is voor een werknemer uit het concern die, in tegenstelling tot de overige kandidaten, volgens B Ltd wel beschikte over de voor de functie vereiste specifieke deskundigheid.

Concluderend stelt de gemachtigde dat belanghebbende gezien zijn hoge opleiding, adequate talenkennis, zijn relevante werkervaring, kennis en vaardigheden (opgedaan als recruitment consultant én als list researcher in Y-land) en salarisniveau beschikt over specifieke deskundigheid die niet of schaars aanwezig is op de Nederlandse arbeidsmarkt.

12. Ter bepaling of belanghebbende voor de functie van recruitment consultant op 1 maart 2002 een specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is dient met de factoren genoemd in artikel 9a, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 in onderlinge samenhang rekening te worden gehouden.

13. Belanghebbende heeft met uitstekend gevolg zowel zijn middelbaar onderwijs afgerond als zijn bachelors titel in moderne talen behaald. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende een talentvolle student was in de moderne talen. Dat betekent echter niet dat hij ook aannemelijk heeft gemaakt dat hij een specifieke opleiding op het gebied van werving en selectie heeft gevolgd. Een uitstekende talenkennis zal in het algemeen in elke internationale functie toegevoegde waarde hebben, maar naar het Hof’s oordeel draagt het niet in het bijzonder bij aan de specifieke vereisten voor de functie van recruitment consultant.

14. Belanghebbende had bij de aanvang van zijn dienstbetrekking in Nederland, acht maanden werkervaring als recruitment consultant bij B Ltd. Tevens is belanghebbende naast zijn studie tussen 1997 en 2001 op ad-hoc basis als list researcher werkzaam geweest bij het conferentiebureau A. Naar het oordeel van het Hof is hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij beschikte over ervaring die op bijzondere wijze zou kunnen bijdragen aan de specifieke deskundigheid voor de functie van recruitment consultant.

15. Bij indiensttreding in Nederland is met belanghebbende een bruto jaarsalaris overeengekomen van € 23.328, dat verhoogd zou kunnen worden met commissies. Volgens zijn jaaropgaaf bedroeg zijn loon in 2002 € 32.430 (gedurende 10 maanden in Nederland) en in 2003 € 37.560. Voorts was het bruto basismaandsalaris van belanghebbende in Nederland (€ 1.944) vergelijkbaar met zijn basismaandsalaris in Y-land (omgerekend € 2.051). Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat het beloningsniveau in Nederland een afspiegeling is van de door hem gestelde schaarse specifieke deskundigheid en als gevolg van die schaarse specifieke deskundigheid hoger ligt dan in Y-land.

16. Mede gezien de niet specifiek op recruitment activiteiten gerichte opleiding van belanghebbende, zijn relevante werkervaring van slechts acht maanden, zijn jonge leeftijd (23 jaar) en zijn salarisniveau, is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een specifieke deskundigheid bezit voor de functie van recruitment consultant. De brief van C geeft weliswaar aan dat belanghebbende een goede kandidaat zou zijn doch meldt anderzijds dat juist breed gekwalificeerd personeel bestaansrecht geeft aan wervingsbureaus.

17. Op grond van het vorenoverwogene is belanghebbende er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij, gelet op de in artikel 9a, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 vermelde factoren, een specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.

Het gelijk is aan de inspecteur.

18. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan op 24 februari 2005 door mr. J.P.A. Boersma lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.F. Henry als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.