Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2006, AZ6338, 04/1424 DK
Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2006, AZ6338, 04/1424 DK
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 december 2006
- Datum publicatie
- 17 januari 2007
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ6338
- Zaaknummer
- 04/1424 DK
Inhoudsindicatie
Belanghebbende betwist op de hoogte te zijn gesteld van de
monsternemingen. Het ligt dan op de weg van de inspecteur het
tegendeel aannemelijk te maken. De inspecteur heeft aangevoerd dat de
aangever door de desbetreffende ambtenaar in alle gevallen telefonisch is
uitgenodigd voor de monsternemingen. Belanghebbende, op haar beurt, heeft dit betwist en gemotiveerd gesteld dat op de formulieren “fysieke controle” weliswaar de plaats en het tijdstip van de monsternemingen zijn aangegeven, maar dat op de formulieren niet is aangetekend dat belanghebbende op
enigerlei wijze (tijdig) over de monsternemingen is geïnformeerd.
Het formulier “fysieke controle” dat betrekking heeft op
aangiftenummer ... (sub 1.1. voluit weergegeven) is weliswaar door een loodsmedewerker van D B.V., die aanwezig is geweest bij de monsterneming, afgetekend, maar belanghebbende heeft
onvoldoende weersproken gesteld dat deze medewerker niet door haar
gemachtigd was om als haar vertegenwoordiger op te treden bij de
monsterneming. Daaraan doet niet af dat het, naar de inspecteur stelt, bij
monsterneming in de loods gebruikelijk is dat een loodsmedewerker aanwezig is en dat aangevers zich in de regel door een loodsmedewerker laten
vertegenwoordigen. De aanwezigheid van een loodsmedewerker bij de
monsterneming en de omstandigheid dat aangevers zich in de regel laten
vertegenwoordigen door een loodsmedewerker, rechtvaardigen op zichzelf niet de conclusie dat in het onderhavige geval de loodsmedewerker voor de
desbetreffende monsterneming door de aangever gemachtigd was haar bij de monsterneming te vertegenwoordigen.
Het formulier ... (sub 1.1. voluit weergegeven) vermeldt achter de woorden: “Aangever geïnformeerd over: - fysieke controle: Dhr/Mw A”.
Achter “- monsterneming:” is geen naam vermeld.
Achter de woorden “Aangever aanwezig bij fysieke controle en/of
monsterneming:” is “ja” vermeld.
Aldus wordt onvoldoende zekerheid verschaft dat de aangever over de monsterneming is ingelicht, te meer nu in de uitspraak op het
bezwaarschrift betreffende deze aangifte is vermeld “U was bij de
monstername niet aanwezig”.
De formulieren fysieke controle inzake aangiftennummers ..., ... en (sub 1.1. voluit weergegeven) bevatten geen enkele aantekening waaruit zou kunnen blijken dat de aangever over de
monsterneming is ingelicht. Desgevraagd heeft de inspecteur over het ontbreken van deze aantekeningen geen opheldering kunnen verschaffen.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat belanghebbende niet in kennis is gesteld van de monsternemingen betreffende de goederen, vermeld op de vijf litigieuze aangiften. Dit leidt tot het oordeel dat de inspecteur een essentiële
voorwaarde in een dwingend voorgeschreven procedure heeft
geschonden. Het gevolg daarvan moet zijn dat de monsternemingen
terzijde worden gesteld. De resultaten van de monsteronderzoeken
kunnen dan ook niet dienen als grondslag voor de indeling van de
ingevoerde kledingstukken in het GDT, zodat een rechtvaardigingsgrond om van de posten van de aangiften af te wijken, ontbreekt.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 04/1424 DK
de dato 31 augustus 2006
1. De procedure
1.1. Op 26 april 2004 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van K te R, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid N B.V. te Rotterdam,
belanghebbende, en aangevuld bij brief van 28 juni 2004.
Het beroep is gericht tegen de uitspraken van de
inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de inspecteur) van 16 maart 2004, kenmerken ..., betreffende de bezwaren van belanghebbende te-gen de in een vijftal uitnodigingen tot betaling vermelde bedragen aan douanerechten, te weten:
nummer ... van 19 februari 2003; groot € 5.132,61;
nummer ... van 19 februari 2003; groot € 18.451,45;
nummer ... van 17 februari 2003; groot € 842,83;
nummer ... van 17 januari 2003; groot € 153,76;
nummer ... van 17 januari 2003; groot € 153,76.
Deze uitnodigingen tot betaling hebben respectievelijk betrekking op de volgende aangiften voor het vrije verkeer:
nummer ... van 24 mei 2002;
nummer ... van 13 september 2002;
nummer ... van 10 september 2002;
nummer ... van 9 september 2002;
nummer ... van 10 juli 2002.
1.2. Van belanghebbende is een griffierecht van € 273,--. geheven. De
inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Van de inspecteur is op 9 februari 2006 een nader stuk ontvangen; een
afschrift hiervan is aan belanghebbende gezonden.
Eveneens op 9 februari 2006 heeft de inspecteur twee dozen met daarin
voorbeelden van de in geschil zijnde goederen ingestuurd.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 februari 2006. Namens belanghebbende is verschenen K; en na-mens de inspecteur mr. I en M, tot hun bijstand vergezeld van ing. G van het Douane Laboratorium te Amsterdam (hierna: het Laboratori-um). Partijen hebben ieder een pleitnota voorgelezen en overgelegd aan de Douanekamer. De Douanekamer rekent deze pleitnota’s tot de stukken van het geding.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende, douane-expediteur, heeft op 24 mei 2002, 13 september 2002, 10 september 2002, 9 september 2002 en 10 juli 2002,
in opdracht van S S.A., een Franse importeur van kleding, bij de douane te Tilburg vijf aangiften (1.1.) voor het vrije verkeer gedaan voor da-mes-, heren-, en kinderkleding, afkomstig uit China.
2.2.1. De goederen van aangiftenummer
... van 24 mei 2002 zijn op de aangifte
omschreven als “kunststof kleding”; “heren kleding van weefsel van katoen”; en “dames ensembles van weefsel van andere stoffen”.
De kleding van kunststof werd aangegeven onder post 3926 20 00 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT).
2.2.2. De kleding is bij aankomst in Nederland opgeslagen in een loods van het bedrijf D B.V. in R. De douane heeft de verificatie van de aan-gifte aangehouden en een fysieke controle ingesteld; in het kader daarvan zijn zestien monsters van de goederen
genomen. In verband met de monsterneming is door ambtenaren een formulier fysieke controle opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Plaats: R 28-05-2002
Tijdsduur: van: 13.30 tot en met: 16.00
Vervoermiddel/container verzegeld met:
Aantal: - Nummer: -
Aangever geïnformeerd over:
- fysieke controle: Dhr/Mw -
- monsterneming: Dhr/Mw
Aangever aanwezig bij fysieke controle en/of monsterneming: Nee”.
Onder “Accordering aangever” is een handtekening geplaatst door een medewerker van D B.V., met als datum 28 mei 2002, en een stempel van deze transportfirma.
2.2.3. De monsters zijn vervolgens onderzocht door het Laboratorium; in het verslag van het onderzoek, kenmerk ..., is ten aanzien van een van die monsters, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Onderzocht product: lange broek
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Lange broek van weefsel van synthetische textielvezels van polyamide voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen.
Daar het kledingstuk vervaardigd is van materiaal van post 5903, komt het in
aanmerking voor indeling in post 6210.
Het kledingstuk kan niet als jongens- of meisjeskleding worden
onderkend.
Op grond van aantekening 8 op hoofdstuk 62 wordt kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij jongens- dan wel meisjeskleding is, ingedeeld onder de post voor meisjeskleding.
(...)
Advies goederencode: 6210 50 00”.
Ten aanzien van de overige onderzochte monsters waren de bevindingen van het Laboratorium gelijkluidend.
2.2.4. In de uitspraak op bezwaar, kenmerk ..., is, onder het kopje “Nadere beoordeling”, onder meer het volgende vermeld:
“Tegen de wijze waarop op 28 mei 2002 de monsters zijn genomen heeft u mee ingestemd. U heeft hiertegen geen bezwaar ingediend. Bij de monstername op 28 mei was een personeelslid van D B.V. te R aanwezig.”
2.2.5. De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen van het Laboratorium het standpunt ingenomen dat een deel van de goederen in afwijking van de in de aangifte vermelde tariefpost moet worden ingedeeld onder post 6210 50 00 van het GDT.
Deze correctie heeft geleid tot de vaststelling van de in geschil zijnde uitnodiging tot betaling, groot € 5.132,61 (1.1.).
2.3.1. De goederen van aangiftenummer ... van 13 september zijn op de aangifte
omschreven als “kleding van kunststof”. Belanghebbende heeft de
goederen aangegeven onder post 3926 20 00 van het GDT.
2.3.2. De partij kleding is bij aankomst in Nederland opgeslagen in een loods van het bedrijf D B.V. in R. De
douane heeft de verificatie van de aangifte aangehouden en een fysieke controle ingesteld; in het kader daarvan zijn vierentwinting monsters van de goederen genomen. In verband met de monsterneming is door
ambtenaren een formulier fysieke controle opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Plaats: R
Tijdsduur: van: 06.00 tot en met: 08.00
Vervoermiddel/container verzegeld met:
Aantal: Nummer:
Aangever geïnformeerd over:
- fysieke controle: Dhr/Mw nvt
- monsterneming: Dhr/Mw
Aangever aanwezig bij fysieke controle en/of monsterneming: Nee”.
Het vak “Accordering aangever” is niet ingevuld en evenmin
ondertekend.
2.3.3. De monsters zijn vervolgens onderzocht door het Laboratorium; in een aantal gevallen heeft het Laboratorium een andere, van de aangifte afwijkende goederencode geadviseerd; de bevindingen van het
Laboratorium in deze gevallen zijn vervat in verslagen van
onderzoek; in het verslag met kenmerk A800.2.0344 is dienaangaande, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Onderzocht product: Boys coat
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Jack van weefsel van synthetische textielvezels van polyester voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen, gematelasseerd, voor jongens.
Op grond van de GS-toelichting punt b op post 6210 komt het kledingstuk niet in
aanmerking voor indeling in post 6210 daar het vervaardigd is van materiaal van post 5811.
(...)
Advies goederencode: 6210 9300”.
In het verslag met kenmerk ... is, voor zover hier van belang, het volgen-de vermeld:
“Onderzocht product: Men’s coat
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Jack van weefsel van synthetische textielvezels van polyester voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen, gematelasseerd, voor heren.
Daar het kledingstuk vervaardigd is van materiaal van post 5903, komt het in
aanmerking voor indeling in post 6210.
(...)
Advies goederencode: 6210 4000”.
In het verslag met kenmerk ... is, voor zover hier van belang, het volgen-de vermeld:
“Onderzocht product: Men’s coat
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Jack van weefsel van synthetische textielvezels van polyester voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen.
Daar het kledingstuk vervaardigd is van materiaal van post 5903, komt het in
aanmerking voor indeling in post 6210.
Het kledingstuk kan niet als heren- of dameskleding worden onderkend.
Op grond van aantekening 8 op hoofdstuk 62 wordt kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- dan wel dameskleding is, ingedeeld onder de post voor
dameskleding.
(...)
Advies goederencode: 6210 5000”.
De bevindingen vervat in de verslagen met kenmerken ... en ... zijn ge-lijkluidend.
In het verslag met kenmerk ... is, voor zover hier van belang, het volgen-de vermeld:
“Onderzocht product: Men’s coat
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Deze gecorrigeerde uitslag vervangt de voorgaande uitslag die hiermee vervalt.
Bodywarmer van weefsel van synthetische textielvezels van polyester voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen, gematelasseerd, voor heren.
Op grond van de GS-toelichting punt b op post 6210 komt het kledingstuk niet in
aanmerking voor indeling in post 6210 daar het vervaardigd is van materiaal van post 5811.
(...)
Advies goederencode: 6211 3390”.
De bevindingen vervat in de verslagen met kenmerken ... en ... zijn ge-lijkluidend.
In het verslag met kenmerk ... is, voor zover hier van belang, het volgen-de vermeld:
“Onderzocht product: Men’s coat
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Bodywarmer van weefsel van synthetische textielvezels van polyester voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen, gematelasseerd.
Op grond van de GS-toelichting punt b op post 6210 komt het kledingstuk niet in
aanmerking voor indeling in post 6210 daar het vervaardigd is van materiaal van post 5811.
Het kledingstuk kan niet als heren- of dameskleding worden onderkend.
Op grond van aantekening 8 op hoofdstuk 62 wordt kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- dan wel dameskleding is, ingedeeld onder de post voor
dameskleding.
(...)
Advies goederencode: 6211 4390”.
De bevindingen vervat in de verslagen met kenmerken ... en ... zijn ge-lijkluidend.
In het verslag met kenmerk ... is, voor zover hier van belang, het volgen-de vermeld:
“Onderzocht product: Men’s coat
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Jack van textiel, dat op twee op elkaar gelijmde lagen textiel bestaat, voor heren.
De buitenkant is van weefsel van synthetische textielvezels van polyester en de
binnenkant is van breiwerk van synthetische textielvezels van polyester.
(...)
Advies goederencode: 6201 9300”.
2.3.4. In de uitspraak op bezwaar, kenmerk ... en ..., is, onder het kopje “Nadere beoordeling”, onder meer het volgende vermeld:
“Tegen de wijze waarop op 16 september (2002; Douanekamer) de monsters zijn genomen heeft u mee ingestemd. U heeft hiertegen geen bezwaar ingediend.”
2.3.5. De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen van het Laboratorium het standpunt ingenomen dat een deel van de goederen in afwijking van de in de aangifte vermelde tariefpost moet worden ingedeeld onder de posten 6201 93 00, 6210 40 00, 6210 50 00,
6211 33 90 en 6211 43 90 van het GDT.
Deze correcties hebben geleid tot de vaststelling van de in geschil zijnde uitnodiging tot betaling, groot € 18.451,45 (1.1.).
2.4.1. De goederen van aangiftenummer ... van 10 september 2002 zijn op de
aangifte omschreven als “kleding van kunststof”; en “meisjesjassen van weefsel van synthetische vezels”.
Belanghebbende heeft de goederen aangegeven onder post 3926 20 00 van het GDT.
2.4.2. De partij kleding is bij aankomst in Nederland opgeslagen in een loods van het bedrijf D B.V. in R. De
douane heeft de verificatie van de aangifte aangehouden en een fysieke controle ingesteld; in het kader daarvan zijn drie monsters van de
goederen genomen. In verband met de monsterneming is door ambtena-ren een formulier fysieke controle opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Plaats: T
Tijdsduur: van: 10.00 tot en met: 12.00
Vervoermiddel/container verzegeld met:
Aantal: Nummer:
Aangever geïnformeerd over:
- fysieke controle: Dhr/Mw
- monsterneming: Dhr/Mw
Aangever aanwezig bij fysieke controle en/of monsterneming: Nee”.
Het tekstblok vanaf de zinsnede “Vervoermiddel ...” tot en met
“monsterneming Dhr/Mw” is met pen doorgehaald.
Het vak “Accordering aangever” is niet ingevuld en evenmin
ondertekend.
2.4.3. De monsters zijn vervolgens onderzocht door het Laboratorium; in het verslag van het onderzoek, kenmerk ..., is ten aanzien van een van die monsters, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Onderzocht product: Boys coat
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Jack van weefsel van synthetische textielvezels van polyester voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen, gematelasseerd, voor heren of voor jongens.
Op grond van de GS-toelichting punt b op post 6210 komt het kledingstuk niet in
aanmerking voor indeling in post 6210 daar het vervaardigd is van materiaal van post 5811.
(...)
Adviesgoederencode: 6201 93 00”.
2.4.4. In de uitspraak op bezwaar, kenmerk ... en ..., is, onder het kopje “Nadere beoordeling”, onder meer het volgende vermeld:
“Tegen de wijze waarop op 12 september 2002 de monsters zijn genomen heeft u mee ingestemd. U heeft hiertegen geen bezwaar ingediend. Overigens was u bij de monstername niet aanwezig.”
2.4.5. De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen van het Laboratorium het standpunt ingenomen dat een deel van de goederen in afwijking van de in de aangifte vermelde tariefpost moet worden ingedeeld onder post 6201 93 00 van het GDT.
Deze correctie heeft geleid tot de vaststelling van de in geschil zijnde uitnodiging tot betaling, groot € 842,83 (1.1.).
2.5.1. De goederen van aangiftenummer ... van 9 september 2002 zijn op de aangifte omschreven als “kleding van kunststof”.
Belanghebbende heeft de goederen aangegeven onder post 3926 20 00 van het GDT.
2.5.2. De partij kleding is bij aankomst in Nederland
opgeslagen in een loods van het bedrijf D B.V. in R. De douane heeft de verificatie van de aangifte
aangehouden en een fysieke controle ingesteld; in het kader daarvan zijn drie monsters van de goederen genomen. In verband met de
monsterneming is door ambtenaren een formulier fysieke controle
opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Plaats: R, 12-09-2002
Tijdsduur: van: 16.15 tot en met: 18.00
Vervoermiddel/container verzegeld met:
Aantal: Nummer:
Aangever geïnformeerd over:
- fysieke controle: Dhr/Mw A.
- monsterneming: Dhr/Mw
Aangever aanwezig bij fysieke controle en/of monsterneming: Ja”.
Het vak “Accordering aangever” is niet ingevuld en evenmin
ondertekend.
2.5.3. In de uitspraak op bezwaar, kenmerk ... en ..., is, onder het kopje “Nadere beoordeling”, onder meer het volgende vermeld:
“Tegen de wijze waarop op 12 september (2002; Douanekamer) de monsters zijn
genomen heeft u mee ingestemd. U heeft hiertegen geen bezwaar ingediend. U was bij de monstername niet aanwezig.”
2.5.4. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium, kenmerk ..., waarin ten aanzien van een
product “Boys pant” onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: Boys pant-shell
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Lange broek van weefsel van synthetische textielvezels van polyamide voorzien van een deklaag van kunststof van polyurethaan, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen.
Daar het kledingstuk vervaardigd is van materiaal van post 5903, komt het in
aanmerking voor indeling in post 6210.
Het kledingstuk kan niet als jongens- of meisjeskleding worden
onderkend.
Op grond van aantekening 8 op hoofdstuk 62 wordt kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij jongens- dan wel meisjeskleding is, ingedeeld onder de post voor
meisjeskleding.
(...)
Advies goederencode: 6210 5000”.
2.5.5. De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen van het Laboratorium ten aanzien van het sub 2.5.4. omschreven product het standpunt ingenomen dat de goederen in afwijking van de in de aangifte vermelde tariefpost moet worden ingedeeld onder post 6210 50 00 van het GDT.
Deze correctie heeft geleid tot de vaststelling van de in geschil zijnde uitnodiging tot betaling, groot € 153,76 (1.1.).
2.6.1. De goederen van aangiftenummer ... van 10 juli 2002 zijn op de aangifte omschreven als “kleding van kunststof”.
Belanghebbende heeft de goederen aangegeven onder post 3926 20 00 van het GDT.
2.6.2. De partij kleding is bij aankomst in Nederland
opgeslagen in een loods van het bedrijf D B.V. in R. De douane heeft de verificatie van de aangifte
aangehouden en een fysieke controle ingesteld; in het kader daarvan zijn zeventien monsters van de goederen genomen. In verband met de
monsterneming is door ambtenaren een formulier fysieke controle
opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Plaats: R, 11/07/2002
Tijdsduur: van: 11.00 tot en met: 14.30
Vervoermiddel/container verzegeld met:
Aantal: Nummer:
Aangever geïnformeerd over:
- fysieke controle: Dhr/Mw
- monsterneming: Dhr/Mw
Aangever aanwezig bij fysieke controle en/of monsterneming: Nee”.
Het vak “Accordering aangever” is niet ingevuld en evenmin
ondertekend.
2.6.3. De monsters zijn vervolgens onderzocht door het Laboratorium; in het verslag van het onderzoek, kenmerk ..., is ten aanzien van een van die monsters, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Onderzocht product: Pants shell
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Deze aangevulde uitslag vervangt de voorgaande uitslag die hiermee vervalt.
Lange broek van weefsel van synthetische textielvezels van polyamide voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen.
Daar het kledingstuk vervaardigd is van materiaal van post 5903, komt het in
aanmerking voor indeling in post 6210.
Het kledingstuk kan niet als heren- of dameskleding worden
onderkend.
Op grond van aantekening 8 op hoofdstuk 62 wordt kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- dan wel dameskleding is, ingedeeld onder de post voor
dameskleding.
(...)
Advies goederencode: 6210 5000”.
De bevindingen vervat in het verslag met kenmerk ... zijn
gelijkluidend.
In het verslag met kenmerk ... is, voor zover hier van belang, het volgen-de vermeld:
“Onderzocht product: Jacket
(...)
Bij onderzoek bevonden:
Deze aangevulde uitslag vervangt de voorgaande uitslag die hiermee vervalt.
Jack van weefsel van synthetische textielvezels van polyester voorzien van een deklaag van kunststof van polyvinylchloride, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden waargenomen, gematelasseerd, voor heren of voor jongens.
Op grond van de GS-toelichting punt b op post 6210 komt het kledingstuk niet in
aanmerking voor indeling in post 6210 daar het vervaardigd is van materiaal van post 5811.
(...)
Advies goederencode: 6201 9900”.
De bevindingen vervat in de verslagen met kenmerken ..., ..., ... en ... zijn gelijkluidend.
2.6.4. In de uitspraak op bezwaar, kenmerk ... en ..., is, onder het kopje “Nadere beoordeling”, onder meer het volgende vermeld:
“Tegen de wijze waarop op 11 juli (2002; Douanekamer) de monsters zijn genomen heeft u mee ingestemd. U heeft hiertegen geen bezwaar ingediend. U was bij de monstername niet aanwezig.”
2.6.5. De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen van het Laboratorium het standpunt ingenomen dat de goederen in afwijking van de in de aangifte vermelde tariefpost moet worden ingedeeld onder de posten 6210 50 00 en 6201 99 00 van het GDT.
Deze correctie heeft geleid tot de vaststelling van de in geschil zijnde uitnodiging tot betaling, groot € 153,76 (1.1.).
3. Geschil
3.1. In geschil is of de onderhavige uitnodigingen tot betaling terecht zijn vastgesteld; het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende van elke monsterneming in kennis is gesteld.
3.2. Voor het geschil zijn relevant de posten 3926 20 00, 6201 93 00,
6201 99 00, 6210 40 00, 6210 50 00, 6211 33 90 en 6211 43 90 van het
GDT. Deze posten luiden als volgt.
Post 3926 20 00
“3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij posten 3901 tot en met 3914:
(…)
3926 20 00 - kleding en toebehoren (handschoenen, wanten en dergelijke daaronder begrepen)”.
Posten 6201 93 00 en 6201 99 00
“6201 Overjassen, jekkers, capes, anoraks, blousons en dergelijke artikelen, voor heren of voor jongens, andere dan de artikelen bedoeld bij post 6203:
- overjassen, regenjassen, jekkers, capes en dergelijke artikelen:
(…)
- andere:
(…)
6201 93 00 - - van synthetische of kunstmatige vezels
6201 99 00 -- van andere textielstoffen”.
Posten 6210 40 00 en 6210 50 00
“6210 Kleding vervaardigd van de producten bedoeld bij post 5602, 5603, 5903, 5906 of 5907:
(…)
6210 40 00 - andere kleding, voor heren of voor jongens
6210 50 00 - andere kleding, voor dames of voor meisjes”.
Posten 6211 33 90 en 6211 43 90
“6211 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; andere kleding:
(...)
- andere kleding, voor heren of voor jongens:
(...)
6211 33 - - van synthetische of kunstmatige vezels:
(...)
- - - - andere:
(...)
6211 33 90 - - - andere
(...)
- andere kleding, voor dames of voor meisjes:
(...)
- - - - andere:
(...)
6211 43 - - van synthetische of kunstmatige vezels:
- - - - andere:
(...)
6211 43 90 - - - andere”.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Op de formulieren fysieke controle is niet aangegeven of de aangever aanwezig is geweest bij de monstername. Ook is niet vermeld of de aangever in kennis is gesteld van de monstername. In een enkel geval is het formulier ondertekend door een personeelslid van D B.V., dit is een opslaghouder waar belanghebbende soms gebruik van maakte. Belanghebbende heeft geen machtiging verleend aan de opslaghouder om haar te vertegenwoordigen. De ondertekening door de loodsmedewerker in het ene geval heeft dan ook geen enkele waarde.
Belanghebbende verwijst voor een identieke situatie naar de uitspraak van 14 juni 2004, nr. 02/405 DK,
*.4.2. Het Laboratorium heeft de monsters ten onrechte te vroeg vernietigd. Belanghebbende heeft immers binnen de wettelijke termijn bezwaarschriften ingediend. Nu de monsters weg zijn is er achteraf geen adequate controlemogelijkheid meer. De consequentie hiervan moet zijn dat de door de inspecteur aangebrachte correcties worden teruggedraaid.
4.3. Voorts wordt betwist dat de door de inspecteur genomen contramonsters van de onderhavige zendingen afkomstig zijn. De indeling van goederen gemaakt van textiel met een deklaag kan alleen worden beoordeeld aan de hand van de ambtelijke monsters.
4.4. Ter zitting is namens belanghebbende het volgende verklaard.
Voor wat betreft de indeling wordt geen beroep gedaan op meer of andere posten dan die bij de aangiften zijn vermeld.
Het is gebruikelijk dat een belastingplichtige vooraf in kennis wordt gesteld van plaats en tijdstip van de monstername. In casu is dit niet gebeurd. Het klopt dat de douane ook wel een loodsmedewerker voor accoord laat tekenen maar dan moet die daartoe wel bevoegd zijn. In het onderhavige geval is dit niet het geval.
Bij monstername van textielproducten is altijd iemand van belanghebbende aanwezig. De aangever heeft aan belanghebbende verzekerd dat het uitgesloten is dat zij hierover vooraf is gebeld. Naspeuring in agenda’s bij belanghebbende en de aangever hieromtrent heeft niets opgeleverd. Betwist wordt dat de rit naar R een beletsel vormde.
Ernstig wordt bezwaar gemaakt tegen de “monsters” die door de inspecteur bij het verweerschrift zijn overgelegd en waarover nu ter zitting wordt gesproken. De herkomst van deze goederen is niet na te gaan. De uitleg van de medewerker van het Laboratorium met betrekking tot deze goederen heeft dan ook geen enkele betekenis.
De omschrijving op de factuur komt lang niet in alle gevallen overeen met die op het formulier fysieke controle. Bijvoorbeeld het formulier fysieke controle bij aangiftenummer ... (sub 1.1. voluit weergegeven; bijlage 4b bij het verweerschrift); in vak 10, onder “bevonden” staat onder meer “F R”. Dit staat echter niet op de betreffende factuur. Er kunnen nog wel meer van dit soort voorbeelden worden genoemd. De methode van de inspecteur is dus bij lange na niet waterdicht.
Het door de inspecteur overgelegde rapport van het Laboratorium in de zaak met aangiftenummer ... heeft betrekking op een aangifte die geen deel uitmaakt van het geschil.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De goederen betreffen niet alleen weefsels, maar ook breiwerken.
Tevens is er geen sprake van het volledig in kunststof ingebed zijn. Er is wel sprake van een breiwerk met een deklaag van kunststof met
celstructuur. Op grond van aantekening 2a, onder 5, op hoofdstuk 59 moet dit materiaal niet beschouwd worden als textiel bedekt met
kunststof, maar als vel van kunststof op een drager van textiel.
5.2. Volgens het Laboratorium zijn de goederen te onderscheiden in
breiwerken voorzien van een deklaag van kunststof met celstructuur
enerzijds, deze goederen moeten onder hoofdstuk 39 worden ingedeeld,
en anderzijds weefsels, voorzien van een deklaag van kunststof, al dan niet
gematelasseerd, zonder celstructuur, die met het blote oog kan worden
waargenomen, voor deze goederen geldt hoofdstuk 62.
De deklaag van kunststof bij de verschillende bemonsterde items is in de bij de aangiften overgelegde facturen omschreven als:
Shell: PVC/PU coated (inside)
PVC/PU
PU coated
PVC.
Gezien bovenstaand onderscheid kan worden aangenomen dat de voor de indeling relevante kenmerken van de monsters die aanwezig zijn, tevens gelden voor de monsters die niet meer aanwezig zijn.
Er bestaat geen twijfel over dat de contramonsters van de onderhavige zendingen afkomstig zijn en identiek aan de eerder door het Laboratorium onderzochte monsters.
5.3. De inspecteur heeft ter zitting het volgende verklaard.
Belanghebbende is in kennis gesteld van plaats en tijdstip van de monstername. Onduidelijk is waarom dit niet op de formulieren is aangetekend. De ambtenaar heeft gebeld met de aangever en medegedeeld dat monstername in de loods zou plaatsvinden. De aangever zat echter in T en nam niet de moeite om naar R te reizen.
De ambtenaar zal er altijd naar streven om iemand van het bedrijf te laten meetekenen. Dit hoeft niet degene te zijn die de aangifte heeft gedaan, maar kan ook een loodsmedewerker zijn.
Er is aangesloten bij het item waarvan de uitslag bekend was van een paar dagen eerder. Het ging om grote hoeveelheden. Onduidelijk is waarom de uitslag van het Laboratorium dan niet als uitgangspunt zou mogen worden genomen.
De omschrijving van de goederen komt overeen met die op het formulier fysieke controle. Bijvoorbeeld het formulier fysieke controle bij aangiftenummer ... (sub 1.1. voluit weergegeven). Aan de hand van de omschrijving op de factuur in combinatie met het aanvraagformulier kan de link met die aangifte worden gelegd.
Ing. G van het Laboratorium toont een voorbeeld van de producten in de vorm van een broek en een kinderjas. Hij maakt
met een mesje inkepingen in de goederen en verklaart naar aanleiding hiervan het volgende.
Er is maar één deklaag te zien. In de deklaag is duidelijk één
individuele vezel waarneembaar. Indien het product twee deklagen zou hebben, dan zou de individuele vezel niet goed waarneembaar zijn. Met gecombineerde stof wordt bedoeld de stof en de deklaag.
De buitenkant bestaat uit twee verschillende stoffen, namelijk een
weefsel, dat vervolgens weer bestaat uit horizontaal en verticaal
geweven draden.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Op grond van artikel 68, aanhef en onderdeel b, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992, tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1; hierna CDW), zijn de douaneautoriteiten gerechtigd over te gaan tot een onderzoek van de goederen en het nemen van monsters voor analyse of grondige
controle. De aangever heeft krachtens artikel 69, tweede lid, van het CDW het recht om bij de monsterneming en het onderzoek aanwezig te zijn. Artikel 242 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993, houdende vaststelling van enkele bepalingen ter
uitvoering van het douanewetboek (PB L 253, blz. 1; hierna; UCDW), bepaalt in dit verband dat de douaneautoriteiten de aangever of diens vertegenwoordiger in kennis stellen van hun besluit om monsters te
nemen. Gelet op de bewoordingen van bedoeld artikel 242 en in
aanmerking nemende het arrest van 4 maart 2004, Derudder & Cie SA, C-90/01,
*, heeft deze inkennisstelling een dwingend karakter. Het informeren van de aangever omtrent demonsterneming is bedoeld om de aangever in de gelegenheid te stellen zijn recht uit te oefenen. Zou voor de douaneautoriteiten niet de
verplichting bestaan de aangever omtrent de voorgenomen
monsterneming te informeren, dan zou immers het recht van de aangever om aanwezig te zijn bij de monsterneming niet gewaarborgd zijn.
6.2. Belanghebbende betwist op de hoogte te zijn gesteld van de
monsternemingen. Het ligt dan op de weg van de inspecteur het
tegendeel aannemelijk te maken. De inspecteur heeft aangevoerd dat de
aangever door de desbetreffende ambtenaar in alle gevallen telefonisch is
uitgenodigd voor de monsternemingen. Belanghebbende, op haar beurt, heeft dit betwist en gemotiveerd gesteld dat op de formulieren “fysieke controle” weliswaar de plaats en het tijdstip van de monsternemingen zijn aangegeven, maar dat op de formulieren niet is aangetekend dat belanghebbende op
enigerlei wijze (tijdig) over de monsternemingen is geïnformeerd.
6.3. Het formulier “fysieke controle” dat betrekking heeft op
aangiftenummer ... (sub 1.1. voluit weergegeven) is weliswaar door een loodsmedewerker van D B.V., die aanwezig is geweest bij de monsterneming, afgetekend, maar belanghebbende heeft
onvoldoende weersproken gesteld dat deze medewerker niet door haar
gemachtigd was om als haar vertegenwoordiger op te treden bij de
monsterneming. Daaraan doet niet af dat het, naar de inspecteur stelt, bij
monsterneming in de loods gebruikelijk is dat een loodsmedewerker aanwezig is en dat aangevers zich in de regel door een loodsmedewerker laten
vertegenwoordigen. De aanwezigheid van een loodsmedewerker bij de
monsterneming en de omstandigheid dat aangevers zich in de regel laten
vertegenwoordigen door een loodsmedewerker, rechtvaardigen op zichzelf niet de conclusie dat in het onderhavige geval de loodsmedewerker voor de
desbetreffende monsterneming door de aangever gemachtigd was haar bij de monsterneming te vertegenwoordigen.
6.4. Het formulier ... (sub 1.1. voluit weergegeven) vermeldt achter de woorden: “Aangever geïnformeerd over: - fysieke controle: Dhr/Mw A”.
Achter “- monsterneming:” is geen naam vermeld.
Achter de woorden “Aangever aanwezig bij fysieke controle en/of
monsterneming:” is “ja” vermeld.
Aldus wordt onvoldoende zekerheid verschaft dat de aangever over de monsterneming is ingelicht, te meer nu in de uitspraak op het
bezwaarschrift betreffende deze aangifte is vermeld “U was bij de
monstername niet aanwezig”.
6.5. De formulieren fysieke controle inzake aangiftennummers ..., ... en (sub 1.1. voluit weergegeven) bevatten geen enkele aantekening waaruit zou kunnen blijken dat de aangever over de
monsterneming is ingelicht. Desgevraagd heeft de inspecteur over het ontbreken van deze aantekeningen geen opheldering kunnen verschaffen.
6.6. Gelet op het sub 6.2. tot en met 6.5. overwogene moet het ervoor worden gehouden dat belanghebbende niet in kennis is gesteld van de monsternemingen betreffende de goederen, vermeld op de vijf litigieuze aangiften. Dit leidt tot het oordeel dat de inspecteur een essentiële
voorwaarde in een dwingend voorgeschreven procedure heeft
geschonden. Het gevolg daarvan moet zijn dat de monsternemingen
terzijde worden gesteld. De resultaten van de monsteronderzoeken
kunnen dan ook niet dienen als grondslag voor de indeling van de
ingevoerde kledingstukken in het GDT, zodat een rechtvaardigingsgrond om van de posten van de aangiften af te wijken, ontbreekt.
6.7. Uit al het vorenoverwoge volgt dat het beroep gegrond is, en dat de
uitnodigingen tot betaling moeten worden vernietigd.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht termen aanwezig de inspecteur op de voet van
artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten, welke met toe-pas-sing van het Besluit proceskosten
bestuursrecht als volgt worden vastgesteld:
kosten bezwaar: voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde per punt van € 161,-- en een wegingsfactor 1,5) een bedrag van € 483,--;
kosten beroep: voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een
waarde per punt van € 322,-- en een wegingsfactor 1,5) een bedrag van
€ 966,--.
Als geheel komt in deze zaak voor vergoeding van proceskosten in
aanmerking € 483,-- + € 966,-- = € 1.449,--.
8. De beslissing
De Douanekamer
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken, waarvan beroep;
- vernietigt de sub 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten tot een bedrag van € 1.449,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten aan belanghebbende te voldoen;
- wijst de Staat der Nederlanden aan het griffierecht ad € 273,-- aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 31 augustus 2006 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis en mr. J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier. De beslissing is op 19 december 2006 in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.