Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-09-2005, AU3184, 04/03424

Gerechtshof Amsterdam, 14-09-2005, AU3184, 04/03424

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 september 2005
Datum publicatie
28 september 2005
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3184
Zaaknummer
04/03424
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 239

Inhoudsindicatie

B & W van de gemeente Driebruggen hebben belanghebbende in 1987 toegezegd dat hij geen rioolrecht hoeft te betalen. De gemeente Oudewater, waarin Driebruggen na gemeentelijke herindeling is opgegaan, is daaraan gebonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Hekendorp, gemeente Oudewater, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van het sectorhoofd Bestuur en Middelen van de gemeente Oudewater, verweerder.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 23 augustus 2004, (..).

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 13 juli 2004, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht 2004 ad € 157,15, tezamen met andere aanslagen opgenomen in een gecombineerd aanslagbiljet met dagtekening 31 maart 2004.

Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vernietiging van de aanslag.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Ter zitting van 27 mei 2005 (..).

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag rioolrecht opgelegd ter zake van de onroerende zaak a-straat 2 te Hekendorp, gemeente Oudewater (kadastraal bekend (..)), waarvan belanghebbende sedert 10 januari 1969 eigenaar en bewoner is (hierna: de woning).

Ingevolge artikel 2, lid 1, van de Verordening rioolrechten Oudewater 2002 wordt dit recht geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

2.2. Bij notariële akte van 30 juni 1960 is ter gelegenheid van de bouw van een gemeentelijke brandweergarage op een naast de woning gelegen perceel tussen de gemeente en de toenmalige eigenaar van de woning een overeenkomst vastgelegd, waarbij onder meer de navolgende erfdienstbaarheid is gevestigd:

“c. die van het hebben en houden van een septictank en afvoerleidingen van gemelde nieuw gebouwde garage met bovenwoning via die septictank naar de rivier de IJssel voor de afvoer van hemel- en menagewater en faecaliën, zulks in en ten laste van de kadastrale percelen gemeente Hekendorp, Sectie A nommers (..) en ten behoeve van het kadastrale perceel gemeente Hekendorp, Sectie A, nommer (..);

de kosten van onderhoud, herstelling en eventuele vernieuwing van deze afvoerleidingen en septictank komen geheel voor rekening van de eigenaar van het heersend erf. (…)

De eigenaren van de kadastrale percelen gemeente Hekendorp Sectie A nommers (..) of hun opvolgers in de eigendom hebben het recht om gebruik te maken van de hiervoor onder c. genoemde afvoerleidingen en septictank, zonder dat daarvoor door hen enige vergoeding, hoe ook genaamd, zal zijn verschuldigd.”

Deze erfdienstbaarheid is opgenomen in de notariële akte van 10 januari 1969, waarbij belanghebbende de eigendom van de woning verkreeg.

2.3. Op 1 februari 1964 is de gemeente Hekendorp opgegaan in de gemeente Driebruggen.

2.4. Medio 1987 heeft de gemeente Driebruggen aan belanghebbende medegedeeld voornemens te zijn de woning (en de aangrenzende onroerende zaken) aan te sluiten op een nieuw aan te leggen rioolsysteem. Naar aanleiding van het voornemen heeft belanghebbende contact opgenomen met de gemeente Driebruggen. Bij brief van 12 november 1987 ontving belanghebbende van Burgemeester en wethouders van Driebruggen een brief met de navolgende inhoud:

“Naar aanleiding van een bepaling in uw eigendomsbewijs van het perceel a-straat 2 te Hekendorp heeft u ons medegedeeld, dat u van mening bent, dat u, wanneer het pand a-straat 2 op de aan te leggen riolering aangesloten zou worden, vrijgesteld zou zijn van de betaling van rioolrecht.

Wij onderschrijven uw gedachtengang. Wij zullen u dan ook geen rioolrecht in rekening brengen.

Voorts zijn wij van mening, dat deze vrijstelling niet van toepassing zou mogen zijn op uw rechtsopvolgers.

De zakelijk recht overeenkomst, welke wij met u aan willen gaan i.v.m. de voorgestane aanleg van een afvoerleiding door uw perceel zal t.z.t. in een notariële akte worden opgenomen. Ten tijde van deze opname zou de vrijstellingsbepaling gewijzigd kunnen worden.

Wij verzoeken u ons op zo kort mogelijke termijn schriftelijk mede te delen of u er mee akkoord gaat, dat de vrijstellingsbepaling niet meer van kracht zal zijn voor uw rechtsopvolgers.”

De riolering is in 1988 aangelegd. Naar aanleiding van voormelde brief zijn geen nadere overeenkomsten gesloten.

2.5. Op 1 januari 1989 heeft een gemeentelijke herindeling plaatsgevonden waarbij de gemeente Driebruggen is opgegaan in de gemeenten Reeuwijk en Oudewater. Hekendorp is toegedeeld aan de gemeente Oudewater.

2.6. Op 28 juli 1999 heeft de gemeente Oudewater de brandweergarage a-straat 4 verkocht.

2.7. De gemeente Oudewater hief tot en met 1989 een rioolafvoerrecht. Sedert 1990 heft zij een rioolaansluitingsrecht.

2.8. De gemeente Oudewater heeft aan belanghebbende tot 2003 geen aanslagen rioolrecht opgelegd. Na een bestandscontrole is voor het jaar 2003 aan belanghebbende een aanslag rioolrecht opgelegd die door belanghebbende gedeeltelijk is betaald. Tegen de onderhavige aanslag over het jaar 2004 heeft belanghebbende tijdig bezwaar gemaakt. Bij de afdoening van dat bezwaar is besloten dat de gemeente geen aanslagen oplegt over de voorgaande jaren. Bij besluit van 5 augustus 2004 is vervolgens de aanslag over 2003 verminderd tot nihil.

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil of de gemeente Oudewater gerechtigd is de onderhavige aanslag rioolrecht op te leggen.

4. Standpunten van partijen

Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

Ter zitting is daaraan toegevoegd, zakelijk weergegeven:

4.1.1. door de gemachtigde van belanghebbende:

De beslissing is ook van belang voor de jaren ná 2004.

De stelling van verweerder dat hij gebonden is aan publiekrechtelijke voorschriften, zoals de Verordening, die zwaarder wegen dan privaatrechtelijke afspraken, miskent de betekenis van de doorbraakarresten van 1978.

De gemeente Driebruggen heeft na de brief van 12 november 1987 niet meer aangedrongen op een reactie van belanghebbende.

Ik treed pas sedert de beroepsfase voor belanghebbende op. In de bezwaarfase is geen verzoek tot vergoeding van kosten van het bezwaar gedaan.

4.1.2. door belanghebbende:

Ik heb veel ellende gehad van de afvoer van de brandweergarage; dat heb ik voor lief genomen omdat ik geen rioolrecht hoefde te betalen. Door de aanleg van riolering is de situatie verbeterd. Ik heb toen een gesprek gehad met de gemeente Driebruggen, wat heeft geleid tot de brief van 12 november 1987. Ik heb op die brief niet gereageerd, omdat het voorstel van de gemeente zou kunnen betekenen dat mijn vrouw zou moeten gaan betalen als ik zou overlijden. De gemeente Driebruggen heeft daarna niet meer aangedrongen.

Er liggen nu twee leidingen in mijn grond: een voor de septictank en een voor de riolering. De septictank wordt nog steeds gebruikt voor het hemelwater, ook wat afkomstig is van de voormalige brandweerkazerne. Tot aan de verkoop daarvan in 1999 was dat gemeentelijk eigendom.

De aanslag over 2003 heb ik betaald omdat ik niet gemerkt had dat er ook rioolrecht op de aanslag stond.

Ik heb pas na de bezwaarfase hulp van derden gezocht.

4.2. namens verweerder:

Vóór de gemeentelijke herindeling werd een rioolafvoerrecht geheven; sedert 1990 heft de gemeente Oudewater een rioolaansluitingsrecht. De gemeente Oudewater kreeg namelijk, anders dan de gemeente Driebruggen voordien, geen gebruiksgegevens van het waterleidingbedrijf van Gouda.

Dat belanghebbende tot 2003 geen aanslagen heeft ontvangen, is een fout van de gemeente. Belanghebbende heeft de aanslag 2003 betaald en heeft pas tegen de aanslag 2004 bezwaar gemaakt; toen zijn afspraken gemaakt over de voorliggende jaren.

De Verordening biedt niet de mogelijkheid om belanghebbende vrij te stellen van de heffing van rioolrecht.

De gemeente Oudewater is sedert de gemeentelijke herindeling per 1 januari 1989 de rechtsopvolger van de gemeente Driebruggen.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Burgemeester en wethouders van de gemeente Driebruggen (B & W) hebben in hun brief van 12 november 1987 duidelijk te kennen gegeven dat, ook na de aansluiting van belanghebbendes eigendom op de aan te leggen gemeentelijke riolering, aan belanghebbende geen rioolrecht in rekening zal worden gebracht. Met deze toezegging hebben B & W, welk college ten tijde van het doen van deze kennisgeving met betrekking tot de heffing van rioolrecht ook het bevoegde orgaan was, bij belanghebbende het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat aan hem geen aanslagen rioolrecht zullen worden opgelegd.

5.2. De gemeente Oudewater is als rechtsopvolger van de gemeente Driebruggen gebonden aan vorenbedoelde toezegging inzake de heffing van rioolrecht. Bij die toezegging is geen onderscheid gemaakt tussen de heffing van rioolafvoerrecht dan wel van rioolaansluitingsrecht. De wijziging in de heffing van rioolrecht met ingang van 1990 ontneemt daarom niet de rechtskracht aan de toezegging.

5.3. De gemeente is, anders dan verweerder stelt, ook gebonden aan een dergelijke toezegging indien die ertoe leidt dat een publiekrechtelijk voorschrift buiten toepassing blijft. Zulks is slechts anders indien belanghebbende aan de gemeente Driebruggen onjuiste gegevens zou hebben verschaft (hetgeen niet is gesteld of gebleken) of indien de gedane toezegging zo duidelijk in strijd zou zijn met een juiste wetstoepassing dat belanghebbende in redelijkheid niet op nakoming van die toezegging zou mogen rekenen. Voor deze uitzondering bestaat geen reden gelet op de omstandigheden waaronder de toezegging is gedaan, te weten in samenhang met de in 1960 op belanghebbendes perceel gevestigde erfdienstbaarheid ten gunste van een gemeentelijk eigendom waarbij was overeengekomen dat geen enkele ‘vergoeding, hoe ook genaamd’ verschuldigd zou zijn.

5.4. Aan het vorenstaande doet niet af dat belanghebbende niet is ingegaan op het aanvullende verzoek van B & W in hun brief van 12 november 1987 om de vrijstelling niet van toepassing te doen zijn op belanghebbendes rechtsopvolgers. Blijkens de inhoud van de brief is de toezegging om aan belanghebbende geen rioolrecht in rekening te brengen niet afhankelijk gesteld van een nadere overeenkomst.

5.5. Het gelijk is derhalve aan de zijde van belanghebbende. De aanslag rioolrecht 2004 moet worden vernietigd.

6. Proceskosten

Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld, acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag van de proceskosten gesteld op € 966 (A.1 en 8. = 2 punten; C. factor 1,5 ; € 322 per punt).

Voor vergoeding van daarvoor in aanmerking komende kosten van de bezwaarfase, zo die er al zijn, is geen plaats nu daarom pas in de beroepsfase is verzocht.

7. Beslissing

Het Hof

? verklaart het beroep gegrond;

? vernietigt de uitspraak van verweerder;

? vernietigt de aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht 2004;

? veroordeelt verweerder tot vergoeding aan belanghebbende van € 966 aan proceskosten en wijst de gemeente Oudewater aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen;

? gelast de gemeente Oudewater het betaalde griffierecht ad € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld op 14 september 2005 door mrs. C. Schaap, P.M.F. van Loon en J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Brands als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.