Gerechtshof Amsterdam, 07-07-2005, BQ7227, 04/00244
Gerechtshof Amsterdam, 07-07-2005, BQ7227, 04/00244
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 juli 2005
- Datum publicatie
- 8 juni 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2005:BQ7227
- Zaaknummer
- 04/00244
Inhoudsindicatie
Niet aannemelijk is dat een half uur is besteed aan werkzaamheden in het kader van nasporingen in het provinciaal archief, niet zijnde het schonen van dossiers in het kader van de WOB. De legesnota dient daarom te worden verminderd.
Uitspraak
Kenmerk: 04/00244
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van de stichting [X] te [P], belanghebbende.
tegen
de uitspraak van de heffingsambtenaar van de provincie Noord-Holland, verweerder, gedagte
kend 2 december 2003, betreffende de legesnota inzake kosten WOB-verzoek, gedagtekend
10 april 2003.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 juni 2005.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de legesnota van 15 juli 2003 tot op een bedrag van € 19,68 en
- gelast de Provincie Noord-Holland het door belanghebbende betaalde griffierecht ad € 232 te vergoeden.
Gronden
1.1. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 27 januari 2003 bij de Provincie Noord-Holland,
Bureau afvalverwerking, een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB)
gedaan met betrekking tot de milieuvergunningen van zes te Den Helder gevestigde inrichting
gen. Aan belanghebbende is vervolgens inzage verleend in de dossiers van genoemde zes in
richtingen. Na het raadplegen van de dossiers heeft belanghebbende aangegeven van welke
stukken zij fotokopieën wenste, welke kopieën vervolgens door een provincieambtenaar zijn
vervaardigd en aan belanghebbende ter hand zijn gesteld.
1.2. Bij legesnota van 10 april 2003 (factuurnummer 2003901918) is aan belanghebbende
€ 114,08 aan leges in rekening gebracht, waarbij € 19,68 in rekening is gebracht voor het ver
strekken van 123 fotokopieën en €94,40 voor “nasporing archief 2 uur”. Na daartegen ge-
maakt bezwaar is de in rekening gebrachte tijdsduur voor nasporing in het archief terugge-
bracht tot een halfuur en is de legesnota van 10 april 2003 bij legesnota van 15 juli 2003
(factuurnummer 2003903354) dienovereenkomstig verminderd tot €43,28. Bij het bestreden besluit is de legesnota van 15 juli 2003 gehandhaafd.
2. In geschil is of verweerder aan belanghebbende terecht leges ten bedrage van € 23,60 in
rekening heeft gebracht voor het doen van nasporingen in het provinciaal archief. Niet in geschil is het bedrag aan leges van € 19,68 dat aan belanghebbende in rekening is gebracht voor het verstrekken van fotokopieën.
3.1. De Legesverordening Noord-Holland 1998 (hierna: de Verordening) luidt voor zover
thans van belang als volgt:
Aard van de heffing en belastbaar feit
Artikel 1
Onder de naam leges worden rechten geheven terzake van het door of vanwege de provincie verlenen van de diensten, bedoeld in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel.
(«.)
Maatstaf en tarief
Artikel 3
1 De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
3.2. De bij de Verordening behorende tarieventabel (tekst 2003, hierna: de Tarieventabel)
luidt voor zover thans van belang als volgt:
7. Overige diensten
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor:
(...)
7.2 het doen van nasporingen in het provinciaal archief, behoudens die ten behoeve van opsporingsonderzoeken door organen van politie en/ofjustitie door of met behulp van een ambtenaar van de provincie:
per kwartier (of gedeelte daarvan) daaraan besteed € 11,80.
(...)
4. 1. Belanghebbende stelt onder meer dat ten onrechte kosten in rekening zijn gebracht voor
het doen van speurwerk en het selecteren van de gevraagde gegevens omdat belanghebbende
zelf precies de delen heeft aangegeven waarvan een kopie werd gewenst.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat terecht kosten ter zake van nasporing in rekening
zijn gebracht omdat onder het begrip “het doen van nasporing in het provinciaal archief’ naast
het lichten van de gevraagde dossiers uit de verschillende archieven tevens dient te worden
begrepen het in het kader van de WOB anonimiseren van gegevens of het verwijderen van niet voor inzage bestemde stukken uit de ter inzage gevraagde dossiers.
4.2. Het Hof stelt vast dat het belastbare feit in het onderhavige geschil is “het doen van na-
sporingen in het provinciaal archief’ als bedoeld in artikel 1 van de Verordening in verbinding
met onderdeel 7.2 van de Tarieventabel. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt mee dat onder het doen van nasporingen in het provinciaal archief (in ieder geval) moet worden verstaan het verrichten van alle handelingen die nodig zijn om stukken die onder de provincie
berusten (in een archief of elders) te bestemder plaatse te krijgen. Naar het oordeel van het
Hof kunnen onder “het doen van nasporingen in het provinciaal archief” echter niet worden
begrepen de handelingen die een ambtenaar verricht teneinde zich er in het kader van de WOB van te vergewissen dat er geen gegevens worden verstrekt die de privacy van personen of de belangen van bedrijven kunnen schaden, bestaande uit het anonimiseren van gegevens of het verwijderen van niet voor inzage bestemde stukken uit de ter inzage gevraagde dossiers. Voor de aan die laatste handelingen bestede tijd kunnen dan ook geen leges op grond van artikel 1 van de Verordening in verbinding met onderdeel 7.2 van de Tarieventabel in rekening worden gebracht.
4.3. Een specificatie van de (te onderscheiden soorten) nasporingswerkzaamheden en de
daarmee gemoeide tijdsduur bevindt zich niet bij de stukken, en evenmin valt zulks af te
leiden uit de handgeschreven aantekeningen op bijlage 2 bij de conclusie van dupliek. Gelet
hierop is door verweerder niet aannemelijk gemaakt dat door de behandelend ambtenaar aan
het verrichten van werkzaamheden in het kader van het doen van nasporingen, niet zijnde het
schonen van dossiers in het kader van de WOB, een half uur is besteed.
4.4. De legesnota kan gelet op het vorenoverwogene voor wat betreft de daarbij in rekening
gebrachte kosten voor nasporing in het provinciaal archief dan ook niet in stand blijven. De
overige grieven van belanghebbende behoeven om die reden geen bespreking. Het Hof zal de
legesnota van 15 juli 2003 verminderen tot € 19,68, zijnde het (niet tussen partijen in geschil
zijnde) bedrag aan kopiekosten.
5. Nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking
komende proceskosten heeft gemaakt, acht het Hof geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 7 juli 2005 door mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer. in
tegenwoordigheid van mr. E. Jochem als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare
zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belastingkamer ondertekend. De griffier is niet in staat de uitspraak mede te ondertekenen.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van dit proces-verbaal in geanoniminiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener
b een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.