Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-05-2006, AX2043, 05/00263

Gerechtshof Amsterdam, 02-05-2006, AX2043, 05/00263

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 mei 2006
Datum publicatie
17 mei 2006
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2006:AX2043
Zaaknummer
05/00263
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:75

Inhoudsindicatie

Belanghebbende en zijn broer exploiteren in firmaverband een bedrijf. De door de echtgenote van belanghebbende gewerkte uren worden voor de meewerkaftrek geacht geheel - en derhalve niet voor de helft - te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming van belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Vierde Enkelvoudige Belastingkamer

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst te P, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en de premie Ziekenfondswet (hierna: Zfw) over het jaar 2000.

Het Hof heeft het beroep behandeld ter zitting van 18 april 2006 te Hilversum.

Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de aanslagen in de IB/PVV en premie Zfw tot aanslagen berekend naar een belastbare inkomen respectievelijk een heffingsgrondslag van ƒ 36.691;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten tot het beloop van € 322 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen; en

- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende en zijn broer exploiteren onder de naam “A” in firmaverband een glaszettersbedrijf. Zij delen ieder voor 50% in de winst van de vennootschap onder firma. Vaststaat dat de echtgenotes van de broers in het onderhavige jaar ieder twee duizend uren arbeid hebben verricht ten behoeve van “A”.

2. Belanghebbende heeft zijn beroep betreffende de aanslag in de premie WAZ ingetrokken. Het Hof hoeft zich dan ook nog uitsluitend uit te laten over de aanslagen in de IB/PVV en de premie Zfw. Partijen hebben het geschil ter zitting aldus ingeperkt dat voor deze aanslagen slechts in geschil is of de meewerkaftrek op basis van het bepaalde in artikel 44n van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 gelijk is aan 2% dan wel 4% van de winst. De inspecteur heeft erkend dat hij ten onrechte een correctie op de giftenaftrek heeft toegepast.

3. In artikel 44n, eerste en tweede lid, is het volgende bepaald:

1. Ten aanzien van de gehuwde niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtige wiens echtgenoot arbeid verricht in een door hem voor eigen rekening gedreven onderneming, wordt een meewerkaftrek toegepast indien gedurende het kalenderjaar de voor werkzaamheden beschikbare tijd van die echtgenoot voor een in het tweede lid aangegeven aantal uren in beslag wordt genomen door die arbeid.

2. De meewerkaftrek wordt gesteld op:

a. bij een aantal uren van 1750 of meer: 4 percent van de winst;

b. (...)

c. bij een aantal uren van 875 of meer doch minder dan 1225: 2 percent van de winst;

d. (...)

4. De inspecteur stelt dat de echtgenote van belanghebbende haar activiteiten heeft verricht voor de vennootschap onder firma en dat deze arbeid om die reden moet worden geacht voor 50% te zijn verricht ten behoeve van belanghebbende en voor 50% ten behoeve van diens broer. Hij stelt het aantal door de echtgenote in de onderneming van belanghebbende gemaakte uren op duizend en de meewerkaftrek op 2% van de winst.

5. Naar het oordeel van het Hof dient bij de beantwoording van een vraag als de onderhavige betekenis te worden toegekend aan de bedoeling van een echtgenoot bij het verrichten van de werkzaamheden. Indien een echtgenoot zijn arbeid verricht om uitsluitend zijn eigen partner te ontlasten, moet worden geoordeeld dat de verrichte arbeid in zijn geheel wordt verricht in de door die partner voor eigen rekening gedreven onderneming.

6. Belanghebbende heeft gesteld dat de meewerkende echtgenotes ieder hun eigen partner bijstonden. Het Hof begrijpt deze stelling aldus dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat zijn echtgenote de arbeid heeft verricht om uitsluitend hem – en derhalve niet zijn broer – te ontlasten. Het Hof acht het aldus gestelde aannemelijk. Dit betekent dat de tweeduizend door de echtgenote van belanghebbende gewerkte uren volledig moeten worden geacht te zijn toe te rekenen aan de voor rekening van belanghebbende gedreven onderneming. De meewerkaftrek bedraagt derhalve 4% van de winst. Alsdan is niet in geschil dat het belastbare inkomen en de heffingsgrondslag voor de premie Zfw dienen te worden vastgesteld op ƒ 36.691.

7. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op dit besluit worden de proceskosten begroot op € 322, zijnde € 322 x 1 (voor proceshandelingen) x 1 (voor het gewicht van de zaak).

De uitspraak is gedaan op 2 mei 2006 door mr. D.B. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van drs. E.T.N.P. Plat als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door het lid van de belastingkamer en de griffier is ondertekend.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.