Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-06-2007, BA6637, 04/02386

Gerechtshof Amsterdam, 01-06-2007, BA6637, 04/02386

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 juni 2007
Datum publicatie
13 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2007:BA6637
Zaaknummer
04/02386
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 229

Inhoudsindicatie

Belastingrechter is onbevoegd kennis te nemen van een geschil omtrent het al dan niet verlenen van een abonnement voor het op aanvraag verstrekken van gemeentelijke informatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

I. in één geschrift verenigde uitspraken van de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, verweerder, en

II. een uitspraak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, het college van B en W.

1. Loop van het geding

1.1. Van belanghebbende is ter griffie van het Hof een beroepschrift ingekomen op 22 juni 2004, ingediend door A (...) te Q als haar gemachtigde (hierna: de gemachtigde). De gemachtigde heeft het beroepschrift aangevuld bij brief van 20 juli 2004. Het in dit beroepschrift vervatte, in de aanhef van deze uitspraak onder I bedoelde, beroep is gericht tegen de uitspraken van verweerder, verenigd in één geschrift gedagtekend 14 mei 2004, betreffende de bij nota van 23 april 2004 geheven leges ter zake van in de maanden januari, februari en maart 2004 verleende diensten, factuurnummer (1111) (hierna: de aanslagen).

1.2. De - blijkens de nota: 132 - aanslagen belopen gezamenlijk € 5.225. Het tegen de aanslagen gerichte bezwaar is bij de uitspraken ongegrond verklaard.

1.3. Het onder I bedoelde beroep strekt tot vernietiging van de uitspraken en - naar het Hof begrijpt - van de aanslagen. Voorts verzoekt belanghebbende het Hof te bepalen dat zij alsnog in aanmerking komt voor het afsluiten van een jaarabonnement als bedoeld in paragraaf 17, onderdeel 13 van de tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van leges 2004 van de gemeente Zaanstad (hierna: de Tabel en de Verordening).

1.4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot het ongegrond verklaren van het onder I bedoelde beroep.

1.5. Bij brief van 6 april 2005 heeft de Raad van State het Hof verzocht het door belanghebbende op 14 oktober 2003 bij de rechtbank Haarlem ingestelde, in de aanhef van deze uitspraak onder II bedoelde, beroep tegen een uitspraak van het college van B en W, gedagtekend 8 september 2003, in behandeling te nemen. Deze uitspraak betreft het onder nummer 0000 genomen besluit van het college van B en W, gedagtekend 21 maart 2003, waarbij het verzoek van belanghebbende aan haar voor het jaar 2003 een jaarabonnement te verlenen als bedoeld in paragraaf 17, onderdeel 13, slot, van de Tabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van leges 2003 van de gemeente Zaanstad is afgewezen.

Bij zijn uitspraak in hoger beroep van 2 maart 2005, nr. 200405141/1, heeft de Raad van State de desbetreffende uitspraak van de rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht, van 6 mei 2004, nr. Awb03-1658, vernietigd en de rechtbank onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van 8 september 2003 ook reeds bij het Hof beroep ingesteld, welk beroep onder kenmerk 03/03963 is ingeschreven. Bij een op de voet van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gedane uitspraak van 8 december 2004 heeft de Zestiende Enkelvoudige Belastingkamer uiteindelijk beslist dat het Hof onbevoegd is van het geschil kennis te nemen. Tegen deze uitspraak is geen verzet aangetekend.

1.6. Bij brief van 12 mei 2005 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat tegen het onder nummer 14362 genomen besluit geen bezwaar en beroep mogelijk is.

1.7. Van het verhandelde ter zitting van 9 juni 2006 is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak aan partijen wordt toegezonden. Het Hof rekent de ter zitting overgelegde stukken tot de gedingstukken.

2. De Verordening

2.1. De Verordening luidt voorzover thans van belang:

"Artikel 1. Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam "leges" worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte van diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

(...)

Artikel 3. Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

Artikel 4 Tarieven

1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

(…)

Artikel 5 Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

(...)"

2.2. De Tabel luidt voorzover thans van belang:

"(...)

Paragraaf 17 Vergunningen: bouwen, aanleggen en slopen

1. Begripsomschrijvingen

(..)

l. Objectinformatie

Het schriftelijk verstrekken van informatie over objecten en ondergrond ten behoeve van het taxeren ervan door makelaars.

(...)

13. Object-informatie

Het tarief voor het schriftelijk dan wel digitaal beantwoorden van vragen over de bestemming of gebruik van een object, over de gesteldheid van de bodem, over het voorkomen op een monumentenlijst, over geldende aanschrijvingen, over aanwezige (milieu-)vergunningen of andere objectgebonden zaken, bedraagt € 50,-.

Beroepsbeoefenaars, zoals makelaars en taxateurs, kunnen per bedrijf hiervoor een jaarabonnement afsluiten ad. € 6.500,-, ongeacht het aantal verzoeken voor schriftelijke of digitale informatie. Abonnementhouders mogen rekenen op beantwoording van de vragen binnen twee werkdagen. Het abonnement beloopt een kalenderjaar."

3. Tussen partijen vaststaande feiten.

3.1. Belanghebbende is een vereniging waarvan de leden taxateurs(kantoren) zijn. De op de nota vermelde werkzaamheden zijn op verzoek van belanghebbende verricht.

3.2. De onder factuurnummer 1111 aan belanghebbende gezonden nota vermeldt, voorzover thans van belang:

"Facturering Dienst Publiek

Omschrijving

= = = = = = = = = = = = = = = = =

Nota werkzaamheden advies bestemmingsplan /bodeminformatie

Bodeminformatie januari/februari/maart 48x

Bestemmingsplaninformatie januari/februari/maart 7x

Bodem/Bestemming januari/februari/maart 77x 5.225,00

---------

Totaal 5.225,00."

4. Geschilomschrijving

Tussen partijen is in geschil of de onderhavige aanslagen vernietigd dienen te worden op de grond dat aan belanghebbende een jaarabonnement dient te worden verleend als bedoeld in onderdeel 13, slot, van paragraaf 17 van de Tabel.

5. Standpunten van partijen en het onderzoek ter zitting

Voor de standpunten van partijen en het onderzoek ter zitting verwijst het Hof naar de gedingstukken, waaronder het met deze uitspraak aan partijen toegezonden proces-verbaal van de zitting van 9 juni 2006.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. Met betrekking tot het onder I bedoelde beroep

6.1.1. Ingevolge artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. De raad van de gemeente Zaanstad heeft op grond van deze bepaling de Verordening en de Tabel vastgesteld.

6.1.2. In onderdeel 13 van paragraaf 17 van de Tabel is bepaald dat voor het schriftelijk dan wel digitaal beantwoorden van vragen over de bestemming of gebruik van een object, over de gesteldheid van de bodem, over het voorkomen op een monumentenlijst, over geldende aanschrijvingen, over aanwezige (milieu-)vergunningen of andere objectgebonden zaken € 50 is verschuldigd. Voor beroepsbeoefenaars, zoals makelaars en taxateurs, bestaat de mogelijkheid hiervoor een jaarabonnement af te sluiten tegen een tarief van € 6.500. Het Hof begrijpt het stelsel van deze bepaling aldus dat ter zake van de beantwoording van afzonderlijke vragen geen recht is verschuldigd indien deze vragen worden gesteld door een abonnementhouder.

6.1.3. Belanghebbende stelt dat de aanslagen ten onrechte aan haar zijn opgelegd, omdat zij in aanmerking dient te komen voor een abonnement. Zij heeft een verzoek tot verlening van een abonnement gedaan voor het jaar 2003, welk verzoek door het college van B en W van de gemeente Zaanstad is afgewezen. Indien en voorzover belanghebbende bedoelt te stellen dat de onderhavige uitspraken mede zien op een afwijzing in voormelde zin, maar dan voor het jaar 2004, overweegt het Hof als volgt.

Belanghebbende heeft tegen de afwijzing van het hiervoor bedoelde verzoek het onder 1.5 aangehaalde beroep met kenmerk 03/03963 ingesteld bij het Hof. De Zestiende Enkelvoudige Belastingkamer heeft beslist dat het Hof onbevoegd is van dit geschil kennis te nemen. Voor het jaar 2004 ziet het Hof geen reden daar anders over te oordelen. De beslissing van het college van B en W op de aanvraag voor een abonnement op objectinformatie is immers niet een op grond van de belastingwet genomen besluit. De omstandigheid dat in de legesverordening van de gemeente Zaanstad een tarief is opgenomen voor wél afgesloten abonnementen doet hieraan niet af. Hetgeen partijen hebben aangevoerd omtrent enig desbetreffend verzoek, waaronder de vraag of belanghebbende al dan niet valt onder de beroepsbeoefenaars als bedoeld in onderdeel 13 van paragraaf 17 van de Tabel en de vraag of verweerder ter zake heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, staat derhalve niet ter beoordeling van de belastingrechter. Het Hof merkt daarbij nog op dat overigens van een verzoek om toekenning van een abonnement voor het jaar 2004 niet is gebleken. Van een (stilzwijgende aanvraag tot) verlenging van een eerder abonnement kan geen sprake zijn nu een aanvraag voor het jaar 2003 door het college van B en W was afgewezen.

6.1.4. Belanghebbende heeft gesteld dat de tarieven van de leges voor de in onderdeel 13 van paragraaf 17 van de Tabel bedoelde diensten hoger zijn dan de kostprijs. Belanghebbende beroept zich in dit verband op het bepaalde in artikel 229b van de Gemeentewet, ingevolge welke bepaling de tarieven bij verordeningen als de onderhavige zodanig dienen te worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. De Hoge Raad heeft onder meer in zijn arrest van 4 februari 2005, BNB 2005/112, hierover als volgt geoordeeld:

“3.4. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (...) volgt ondubbelzinnig dat de wetgever heeft bedoeld dat de in evenvermeld artikellid neergelegde toets wordt toegepast op (...) het 'totaal van de geraamde baten van de rechten die in een verordening zijn geregeld, en het totaal van de geraamde lasten die de werkzaamheden meebrengen waarvoor deze rechten geheven worden'. Daarbij gaat het (...) `derhalve niet om het kostendekkingspercentage per dienst of groep van diensten, maar om de kostendekking van alle in de verordening opgenomen diensten', waaraan de memorie van toelichting toevoegt dat indien `door een gemeente verschillende rechten worden gecombineerd in een verordening', zoals te dezen het geval is, beoordeeld moet worden `of de kostendekking van de gehele verordening niet boven de 100% uitgaat'”.

Gelet op dit oordeel van de Hoge Raad kan de eventuele juistheid van belanghebbendes stelling haar niet baten, zodat het Hof voorbijgaat aan hetgeen zij daaromtrent heeft aangevoerd. Overigens is niet gesteld of gebleken dat de geraamde opbrengst van de leges die op grond van de verordening worden geheven, uitgaat boven de geraamde lasten daarvan.

6.1.5. Nu tussen partijen overigens niet in geschil is dat de onderhavige rechten zijn geheven ter zake van het schriftelijk dan wel digitaal beantwoorden van de door belanghebbende gestelde vragen als bedoeld in onderdeel 13 van paragraaf 17 van de Tabel, zijn die rechten, mede gelet op het feit dat belanghebbende niet beschikt over een abonnement als bedoeld in de tweede volzin van genoemd onderdeel 13, geheven in overeenstemming met deze bepaling, althans niet te hoog vastgesteld.

6.1.6. Voorzover belanghebbende, met haar stelling dat zij naar aanleiding van haar aanvraag van 26 februari 2003 voor een abonnement voor het jaar 2003 een legesnota voor het abonnementstarief heeft ontvangen en betaald, bedoelt een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel faalt dit beroep. Met de afwijzing van de aanvraag door het college van B en W van 21 maart 2003 is immers iedere grond voor een thans in rechte te beschermen vertrouwen komen te ontvallen.

Belanghebbende heeft verder nog aangevoerd dat “particulieren niet behoeven te betalen” voor objectinformatie. Deze stelling heeft zij niet nader gesubstantieerd. Verweerder heeft daar, verder onweersproken, tegenover gesteld dat bij het verstrekken van objectinformatie verschil wordt gemaakt tussen informatie die aan de balie wordt verstrekt en informatie die schriftelijk wordt gegeven. Voor eerstgenoemde informatie wordt geen betaling van leges verlangd, voor laatstgenoemde informatie wel, ook als het gaat om particulieren. Het een en ander in aanmerking genomen, faalt het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel.

6.1.7. Het vorenoverwogene voert tot de conclusie dat het in de aanhef van deze uitspraak onder I bedoelde beroep ongegrond is. Het Hof voegt hieraan nog toe dat de aan partijen gezonden uitnodigingen aanwezig te zijn bij het onderzoek ter zitting van 9 juni 2006 mede het kenmerk 03/03963 vermeldden. Nu tegen de uitspraak, gedagtekend 8 december 2004, op het onder dit kenmerk ingeschreven beroep geen rechtsmiddel is aangewend en die uitspraak dus zes weken na 8 december 2004 onherroepelijk is komen vast te staan, kon het onderzoek ter zitting geen betrekking hebben op dat beroep, zodat dit kenmerk ten onrechte was vermeld.

6.2. Met betrekking tot het onder II bedoelde beroep

Belanghebbende heeft tegen de onder 1.5 vermelde uitspraak van het college van B en W, gedagtekend 8 september 2003, beroep ingesteld bij zowel de algemene bestuursrechter (de rechtbank te Haarlem) als de belastingrechter (het Hof). Het Hof heeft zich op het bij hem ingestelde beroep bij de eveneens onder 1.5 vermelde uitspraak van 8 december 2004 onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen. Aangezien tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel is aangewend, is deze onherroepelijk komen vast te staan. Hieruit vloeit voort dat het door de Raad van State alsnog naar het Hof doorgezonden beroep van belanghebbende bij de rechtbank te Haarlem, dat was gericht tegen dezelfde uitspraak van het college van B en W, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het in de aanhef onder I bedoelde beroep ongegrond; en

- verklaart het in de aanhef onder II bedoelde beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld op1 juni 2007 door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, P.M.F. van Loon, lid, en J.P. Kruimel, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in

geanonimiseerde vorm.

Cassatie

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten