Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-07-2005, AU0463, 04/02887

Gerechtshof Amsterdam, 28-07-2005, AU0463, 04/02887

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 juli 2005
Datum publicatie
10 augustus 2005
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AU0463
Zaaknummer
04/02887
Relevante informatie
Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 9

Inhoudsindicatie

Ingevolge een akte van huwelijksvoorwaarden bestaat er na overlijden van een echtgenoot een keuzemogelijkheid: indien een verklaring wordt afgelegd worden die huwelijksvoorwaarden uitgevoerd; zonder verklaring wordt verrekend als waren er geen huwelijksvoorwaarden. Dit is een facultatief verrekenbeding waarop artikel 9 van de Successiewet 1956 van toepassing is.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X-Y te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 19 juli 2004 (..).

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 5 juli 2004, betreffen-de de aan belanghebbende opgelegde aanslag in het successierecht ten bedrage van € 52.544.

Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot € 19.434.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de be-streden uitspraak.

Partijen hebben verklaard af te zien van het houden van een mondelinge behandeling.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende was gehuwd met X die op (..) 2001 is overleden (hierna: de erflater).

2.2. Op 9 augustus 1976 is een akte van wijziging van huwelijksvoorwaarden verleden waar-in, voor zover hier van belang het volgende is opgenomen:

"Artikel 1.

Tussen de echtgenoten zal geen gemeenschap van goederen, welke ook, bestaan.

(..)

Artikel 9.

Indien het huwelijk door het overlijden van een der echtgenoten wordt ontbonden, heeft de langstlevende echtgenoot het recht te verklaren, mits bij aangetekend schrijven of deurwaar-dersexploit, gericht respectievelijk betekend aan de rechtverkrijgenden van de overleden echt-genoot binnen zes maanden na het overlijden, dat de hiervoor in gemelde akte van huwelijks-voorwaarden bedoelde bepalingen volledig zullen worden uitgevoerd.

Indien de overgebleven echtgenoot gemelde verklaring niet heeft afgelegd binnen de daarvoor gestelde termijn, dan zal tussen de langstlevende echtgenoot en de rechtverkrijgenden van de overleden echtgenoot worden afgerekend alsof de comparanten gehuwd waren geweest zonder huwelijksvoorwaarden te hebben gemaakt, derhalve als ware er wettelijke algehele gemeen-schap van goederen."

2.3. Belanghebbende heeft de in artikel 9 bedoelde verklaring niet afgelegd. In overeenstem-ming met het bepaalde in dit artikel is in de successie-aangifte vervolgens ervan uitgegaan dat erflater en belanghebbende in algehele gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest.

2.4. Erflaters eigen vermogen bedroeg ten tijde van zijn overlijden € 523.462 en belangheb-bendes eigen vermogen € 182.744.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur de verkrijging van belanghebbende, voorzover deze voortvloeide uit het in voormeld artikel 9 opgenomen verrekenbeding, belast met toepassing van artikel 9 van de Successiewet 1956 (hierna: de Wet).

De waarde van deze fictieve verkrijging is bepaald op ½ x (€ 523.462 + € 182.744) - € 182.744 = € 170.359. De juistheid van deze bijtelling is tussen partijen in geschil.

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil of sprake is van een facultatief verrekenbeding waarop artikel 9 van de Wet van toepassing is, zoals de inspecteur bepleit, of van een finaal wederkerig verre-kenbeding waarop artikel 9 van de Wet niet van toepassing is, zoals belanghebbende verde-digt.

4. Standpunten van partijen

Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Artikel 9 van de op 9 augustus 1976 verleden akte houdt in dat de overlevende echtgenoot de mogelijkheid wordt gelaten om, door het al dan niet afleggen van de daarin bedoelde ver-klaring, te kiezen voor uitvoering van de huwelijksvoorwaarden overeenkomstig hetgeen bij die akte is overeengekomen, dan wel voor verrekening als waren er geen huwelijksvoorwaar-den gemaakt.

Aldus is sprake van een facultatief verrekenbeding, afhankelijk van de voorwaarde van over-leving, waarop het bepaalde in artikel 9 van de Successiewet 1956 van toepassing is.

5.2. Het gelijk is mitsdien aan de inspecteur.

6. Proceskosten

Nu belanghebbende in het ongelijk is gesteld en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de proces-kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 28 juli 2005 door mrs. O.B. Onnes, C. Schaap en L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Brands als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgen-de in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ont-vangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proces-kosten.